liefdes schaak- gedicht
Tweeëndertig stukken
Op het schaakbord staan ze klaar
Klaar om uit te rukken
Want de vijand …die is dáár
Paarden, lopers en pionnen
Bevolken eerst het strijdtoneel
En nadat men dan is begonnen
Nemen tevens torens deel
Ook de koningin gaat vechten
’t Slagveld is met bloed doordrenkt
Kan zij het geschil beslechten?
Als daar de victorie wenkt?
Als pion is hij je dienaar
Ja, een page jou nabij
Behoedt je dus voor elk gevaar
Heus een hachelijk karwei
De koning, die blijft teruggetrokken
Ver weg van het strijdgewoel
Want van vechten komen brokken
Dus laat hij de boel de boel
De pion maakt kleine stappen
In vijandelijk gebied
Wil niet dat ze hem betrappen
Want veel wapens heeft hij niet
Na een lange bange tocht
Mag hij eindelijk promoveren
“Wat men ook weer worden” mocht?
Staat-ie dan te prakkiseren
Toren, loper, koningin?
Pion? Nee, dat is hij al
Hoe gaat hij de strijd nu in?
Hoe creëert hij overtal?
Wel een paard gaat het dus worden
Briesend het gevecht weer in
Galopperend naar de horden
Rond zijn eigen koningin
Want tot paard gepromoveerd
Wordt hij werkelijk te benijden
Vraagt hij jou, zijn koningin
Of je hem dan wilt berijden