“Zijn wij computergelovigen?” door Manuel Nepveu
Laatst was ik aan het bladeren in ‘Oordeel en Plan’, het bekende boek van Euwe over de strategie van het schaakspel. Ik vroeg me af in hoeverre beweringen die daarin door de grootmeester werden gedaan door Fritz werden overgenomen, ‘door de computer’ zeg maar. Voor mij ligt de derde druk, uitgekomen in 1973. Lees de hele column in PDF.
Deze en andere columnisten van SV Promotie, schreven samen meer dan 1000 columns. U leest ze op onze site.
Leuk stukje! De mens werkt (denkt) heel anders dan een computer. En natuurlijk zijn er de emoties, persoonlijke voorkeuren en specifieke ervaringen. Schaken wordt pas echt leuk als de mens geen verlengstuk is van de computer. Dat bleek gisteren wel in de 6e partij om het WK! Strijd en drama ipv foutloos spel, dat is menselijk.
Even gecheckt: SF14 zegt dat wit iets beter staat. In de praktijk scoort wit ook een plusscore. Ik vraag me ook af of het uberhaupt een oordeel van Euwe was: veel van zijn boeken werden eigenijk door anderen geschreven, meen ik?
“12.Le3 o-o met gelijke kansen” (Euwe-deeltje No.5 vierde, bijgewerkte druk van 1953 en vijfde, bijgewerkte druk van 1963)
Er is tegenwoordig ook een substantieel verschil tussen de oude(re) schaakprogramma’s die in “eenheden van een pion” rekenen en programma’s waarin kunstmatige intelligentie wordt toegepast (zoals Alpha Zero en in de nieuwste versies van Stockfish het geval is).
Ik meen ooit gelezen te hebben dat Euwe zelf zijn Oordeel en Plan zijn beste boek vond. Ik kan me daarom niet goed voorstellen dat hij dit boek door een “hulpje” heeft laten schrijven. Dat hij zeer actieve hulpen had bij zijn openingsboeken is volgens mij bekend (bijvoorbeeld IM Haje Kramer?).
Ik dacht dat Carel van den Berg veel bijdroeg aan die 12 openingsdeeltjes van Euwe. Kramer wordt naast Euwe wel expliciet vermeld bij de 12 middenspeldeeltjes. Ik heb veel aan Oordeel en Plan gehad en denk ook dat dat wel voornamelijk van Euwe kwam.
In oktober 1922 kwam Grünfeld tegen Kostic voor het eerst met zijn Grünfeld Indisch en een maand later in Wenen speelde hij het tegen Aljechin en won ook die partij. Maar het was niet de eerste keer dat dit gespeeld werd, daarvoor moeten we verder terug. Die partij tegen Aljechin was ook interessant.
www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1012148
Voor de kinderschoenen van het Grünfeld-Indisch zie de reacties op de eerste aflevering van ‘Begrijp wat u doet: Het Grünfeld-Indisch 1’.
chesshistory.com/winter/extra/ghostwriting.html
In de derde druk van Oordeel en Plan is het voorwoord van de schrijver, Euwe, vervangen door een ander voorwoord van de uitgever.
In het oorspronkelijke voorwoord van Euwe zelf legt hij uit hoe het boek tot stand is gekomen. Het is begonnen als een serie artikelen die Euwe schreef op verzoek van J. du Mont voor de Britisch Chess Magazine. Hierbij noemt hij Du Mont hoofdredacteur, en bedankt hij hem voor het “grondidee, verdere aanwijzingen, en de vertaling”.
Toch lijkt mij dit boek het werk van Euwe zelf, vooral ook vanwege de typerende schrijfstijl. De frase dat “de theorie vindt dat …” gebruikte hij veelvuldig, ook in andere boeken. De wetenschapper Euwe was zich er uiteraard van bewust dat “theorie” niets anders is dan de algemeen heersende opvatting op één bepaald moment in de tijd en derhalve aan verandering onderhevig is.
