Uit de oude doos: Sammi Fajarowicz en zijn gambiet
KAISSIBER
Voor mij (Frans HvP) staat ‘Schaakbulletin’ van Wim Andriessen en sinds 1984 vervolgt als ‘New in Chess Magazine’ bovenaan mijn lijstje favoriete schaaktijdschriften. Maar mijn absolute nummer twee is nauwelijks bekend bij jongere generaties, namelijk het Duitse tijdschrift ‘Kaissiber’, waarvan helaas slechts 37 nummers verschenen, omdat hoofdredacteur Stefan Bücker het door gezondheidsproblemen niet meer bolwerkte er verder mee te gaan.
Ik werd destijds op Kaissiber geattendeerd door twee topspelers van DD, de broers Maurits en Michiel Wind, die er beiden zeer deskundige stukken voor schreven over ravissante openingen, als bijvoorbeeld het Halloween Gambiet – waar ik dol op was. En bovendien werkte Bent Larsen er aan mee en vond Tim Krabbé elk nieuw nummer weer applaus waard.
Hoe kom ik erop vandaag?
Zaterdag speelde ik tegen Arno van der Lubben van Botwinnik Zoetermeer (met Rijswijk) na zo’n 15 jaar met Zwart weer eens het zogenoemde Fajarowicz Gambiet (een speciale versie van de Boedapester) en zondag wilde ik wel eens weten wie die Fajarowicz nou eigenlijk was.
WikipediA verwees me onder meer naar nummer 16 van Kaissiber, met artikelen over Sammi Fajarowicz (1908 – 1940), een succesvolle en talentrijke speler uit Leipzig, van Oekraiense afkomst die vroeg overleed door tuberculose en in de laatste periode van zijn leven door de Nazi’s werd beperkt door het uitsluitend mogen deelnemen aan ’toernooien voor Joden’.
Tot mijn genoegen heb ik in mijn schaakkast vier gebonden delen (nog steeds verkrijgbaar) met de nummers 1 t/m 32 van Kaissiber. Dus ik had het nummer met verhalen over Sammi Fajarowicz in huis. Mooi.
(Overigens bood ik na 12 zetten – in een ietsje mindere stelling – remise aan tegen Arno, wat hij accepteerde met nog slechts 18 minuten op de klok, terwijl ik er nog 70 over had 🙂
Zie voor de website van Kaissiber:
Kaissiber (www.kaissiber.de)
Ik speel (online) de Fajarowicz zonder uitzondering. Duizenden keren gespeeld, maar ik had ook geen idee wie de beste man was…
Ik vind het op mijn (1800-1900) niveau een prima speelbare variant. Waarschijnlijk ook al doordat wit hier doorgaans meteen op onbekend terrein zit (je zou ze de kost moeten geven die bij snelschaak schijnbaar achteloos denken ‘Weg met dat paard!’ en 4. f3?? spelen……..)
Echt leuk wordt het als je met zwart kans krijgt op de Bonsdorff-variant (Schnepper gambiet).
4. Pf3 b6 5. Dd5 Lb7 6. Dxb7 Pc6
Als zwartspeler ken je dit als je eigen broekzak, in snelschaak lukt het wit echt niet alles te doorgronden (althans bij minus 2000 rating). Ook als wit het gambiet weigert blijft het goed speelbaar, is mijn ervaring.
Zie de discussie tussen mij en Henk Smout: www.schaaksite.nl/2023/02/25/krantenrubrieken-weekend-18-februari-2023/.
Beste Frits,
Ik heb jullie discussie met interesse gelezen, en toen ook zelf maar eens mijn computer erop losgelaten.
Wit behaalt groot voordeel met 1.d4 Pf6 2.c4 e5 3.dxe5 Pe4 4.Pf3 b6 5.Dd5 Lb7 6.Dxb7 Pc6 7.Pd4 Lb4+ 8.Pc3 0-0 9.Ld2 Pxf2 10.Pxc6 dxc6 11.Dxc6 Pxh1 12.g3 Pf2 13.Df3 Lc5 14.Pa4 Ld4 15.e3. Er is dus volgens mij wel degelijk een objectieve winst, al is de stelling voor een mens wellicht nog steeds lastig.
