The hidden laws of chess, Volume 2: Mastering Dynamics

 

  The hidden laws of chess, Volume two: Mastering dynamics

Zo’n tweeënhalf jaar geleden recenseerde https://schaaksite.nl/2022/12/19/recensie-the-hidden-laws-of-chess/Zyon Kollen het eerste deel van IM Nick Maatmans “The hidden laws of chess”, waarin richtlijnen werden besproken  voor het spelen bij verschillende pionnenstructuren. Mijn recensie gaat over het onlangs verschenen tweede deel over “dynamiek”.

Het boek bestaat uit zeven hoofdstukken: rekenen, oordelen, schijnoffers, echte offers, ‘g2-g4’, ‘h2-h4’ en een quiz met 22 opgaven van uiteenlopend niveau met uitgewerkte oplossingen.

De hoofdstukken over offers, schijnoffers en dynamisch pion spel (g2-g4 en h2-h4) worden voorafgegaan door “preview exercises” van uiteenlopend niveau. Deze oefeningen komen, samen met andere, in het hoofdstuk zelf terug nadat Maatman over het onderwerp heeft verteld en wat voorbeelden heeft gegeven. De lezer kan dus direct nagaan of hij iets heeft bijgeleerd! Elk hoofdstuk wordt beëindigd met een opsomming van de besproken “hidden laws”.

In het hoofdstuk over rekenen geeft Maatman de gezonde raad om eerst, hoe kort ook, na te denken over dwingende zetten (schaak geven, slaan, dreigen) en pas daarna over versterkende zetten. Hij breekt een lans voor het oplossen van puzzels van online tactiek trainers. Vanzelfsprekend voor de jonge spelers, maar nuttig advies voor de oudjes als ik. Maatman stelt dat spelers met een rating onder 2000 de nadruk moeten leggen op tactiek training.

In dit eerste hoofdstuk komt al meteen een kenmerk van het boek naar voren: de presentatie en moeilijkheidsgraad van het materiaal lopen sterk uiteen. Zie bijvoorbeeld dit diagram uit Réti-Tartakower, Wenen 1910, een opgave met een ster (de makkelijkste). Wit wint.

Maatman besteedt een volle bladzijde aan de oplossing, inclusief het wat kinderlijke commentaar “Tartakower must have fallen from his seat”. In hetzelfde hoofdstuk besteedt hij zes bladzijden aan een eigen partij, waarbij de varianten me erg moeilijk te begrijpen lijken voor iemand die een bladzijde uitleg nodig heeft om het eerste diagram op te lossen. Kijk bijvoorbeeld naar het volgende diagram: hoe redt zwart zich (drie van de vijf sterren).

In het commentaar valt niemand van zijn stoel, maar lezen we dat Grünfeld spelers hard moeten werken, omdat wit zoveel verschillende goede alternatieven heeft – niet echt iets voor beginnende spelers. Een ander voorbeeld: in het hoofdstuk “Judgement” wordt een moderne openingsstrategie gepresenteerd, die goed aansluit met computer voorbereiding: het spelen op de impact van fouten door varianten te spelen die bij correct tegenspel niets opleveren, maar  waarin een onnauwkeurige zet meteen fataal is (zoals Dubov en Van Fooreest dat doen). Ook dat is toch niet iets voor beginners of de gemiddelde clubspeler, die zelf wellicht hun eigen varianten vergeten… 

Behalve het verschil in moeilijkheid van de opgaven is er ook een duidelijke variatie in schrijfstijl. De “filosofische” beschrijvingen maken niet altijd alles duidelijker  (“Dynamics are the condition of generating energy on the chess board” — is dat een definitie van dynamics of van “generating energy”), maar de tips en de samenvattingen van de hoofdstukken zijn heel duidelijk en praktisch. Bijvoorbeeld, omdat je maar een zet per keer hoeft te doen, hoef je in chaotische stellingen  niet alles uit te rekenen, maar moet je de zet kiezen die beter is dan andere. Iedereen moet maar voor zichzelf uitmaken of hij het eens is met de opmerking: “Even moves that iniatiate wild complications can be played based on intuition, if it is the only sensible way to keep the initiative flowing”.

Na een hoofdstuk over schijnoffers (waarbij geen risico is omdat de gevolgen kunnen worden berekend – dat ligt eraan hoe goed je kunt rekenen, zou ik denken) volgt een interessant hoofdstuk over ‘echte’ offers, geordend op de hoeveelheid materiaal. Zie bijvoorbeeld bijgaand diagram uit Neiksans-Donchenko uit 2022.

