Recensie: The How to Study Chess on Your Own Workbook – Davorin Kuljasevic Volume 1
Het aantal schaakboeken dat tegenwoordig verschijnt is bijna niet meer bij te houden. Je zou toch zeggen dat nu de wereld aan het ‘digitaliseren’ is, ouderwetse boeken op papier niet meer “in” zijn. Het tegendeel lijkt waar: het papier (dat nota bene een stuk duurder is dan iets meer dan een jaar geleden) lijkt niet aangesleept te kunnen worden. Zou het kunnen dat veel mensen die tot de “working class” behoren en op hun werk veel aan een computer moeten werken tegenwoordig, bij thuiskomst liever een ‘fysiek’ boek in handen hebben dat onder het genot van een versnapering en wellicht ook nog met een schaakbord op tafel ingekeken kan worden?
Het boek dat ik hier wil bespreken is van Davorin Kuljasevic, getiteld “The How to Study Chess on Your Own Workbook”. Het is de opvolger van zijn eerder gepubliceerde boek “How to Study Chess on Your Own”. Dat boek is al uitstekend besproken door onze medewerker Barry Braeken. Zie hier zijn recensie. Het gaat in deze recensie om een boek met voornamelijk opgaven en oefeningen. Als ondertitel vermeldt dit boek “Exercises and Training for Club Players (1800 – 2100 Elo). In zijn inleiding schrijft de auteur dat hij in dit boek een manier om aan zelfstudie aanbiedt waar veel clubschakers niet aan gewend waren. Niettemin waren er overwegend lovende kritieken die hij kreeg, al vond hij zelf dat er relatief weinig opgaven in stonden. Die omissie probeert hij met het huidige boek weg te werken. Daarbij zegt hij het niet het gebruikelijke “puzzelboek” is met onder elk diagram de bekende zin “Wit/Zwart speelt en wint”. Zoals Kuljasevic aangeeft zullen het meer vragen zijn in de trant van “Welke kleur denkt u heeft meer kans op een tactische mogelijkheid?” of “Op welke vleugel denkt u dat wit/zwart zal moeten spelen?”. De auteur hanteert een schema in drie grote blokken getiteld “Tactiek”, “Middenspel” en “Eindspel”. Als onderdeel van de 40 opgaven die hij per blok heeft samengesteld hoort ook een ‘blindsessie’ om het visualiseren te oefenen. Het schema ziet er dan zo uit:
Training module / training method | Tactics 40 exercises | Middlegame 40 exercises | Endgame 40 exercises |
Blindfold Chess | Visualization Bootcamp | ||
Find the best move | 30 Find-a-hidden-tactic exercises | 30 Find-mini-plan exercises | |
Analysis | 10 Tactical analysis exercises | 20 Practical endgames | |
Simulation | 10 Positional play / strategy model games | 10 Model endgames | |
Playing Out | 10 Endgame training positions |
Het ziet er misschien wat ingewikkelder uit dan het in werkelijkheid is. Het is misschien vermeldenswaardig dat de auteur meldt dat hij voor zijn ‘blindoefeningen’ gebruik heeft gemaakt van vier bronnen, waaronder de Stappenmethode van Cor van Wijgerden (en Rob Brunia).