Het was indertijd meer een discussie dan een complete analyse. Het blijft allemaal buitengewoon ingewikkeld. Zie ook het filmcitaat waarmee ik indertijd eindigde…
a) In plaats van 12… Pf2 kan zwart ook 12… Dd4 proberen. Bijvoorbeeld 13.e3 Dxe5 14.Dxh1 Lxc3 15.Lxc3 Dxe3+ 16.Le2 en wit staat beter, maar is dit gewonnen?
b) In plaats van 10. Pxc6 is volgens mij analyses van vier jaar geleden 10.Kxf2 veel duidelijker: 10… Dh4+ 11.g3 Dxd4+ 12.Le3 Dxc4 13.Lg2 en zwart heeft onvoldoende (geen?) compensatie voor het stuk.
c) Maar zwart heeft ook sterker: 9… Pxd2 10. Pxc6 dxc6 en ik heb de machine tot rokens toe naar wit voordeel laten zoeken, maar zonder resultaat, bijv. 11.0-0-0 Lxc3 12.bxc3 De7 en zwart heeft altijd wel ergens eeuwig schaak, of 11.Td1 Dg5 12.Txd2 Tad8 13.e3 Df5 14.Le2 Lxc3 15 bxc3 Db1+ 16.Td1 Txd1+ 17.Lxd1 Dd3 en het lukt wit niet te ontwikkelen zonder materiaal terug te geven. Ik zal je de pagina’s met varianten besparen.
In variant c) na “en zwart heeft altijd wel ergens eeuwig schaak” is de voortzetting bij Bücker in Kaissiber 33, blz.4: “13.Kxd2 Tad8+ (Kais. 16, S. 63) glaubt Lew Gutman an weißen Vorteil mit 14. Kc2 Da3 15. Txd4, das ist aber ein Irrtum: 15. … f6! =.”
Vorig jaar heb je erkend dat in variant c) 11.Td1 Dg5 12.h4! sterk was.
Beste Frits,
a. Die variant is inderdaad ook mogelijk, en lijkt mij objectief gezien gewonnen voor wit. Voor een gewone sterveling is het wellicht nog lastig, maar de computer wint deze stelling tegen zichzelf.
b. 10.Pxc6 is volgens mij wel degelijk de beste zet. Na 10.Kxf2 Dh4+ 11.g3 Dxd4+ 12.Le3 speelt zwart niet 12…Dxc4, maar 12…Dxe5, en de computer ziet geen voordeel meer.
c. Na 9…Pxd2 10.Pxc6 dxc6 wint wit met 11.Td1. Jouw 11…Dg5 wordt weerlegd met 12.h4! De toren wordt via h3 geactiveerd en wit staat gewonnen. Bijvoorbeeld: 12…Lxc3 13.bxc3 Dxe5 14.Txd2 Dxc3 15.Th3, en het extra stuk is uiteindelijk beslissend.
Interessante materie!
Je bent kennelijk vergeten (ouderdom? Ik ben ouder!) dat je in variant b) vorig jaar in plaats van 12… Dxc4 schreef:
“maar hier blijkt Dxe5 13.Lf4 Dc5+ 14.e3 Lxc3 15.bxc3 g5 speelbaar voor zwart.”
Wellicht ouderdom, maar ook gebrek aan tijd. Als zelfstandige zonder pensioen moet ik nog steeds werken en ik heb gelukkig een hoop te doen op dit moment. Misschien moet er later een (gezamenlijk?) artikel komen, waar de liefhebbers de varianten ook wat makkelijker naspelen kunnen.
Welk computerprogramma geeft na hoeveel tijdgebruik en op welke diepte variant a) als +-?
ChessBase op twee vertakkingen ingesteld waardeert op diepte 30 12… Dd4 met 0.56 (iets beter voor Wit) en 12… Pf2 met 0.98 (beter voor Wit), op diepte 31 met 0.75, resp 1.02 (1.40 en hoger heet daar +-). In de eerste variant wijkt 15.Lxc3 af van 15.bxc3 in de 1,5-uur-analyse van Stockfish 11 bij 5… Lb7 op chessgames en dat is sterker, zoals in mijn tweede vermelding vorig jaar van de 1,5-uur-analyse opgemerkt.
Zowel de engine van 365chess als die van chessgames noemen 5… Lb4+ beter dan 5… Lb7 en in Kaissiber 33, blz.4 schrijft Bücker: “Gutman teilt meine Meinung (vgl. Kais. 2, S. 25), dass 5. … Lb4+! ordentliches Spiel gibt.”
