Yuri Averbakh wordt 100 jaar!
Vandaag wordt Yuri Averbakh 100 jaar. Daarmee is hij de oudste nog levende grootmeester ter wereld. Vandaar dat dit artikel een hommage is aan de Rus met een grote staat van dienst.
Yuri Lvovich Averbakh (In het Russisch geschreven Ю́рий Льво́вич Аверба́х) werd geboren in Kaluga op 8 februari 1922. Nadat hij in 1943 internationaal meester was geworden, duurde het tot 1952 totdat hij tot grootmeester werd benoemd. Veel later, toen hij als speler minder actief meer was, werd hij voorzitter van de Russische schaakbond (1973 – 1978).
In 1954 won hij het USSR kampioenschap vóór spelers als Mark Taimanov, Viktor Korchnoi, Tigran Petrosian, Efim Geller en Salo Flohr. In het kampioenschap van 1956 werd hij gedeeld eerste met Taimanov en Boris Spassky in het hoofdtoernooi, en eindigde als tweede na de play-offs.
Pikant detail was dat later Averbakh’s dochter, Jane, zou trouwen met Mark Taimanov, een van zijn vroegere rivalen.
Bij het naspelen van zijn partijen valt op dat hij moeilijk te verslaan was, gezien zijn solide stijl. Zelf zei hij daarvan dat één van de beste aanvalsspelers ter wereld (waar onlangs een boek van uitgekomen is), Nezhmetdinov, tegen hem geen poot aan de grond kreeg. Iemand als Tal, die ongeveer dezelfde aanvalsstijl als Nezhmetdinov had, ging meermalen de boot in. Maar Averbakh ging er prat op dat hij een enorme plusscore tegen Neshmetdinov had.
Averbakhs naam zal eeuwig verbonden blijven aan het systeem dat hij heeft ontwikkeld tegen het Konings-Indisch. Na 1.d4 Nf6 2.c4 g6 3.Nc3 Bg7 4.e4 d6 5.Be2 0-0 speelde hij 6.Bg5 dat sindsdien bekend staat als het Averbakh-systeem (zie diagram).
In dezelfde opening kwam hij met wel eens met 5.Be2 0-0 6.Be3 tevoorschijn dat het Semi-Averbakhsysteem wordt genoemd (zie diagram).
Geen makkelijk systeem om te behandelen voor zwartspelers.
Ik denk dat Averbakh vooral bekend staat om de vele boeken die hij geschreven heeft, met name over het eindspel. Zelf heb ik als jonge speler geprobeerd mij te bekwamen in het eindspel en kreeg ik van mijn vader (die ook een schaker was) het eindspelboekje “Wat iedere schaker van het eindspel moet weten” (zie afbeelding links). Dit was uitgebracht in 1963 en vanuit het Russisch in het Nederlands vertaald. Later kocht ik zelf de twee delen “Lehrbuch der Schachendspiele” Band 1 en 2. Daar heb ik veel uit gestudeerd hoewel ik vond dat het “taaie kost” was. Inmiddels ben ik bezig zelf een boek over het eindspel uit te brengen dat in het najaar bij New in Chess zal verschijnen. De naam Averbakh duikt daar absoluut in op!
In de lijn hiervan bleek dat Averbakh, naast een eindspelkenner, ook een geweldig talent had voor het componeren van eindspelstudies. Hij heeft zeker 100 studies op zijn naam staan (meer dan zijn huidige leeftijd 😊) hoewel ze niet allemaal correct blijken te zijn. Tegenwoordig kan dat met de computer redelijk snel getoetst worden. In de beroemde eindspelstudiedatabase van Harold van der Heijden (zie zijn website) heb ik me door al zijn studies heen geworsteld en inderdaad kwam ik daar diverse malen de opmerking “cook” tegen, hetgeen zoiets betekent als: incorrect/nevenoplossing mogelijk.
Toch leg ik de bezoeker van Schaaksite graag een tiental door mij geselecteerde (correcte!) studies voor om op te lossen. Soms redelijk eenvoudig, bij een aantal zult u er toch een bord bij moeten pakken om te zien of u de enige winstweg kunt ontdekken. Een goede training om de bovenkamer eens flink aan het werk te zetten! Het is overal wit speelt en wint of wit speelt en maakt remise, tenzij er een andere opmerking wordt gemaakt. Veel plezier bij het oplossen!
OPGAVE 1
Wit speelt en maakt remise.
OPGAVE 2
Wit speelt en wint.
OPGAVE 3
Wit speelt en wint.