Het boek is ingedeeld in vijf hoofdstukken met de volgende subtitel:
Hoofdstuk 1 Hoe moet dit boek gebruikt worden
Vind een verborgen tactisch motief
Vind een mini-plan
Analyses
Simulatie
Eindspel trainingsstellingen
Hoofdstuk 2 Visualisatie ‘Bootcamp’
Opgaven
Oplossingen
Hoofdstuk 3 Tactiek training
Tactiek training Set 1-5
Oplossingen
Hoofdstuk 4 Middenspel training
Middenspeltraining Set 1
Middenspeltraining Set 2
Middenspeltraining Set 3
Middenspeltraining Set 4
Middenspeltraining Set 5
Hoofdstuk 5 Eindspel training
Eindspel training Set 1
Eindspel training Set 2
Eindspel training Set 3
Eindspel training Set 4
Eindspel training Set 5
Oplossingen
Als ik het boek doorblader ben ik – als geïnteresseerde in strategie – heel benieuwd wat de schrijver voor mij in petto heeft. Dan stuit ik op een set met opgaven die in het boek als volgt wordt aangeboden:
Middlegame Training Set 2
‘Iron Tigran has a cunning plan’
Hé, dat is leuk, één van de spelers die altijd mijn interesse had, Tigran Petrosian, gaat ons één van zijn kunstjes laten zien. Dan luidt bij de volgende diagramstelling de opdracht:
“Exercise 9 – Find a mini-plan”
Dat “mini-plan” ken ik uit de Stappenmethode (klein plan) maar Kuljasevic kent er een wat andere betekenis aan toe. Hij laat de naspelende lezer zelf nadenken over de volgende zet, die net onder een grijs balkje in het boek is gezet. Je moet dus een kartonnetje telkens naar beneden schuiven om niet meteen het antwoord te zien. Dat doe ik braaf, kijk dan wat de beoogde oplossing is, zie dan de zet staan en vervolgens een uitgebreide uitleg. Zonder meer leerzaam en ik krijg ook nog punten voor als ik de juiste voortzetting weet te vinden. Zo werk ik mij door de partij heen tot ik aan het eind ben, maar wat schetst mijn verbazing: het is helemaal geen partij van Petrosian, maar het gaat hier om Spassky-Penrose, Palma de Mallorca 1969. Als ik dan verder blader kom ik eerst een partij van Carlsen tegen en nog wat ander materiaal waarvan ik de bron niet kan herleiden. Pas enkele pagina’s verder word ik eindelijk beloond met de partij Ivars-Petrosian, Leningrad 1946. Ik neem van het eerste gedeelte even wat commentaar over van de auteur, vertaald in het Nederlands:
Smilga, Ivars – Petrosian, Tigran V
1. e4 c6 2. d4 d5 3. exd5 cxd5 4. Ld3 Pf6 5. Lf4 Pc6 6. c3 Lg4 7. Pf3 a6 8. Pbd2 e6 9. O-O Ld6 10. Lg3 O-O 11. De1
De structuur die we op het bord hebben is typerend voor de Ruilvariant van de Caro-Kann. Sommigen noemen het een omgekeerde Carlsbad-structuur. In het ontstane middenspel probeert wit meestal de controle over het e5-veld over te nemen en een koningsaanval uit te voeren. Zoals de jonge Petrosian in deze partij liet zien, heeft zwart effectieve manieren om hiermee om te gaan en zelf het initiatief te nemen. Kun jij jezelf in zijn schoenen plaatsen en zijn volgende zetten raden?
11…Pe7
(2 punten) De belangrijkste prioriteit van Zwart in dit stadium is het ruilen van de sterke loper op d3, en Petrosian bereidt 11…Lf5 voor met deze zet. Het was ook mogelijk om het meteen te doen met 11…Lf5 (2 punten), hoewel de structuurverzwakking na 12.Lxf5 exf5 misschien niet ieders smaak is. Positief is dat zwart toegang krijgt tot het e-bestand en zijn controle over het e4-veld versterkt, wat wit zou dwingen zijn hoop op een koningsaanval helemaal op te geven. Je krijgt ook 2 punten voor 11…Lxg3 12.hxg3, maar alleen als je van plan was het op te volgen met 12…Lf5. Geef jezelf anders 1 punt. 11… Lh5 (1 punt) is een ander typisch idee, ter voorbereiding op het wisselen van de lopers op g6. Het is echter relatief traag in vergelijking met de alternatieven, waardoor wit het initiatief kan nemen met 12.Lxd6 Dxd6 13.Pe4 Lg6 14.Lxg6 hxg6 15.f4.
12. Pe5
Dit is een kleine strategische fout. Wit had beter eerst de zwartveldige lopers kunnen ruilen met 12.Lxd6 Dxd6, en dan pas voor 13.Pe5 gaan. Zwart kon de balans bewaren met het simpele over 13…Lf5.
12…Lf5
1 punt. Deze zet sluit het beste aan bij onze vorige zet.
13. f4
Deze agressieve zet is echter een meer consequente strategische fout, aangezien wit het e4-veld onherstelbaar verzwakt. In de volgende fase van het spel laat Petrosian zien hoe je hiervan kunt profiteren. 13.De2 zou een betere manier zijn geweest om door te gaan.
13…Lxd3
1 punt. De eenvoudigste oplossing, hoewel er verschillende veelbelovende alternatieven waren, zoals 13…b5 (1 punt) en 13…Db6 (1 punt).
Dit gaat nog een paar pagina’s verder in het boek en de naspelende lezer kan in totaal 40 punten behalen met deze leerzame partij, waarvan ik hier voor de volledigheid nog even alle zetten geef.