Beste Henk,
In variant a) geeft Stockfish 16 op diepte 50 na 12…Dd4 bij mij een evaluatie van 2.57. De variant lijkt me dus (bijna) gewonnen. Hoofdvariant is het eerder genoemde 13.e3 Dxe5 14.Dxh1 Lxc3 15.Lxc3 Dxe3+ 16.Le2.
De beste optie voor zwart blijft volgens de computer 12…Pf2, maar ook daar wordt de stelling als zeer gunstig voor wit getaxeerd: na de min of meer gedwongen zetten 13.Df3 Lc5 14.Pa4 Ld4 15.e3 is de evaluatie op diepte 50 hier 2.31.
5…Lb7 verliest dus, maar 5…Lb4+ blijft inderdaad wel binnen de marge. Dit schaak (ook op de vorige zet) verhinderen is dan ook de reden dat 4.a3 de beste zet is tegen het Fajarowiczgambiet.
Zie ook Peter Anderberg in Kaissiber 32, juli-september 2008, blz.62-74: Sammi Fajarowicz 100 Jahre
en Peter Anderberg in Kaissiber 33, november 2008-januari 2009, blz.58-67: Die jüdischen Meisterschaften 1935 bis 1938.
In dat nummer 33 op blz.4 Leserbrief van Armin Ginschel over de Bonsdorff-variant en antwoord van Stefan Bücker.
Partijen met A51 Fajarowicz-Gambit in Kaissiber 30, blz.77, 31, blz.4 en 32, blz.66.
Mooie dialoog Frits en Henk over ‘The Faj’ – zoals CC grootheid Tim Harding hem noemt in zijn uitstekende maar nogal onbekende boekje ‘The Fighting Fajarowicz’ uit 1996.
Terwijl Simon Williams in zijn Chessbase dvd / video uit 2020 ‘The Exciting Budapest Gambit’ opmerkt dat ‘The Faj’ (voor kenners van club- tot titelhoudersniveaui) vooral geschikt is om met Zwart te spelen in blitz en rapid (maar niet OTB op meesterniveau); blijkt uit Hardings publicatie dat toch ook veel goede correspondentieschaak spelers zich eraan waagden, niet per se zonder succes. Harding baseert het Fighting-boek op 372 partijen (met volledig opgenomen notatie), waarvan er 165 uit de CC-praktijk komen. Score: Wit won er 63, Zwart won er 65, en 37 werden er remise. Op behoorlijk Elo-niveau.
Nu is de afgelopen 30 jaar het niveau van engines – die een belangrijke rol spelen in CC – natuurlijk enorm gestegen, mede door het NNUE (netwerk) systeem. Daarom ben ik de afgelopen twee weken eens (op een heel behoorlijke laptop met 6 cores en 16 GB ram) met StockFish 16 (en soms ook Leela Chess Zero 0.30) verschillende hoofdvarianten van ‘The Faj’ gaan bekijken. Ook bijvoorbeeld de Bonsdorff-variant.
Wat blijkt?
Ja, met de NNUE’s doet de traditionele Boedapester (met 3. .. Pg4) het beter dan de Fajarowicz (met 3. .. Pe4). Maar in zijn tweede (sterk geupdate) NIC versie uit 2017 van ‘The Fabulous Budapester Gambit’ blijkt GM Viktor Moskalenko groot gelijk te hebben dat zowel de BG (ECO A52) als de FG (ECO A51) in klassieke Over The Board (OTB) competities en toernooien topspelers het zo weinig spelen
“vóóral omdat de theorie ervan zo slecht is onderzocht en uitgewerkt” !
Zo keek ik zelf afgelopen week al alleen maar een uur of drie naar het ooit door Anatoly Kapov in een simultaan gespeelde 1. d4, Pf6 2. c4, e5 3. de5x, Pe4 4. Dd5 (en naar andere witte dame-zetten op zet 4). En d’r bleek vond StockFish 16 veel niet te kloppen van de commentaren in alle bekende publicaties.
En in andere (bekende) varianten (die ik nu nader aan het ben bekijken) hetzelfde verhaal, lijkt.
Ergo: wellicht is er aanleiding voor een nieuwe publicatie ‘The Faj Reloaded’ en kan die subvariant van de Boedapester een comeback maken ?!