OPGAVE 4
Zwart speelt 1…Kg5. Hoe gaat wit het best verder?
OPGAVE 5
Zwart aan zet speelt 1…f3. Hoe antwoordt wit op zijn best?
OPGAVE 6
Wit speelt en wint.
OPGAVE 7
Wit speelt en wint.
OPGAVE 8
Wit speelt en wint.
OPGAVE 9
Wit speelt en wint.
OPGAVE 10 (Averbakh,Y & Chekhover,V)
Wit speelt en wint.
Alle studies via de viewer:
In elk geval toont Yuri Averbakh aan dat een mens tot aan zijn 100ste kan blijven schaken!
Mooi om te lezen dat grootmeester Averbach 100 jaar is geworden. Ik kwam zijn naam in de Nederlandse spelling voor het eerst tegen bij het interzonale toernooi in Bad Portoroz van 1958. Hij kwam achter Fischer net een half punt te kort om zich te plaatsen voor het kandidatentoernooi. Overigens deed Averbach wel mee in het kandidatentoernooi van Zürich in 1953. Het interzonale toernooi van Bad Portoroz werd gewonnen door Tal, die opviel door zijn flitsende overwinningen, maar tegen Averbach werd het remise. In dat verband heb ik drie databases op internet geraadpleegd en die geven wat Averbach en Tal betreft voor hun 13 klassieke partijen: 5 overwinningen voor Tal en 5 remises.
Het waren natuurlijk 8 remises tussen Tal en Averbach.
Ik heb alle eindspeldeeltjes van Averbach (eerst bij Sportverlag Berlin, later bij Batsford uitgegeven) nog in de kast staan en kijk ze nog regelmatig in. Een zeer instructieve serie boeken, hoewel er na de invoering van schaaksoftware en tablebases natuurlijk van alles op aan te merken is. En Averbach leunt niet alleen op ouder werk van anderen (wat hij ook netjes aangeeft), hij voegt ook vele eigen analyses toe.
Daarmee zijn dergelijke stellingen nog niet automatisch eindspelstudies: er is een algemeen aanvaard verschil met eindspelanalyses. Een eindspelstudie dient aan allerlei conventies te voldoen. De stelling moet bijvoorbeeld zo economisch mogelijk zijn; er moet een zeker element van verrassing in de oplossing zitten en er mag tegen het sterkste tegenspel van zwart in principe maar één weg zijn naar het beoogde resultaat. Zie bijvoorbeeld opgave 3: het is niet echt verrassend te noemen dat je de velden op de diagonaal a5-d8 onder controle moet zien te krijgen (en zonder zwart een nieuwe diagonaal, b8-h2, te geven). Of opgave 8: behalve 1.Te1 winnen Tc1 en Tg1 ook.
Al de hier gegeven stellingen zijn zeer instructief en zo waren ze ook bedoeld, maar het zijn naar mijn idee geen eindspelstudies.
Overigens is Averbach ook bekend als schaakhistoricus. Een bijzondere prestatie van hem is de oplossing van een oude studie, genoemd door de Arabische schaker as-Soeli (880-946), welke laatste claimde dat hij de enige was die de oplossing gevonden had – helaas zonder die oplossing te geven. Averbach toonde aan dat dit geen gepoch geweest hoeft te zijn (zoals voorgangers van hem dachten), maar dat winst inderdaad mogelijk was. De stelling is wit: Kb3 Dc3, zwart: Kd5 Da1. De dame was in werkelijkheid een firzan en kon volgens de toen geldende regels alleen maar één vakje diagonaal. Winst was in die tijd ook mogelijk door het laatste stuk van je tegenstander te slaan, als deze niet onmiddellijk hetzelfde kon doen. Hans Ree heeft erover geschreven in zijn boek Schitterend schaak (p. 167 e.v.).
In Duits nog steeds en in het Nederlands van vroeger was Awerbach niet alleen eindigend op -ch (wij kunnen dat uitspreken), maar ook met -w-. Averbach met -v- doet mij minder pijn dan de -w- in Botwinnik door -v- te vervangen.
Awerbachs bij Sportverlag Berlin in de jaren 50 verschenen Lehrbuch der Endspiele was toen nog in vier delen. Voor het deel Bauernendspiele (met rood leeslint) wordt I. Maiselis als auteur genoemd.
Ik wou hier al op reageren door te zeggen dat de Russische versie waarschijnlijk ook een transcriptie is van het Duits, maar na even zoeken vond ik dat de naam afgeleid zou zijn van ‘Auerbach’. Wellicht is dat dus de juiste schrijfwijze.