14. Pxd3 Pf5 15. Lf2 Le7 16. Pe5 Te8 17. g4 Pd6 18. Le3 Pfe4 19. Tf3 f6 20. Pd3 Lf8 21. Dh4 f5 22. g5 g6 23. Pe5 Dc7 24. De1 b5 25. h4 Pf7 26. Kg2 Pxe5 27. dxe5 a5 28. De2 b4 29. Ld4 Tec8 30. h5 a4 31. Pxe4 dxe4 32. Th3 a3 33. hxg6 hxg6 34. Tc1 axb2 35. Dxb2 Dc4 36. Tc2 Ta3 37. Te3 Txa2 38. Dxa2 b3 39. Db2 bxc2 40. Dxc2 Dxd4 41. Db3 Dd5 42. Db2 Lc5 43. Th3 e3+ 44. Kf1 Dd1+ 45. Kg2 e2 46. Db7 Df1+ 0-1
Op deze manier probeert Kuljasevic bij de les te houden en een actieve leerhouding aan te nemen. Dat houdt hij vrij consequent vast in het hele boek zodat de schaakstudent echt aan het werk moet om een betere schaker te worden.
Ik geef nog een voorbeeld in de sectie met tactiek en ik neem een voorbeeld dat valt in de categorie:
Tactics Training Set 1
‘Appetizers’
Please find a ‘hidden tactic’ in the following three-move sequence:
23…Db8 24. Lg5 f6 25. Lh6 Tc8 26. Txc8+
Het fragment komt uit een partij Anand-Carlsen, Linares 2007 waarbij in de analyse in de Megadatabase van Chessbase wordt aangegeven dat wit met 24.Lg5 een sterke zet speelt met als commentaar: “Exploiting the fact that f6 is impossible”. De variant wordt verder niet gegeven en juist die mag de lezer in het boek proberen boven water te tillen. Ik heb de gehele partij weergegeven in de viewer, met de analyse van Anand.
Het gaat te ver om van andere onderdelen ook voorbeelden te laten zien.
Conclusie
Na het eerste boek, waarin de lezer al direct uitgedaagd wordt om zijn/haar training eens veel meer gestructureerd aan te pakken. Ondanks het feit dat het boek goed ontvangen werd, vond de auteur persoonlijk dat er veel meer oefenmateriaal moest komen. Dat heeft hij in dit boek meer dan goed gemaakt. Hij heeft een uitgebreid eerste hoofdstuk nodig om uit te leggen hoe zijn materiaal eruit ziet, hoe de schaker het best zijn oefeningen kan aanpakken en met welke intensiteit een en ander gedaan zou kunnen worden. Omdat ik zelf als trainer zeer gecharmeerd ben van het afwisselend aanbieden van leerstof én oefenstof, heeft dit boek mij aangenaam verrast.
Davorin Kuljasevic laat zien dat hij niet alleen een kundig didacticus is, hij heeft zich ook uitstekend georiënteerd op de diverse werkvormen en spelvormen er voor handen zijn. Het daarom leuk om te zien dat hij de nodige inspiratie heeft gehaald uit de Stappenmethode, die met pedagoog/psycholoog Rob Brunia en didacticus/internationaal meester Cor van Wijgerden zich vooral op dit gebied hebben onderscheiden van veel ‘schaakmethoden’ die er internationaal gezien bestaan.
Zo herken ik een aantal blindoefeningen die hij biedt uit bovengenoemde Stappenmethode en geeft hij er soms ook zijn eigen draai aan.
De auteur heeft een groot aantal sets met opgaven samengesteld die hij voorziet van kleine, prikkelende naampjes. Maar juist daar overspeelt hij een paar keer in mijn ogen zijn hand. Want als ik (zoals hierboven al aangegeven) de subtitel ‘Iron Tigran has a cunning plan’ zie staan, verwacht ik daar toch meteen iets van Petrosian. Dit gebeurt helaas ook bij sommige andere subkopjes.
Naast de verrassende, soms heel verfrissende tactiek heeft hij op het gebied van de strategie en eindspel ook mooi materiaal samengesteld. Veel voorbeelden komen uit het moderne schaak. Dan is het wat mij niet zo erg als we soms wat overbekende voorbeelden tegenkomen die we kunnen scharen onder de ‘klassiekers’ uit de schaakhistorie.
De schaaktechnische fragmenten via de viewer:
Boek: The How to Study Chess on Your Own Workbook
Auteurs: Davorin Kuljasevic
Uitgeverij: New in Chess
ISBN-nummer: 978-94-93267-55-9
Pagina’s: 220
Gepubliceerd: 2022
Voorproefje: teaser
Link naar onze recensenten.