Dat betekent dus dat in het jaar 1952 de algemene opvatting onder topschakers was dat de betreffende stelling iets beter was voor zwart. En Euwe was het daarmee in 1952 eens, vandaar dat hij het woord “terecht” heeft toegevoegd. In andere gevallen was Euwe het soms niet eens met de “theorie” en dan werd dat ook vermeld.
Het enige dat misschien een beetje verwijtbaar is, is dat men die “theorie” uit 1952 niet bij de volgende drukken opnieuw heeft getoetst. Het boek Oordeel en Plan is vaak heruitgegeven, maar volgens mij zijn het allemaal letterlijke kopieën van het origineel.
Om een of andere reden heb ik drie verschillende drukken van Oordeel en Plan in mijn boekenkast. De eerste druk uit 1952 door uitgever Van Goor valt bijna uit ekaar en heeft 212 bladzijden. De tweede druk uit 1961 ook door Van Goor bevat 164 bladzijden. De negende druk door Tirion Sport bevat eveneens 164 bladzijden.
De inhoud van deze drie uitgaven is identiek, met uitzondering van het voorwoord. Bij de tweede druk heeft Van Goor het hele boek opnieuw gezet met een iets kleiner en scherper lettertype en nieuwe diagrammen. Dit is de beste uitgave.
Ik vermoed dat Tirion de rechten op het boek in 1974 heeft overgenomen. De negende druk uit 1991 is nog steeds een soort fotokopie van de tweede druk en daardoor minder scherp.
Oordeel en Plan heb ik altijd een prachtig boek gevonden. De bestudering ervan heeft mijn liefde voor het schaakspel doen groeien. Dat is een kwestie van smaak. Erik van den Doel daarentegen vertelde mij eens desgevraagd dat hij het een slecht boek vond dat zijn ontwikkeling als schaker heeft geremd.
Boeiend geremd worden door Euwe zoveel jaar na dato! Heeft van den Doel ook nog aangegeven welke boeken zijn ontwikkeling wel hebben bevorderd?
Als ik me goed herinner, noemde Erik twee boeken die hij goed vond. Move First Think Later (Hendriks) en Secrets of Practical Chess (Nunn).
Diep op zolder verborgen moeten nog vele boeken van Euwe liggen. Als beginnend schaker had ik veel aan de ‘Meester tegen amateur – Amateur wordt meester – Meester tegen meester’ serie. In een ander boek, weet zo snel niet welk, behandelde Euwe openingen. Dat heeft de rest van mijn schaakleven bepaald… Euwe toonde de O’Kelly variant van de Siciliaan (2 ….. a6) en legde uit dat hier het ‘normale’ 3. d4 niet goed was voor wit. 30 jaar verder speel ik nog steeds de O’Kelly omdat men tot 2000+ niveau aan toe zeer dikwijls d4 blijft spelen….
De computeranalyses neem ik niet al te serieus. Als je een partij na afloop op een schaakserver laat analyseren, zie je maar al te vaak dat een zet zogenaamd fout was, terwijl je nog in overbekende theorie zat…
Wel eens Tal achter een beeldscherm gezien? Gelukkig kan schaken nog zonder computer.
Bij de derde druk van Oordeel en Plan, nog steeds uitgegeven door van Goor, legt Euwe uit waarom hij de titel veranderd heeft in ‘De strategie van het schaakspel’. Overigens heeft de uitgever ook de titel ‘Oordeel en Plan’ nog meegenomen en is ‘De strategie van het schaakspel’ meer een ondertitel geworden.
Op blz. 11 van het boek uit 1979 over het Grünfeld-Indisch door Van der Tak en Sosonko staat een diagram van alleen de pionnen na cxd4 en verder geen ander materiaal. De tekst daaronder luidt:
“Dit eindspel biedt zwart goede winstkansen gezien zijn meerderheid op de damevleugel, waaruit de verste vrijpion kan ontstaan. De ‘latente dreiging’ dat dit eindspel kan ontstaan, dwingt wit de zaken zo scherp mogelijk te blijven aanpakken.” De menselijke schaker zal deze factor persoonlijk moeten afwegen.
Op blz. 53 krijgt 13.d5 een uitroepteken, je kunt tegenwoordig heel wat partijen met deze en andere zetten terugvinden.