Naam gaat terug op Auerbach, denk aan Auerbachs Keller in Goethes Faust, daar heb ik nog een keer gedineerd.
Arnold Aurbach was deelnemer in het koningsgambiettoernooi te Abbazia/Opatia 1912.
chessgames.com/perl/chessgame?gid=1472988&comp=1
hmcdenbosch.nl/2021/08/ecce-homo-ludens-xlvi-groeten-uit-dubna/
De spelling in het Russisch van onze honderdjarige begint met AB- en van de zwartspeler in de link met AY-.
AY- gevolgd door de letter die er ongeveer uitziet als 3.
@Frits: ik ben het met je eens dat zijn eindspelen instructief zijn. Die jij noemt, stonden wel in de eindspelstudiedatabase van Harold van der Heijden en zijn dus als “eindspelstudie” opgenomen, maar wellicht heb je gelijk dat ze daar niet thuis horen.
Overigens staat in de database van Van der Heijden die ik heb, uit 2010, maar één van de bovenstaande stellingen. Ofwel Van der Heijden was er toen nog niet aan toegekomen, ofwel hanteerde hij toen nog scherpere criteria. Niets ten nadele van zijn werk; het is goed om vast te leggen wie verantwoordelijk zijn voor de gemaakte stappen in de eindspeltheorie –maar dat zijn wat mij betreft niet automatisch eindspelstudies.
Een poging tot definitie van het begrip is te vinden in De Eindspelstudie van Marwitz & De Feijter (1948), al komen zij er ook niet helemaal uit. Maar een enigszins verrassend en uniek oplossingsverloop lijken ze toch wel noodzakelijk te vinden.
Averbach 100 jaar prachtig.
Ik heb warme herinneringen aan hem. Begin jaren 90 ging ik met Rob Mol voorzitter van VHS mee naar Rusland om mee te doen aan een gesloten meestertoernooi. We speelde in Rizanj een uur of 3 van Moskou. De gepensioneerde wedstrijdleider was een aardige man en bleek niemand minder dan Yuri Averbach, de oud-wereldtopper. Op de rustdag gingen we bij een afgelegen meer zwemmen. Yuri keek over het grote meer naar de overkant een kilometer verderop en zei tegen Rob Mol en mij: “shall we swim to the other side?”. Voor ik het wist zwom hij weg met mij en Mol erachter aan. Zijn snelheid was hoog en ik kon hem maar net bijbenen. Na 100 meter keek ik achterom en zag Mol met badmuts en rood hoofd proberen mee te komen. Na 200 meter keek ik nog eens om. Ik zag de achterkant van de badmuts. “Shit Mol gaat terug”. Na erg lang zwemmen stond Yuri me aan de andere kant vriendelijk lachend op te wachten. Een zeventiger die een twintiger alle hoeken van het meer liet zien. Yuri vertelde doodleuk dat hij 3 keer per week een kilometer zwom. Tsja wat wil je dan? Richard zou natuurlijk Richard niet zijn als dit verhaal niet een mooi einde kreeg. Toen we terug zwommen bleef ik in het kielzog van Yuri. Tot de laatste 50 meter. Ik perste er een borstcrawl uit, zwom hem voorbij en klom snel op de steiger. Daar pakte ik onze handdoeken en liep snel weer terug naar het trappetje. “Hey Mr. Averbach, do I need to give you a hand? I have your towel”. Toch nog een GM verslagen dat toernooi en wat voor 1 dacht ik.
Zelf heb ik geen persoonlijke herinneringen aan Awerbach. Maar wel aan hem als auteur. Ooit heb ik mijn hele schaakbibliotheek weggegeven. Nou niet helemaal. Ik heb zijn Lehrbuch der Schachendspiele gehouden (band 1 en 2). Deze groene boekjes staan nog steeds, in mijn weer inmiddels omvangrijke schaakbibliotheek. Toen ik door het boek bladerde naar aanleiding van dit artikel, viel mijn oog op een op het eerste gezicht eenvoudig pionneneindspel. Maar daar zat toch net ietsje meer aan vast als je zou denken. Zie: Gedekte vrijpion
“1943 internationaal meester”, dat is een jaar eerder dan zijn benoeming tot Sovjet-sportmeester en zeven jaar eerder dan de instelling van de titel IM door de FIDE.
IM werd hij in 1951.
@FMRini: leuke anekdote Richard! Nooit geweten dat jij zo’n goede zwemmer was; ik zie mezelf dat nog niet doen…
Vandaag Averbach overleden.