Voor elke Siciliaan speler is het kwaliteitsoffer op c3 gesneden koek, maar hier is de situatie anders dan normaal:  omdat wit met zijn loper kan terugslaan blijft zijn pionnen structuur intact. Donchenko speelde 17.. Txc3! en won een mooie positionele partij (zie viewer). Bij ‘dynamiek’  denk ikzelf trouwens meer aan ‘flitsender’ spel dan aan een partij als deze waarin iemand langzaam maar zeker wordt weggeschoven. Opvallend genoeg krijgt deze opgave slechts een ster, terwijl er lyrisch wordt gesproken over een ‘fantastisch positioneel kwaliteitsoffer’. 

So-wie-so begrijp ik niet goed hoe de hoeveelheid sterren bij een opgave wordt bepaald. Zie bijvoorbeeld onderstaand diagram.  Als wit 17. Ta2 of 17. Tb1 speelt volgt 17..Tc8. Is er een alternatief voor wit?

 

Voor de prachtige partij verwijs ik naar de viewer.  Opmerkelijk genoeg zijn er met deze opgave maar drie sterren te verdienen, terwijl  de oplossing twee uitroeptekens krijgt en er wordt opgemerkt dat deze zet voor McShane waarschijnlijk een schok was. 

De hoofdstukken over g2-g4 en h2-h4 laten de positionele en tactische ideeën van deze opmarsen zien, bv in open Sicilianen g7-g5 voor zwarte velden controle, g2-g4 voor koningsaanval en het verjagen van het paard op f6, h7-h5 als profylaxe tegen g2-g4, en h2-h4 om ruimte te winnen, met h5 de h-lijn te openen tegen een fianchetto of  een paard op g6 te verjagen, of om met h6 om de zwarte velden rond zwarts koning te verzwakken. Maatman noemt h2-h4 “a move patented by AlphaZero”, maar laat bij de opgaven een “iets” ouder voorbeeld zien uit Aljechin-Rubinstein, Den Haag 1921, met de opmerking “Aljechin was zijn tijd ver vooruit!” (een ster).

 

Er volgde 9. h4!, Ld6 10. h5, Pge7  11. h6!,g6  (de zwarte velden in zwarts koningsstelling zijn ernstig verzwakt)  12. Lg5!, 0-0  13. Lf6!  Ondanks zijn achterstand in ontwikkeling staat wit duidelijk beter (het paard op e7 en de zwarte damevleugel kunnen niet veel) en won op zet 55 (zie viewer).

Terzijde: zoals Willy Hendriks in zijn boek “On the origin of good moves” laat zien, speelde Adolf Anderssen  de opmars h4-h5-h6 al in 1860 in zijn partij tegen Guibert.

Deze opmerkelijk ‘moderne’ partij staat in de viewer. De typering van h4 als “controlled agression” vind ik heel goed gevonden:  het oprukken van de h-pion laat minder gaten vallen dan het oprukken van de g-pion.

Conclusie en slotopmerkingen

De voorbeelden in Maatmans boek lopen uiteen in complexiteit en in de manier waarop ze worden beschreven. Persoonlijk had ik liever meer eenheid gezien. De materie is niet simpel; het grootste deel van de voorbeelden in het boek is, zo schat ik in, ongeschikt voor spelers met een rating onder 1900.

Het boek bevat veel mooie en leerzame fragmenten en partijen. Sommige volgen uit diepe openingsvoorbereiding en zijn mijns inziens ook voor zeer sterke spelers niet op eigen kracht te beoordelen. De samenvattingen aan het einde van de hoofdstukken zijn helder en instructief.

Omdat veel voorbeelden uit Maatmans eigen partijen afkomstig zijn, komen sommige openingen meerdere malen voor, bijvoorbeeld de Weense variant en de Ragozin variant van het damegambiet – die voorbeelden zijn leerzaam voor hen die die opening (willen gaan) spelen.

 

Bibliografische gegevens

Titel: The Hidden Laws of Chess Volume Two: Mastering Dynamics

Auteur: Nick Maatman

Uitgeverij: New in Chess

Pagina’s: 248

Gepubliceerd: 13 februari 2025

Prijs: € 24,95 (paperback), € 19,95 (e-book)

ISBN: 978-90-834833-2-0

Link naar website uitgever https://www.newinchess.com/the-hidden-laws-of-chess-volume-2, met voorbeeld-pagina’s

 

 

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.