NK Algemeen Ronde 3.2

Vandaag stonden de beslissende partijen in de halve finale op het programma: Vrolijk moest winnen van Van Foreest om uitschakeling te voorkomen. Een erg lastige opgave, hoewel Vrolijk wel wit had.
Bij De Winter – Van Wely gaat het om de vraag of de beslissing al in de klassieke partijen zal vallen, of dat er een barrage voor nodig was. Een aantal fragmenten, met korte impressies of overdenkingen bij de stellingen, terwijl de partijen gespeeld werden.

De Winter – Van Wely begint met een ouderwetse Sozinvariant, waarbij Arthur het ongebruikelijke 7.Le3 op het bord brengt. In de oertijd werd ons geleerd dat dit onnauwkeurig was, omdat zwart nu 7…b5 had, maar de inzichten zijn veranderd. Bovendien is Van Wely vrijwel altijd trouw aan zijn favoriete openingsopzet en reageerde klassiek met 7…Pc6; misschien is hij niet helemaal up-to-date als het om de laatste scherpe varianten gaat, maar hij heeft natuurlijk een schat aan ervaring vanaf de zwarte kant van de Najdorf. Ik moet toegeven: ik heb een enorm zwak voor de Velimirović-variant, die zich m.i. uitstekend leent voor beslissende partijen. Goed, de klassieke opzet met De2 en 0-0-0 is zo ongeveer wel uitgeanalyseerd in het correspondentieschaak; daar is dus weinig lol meer aan te beleven, zeker niet op dit niveau.

Analysediagram: de ouderwetse hoofdvariant van de Velimirović.

Foto: Frans Peeters

Arthur koos voor een relatief nieuwe richting in deze variant: slaan op c6, gevolgd door een snel g2-g4. Een dergelijke opzet wordt ook besproken in de chessable-cursus van Jan Gustafsson en Vjeko Nemec, hoewel ze wit daar eerst 8.De2 laten spelen, waar Arthur voor 8.Lb3 kiest. Dat laatste kan van betekenis zijn, indien wit na g4-g5 in één keer zijn dame op h5 wil zetten, zonder tijd te verliezen (Dd1-e2-h5). Het eerste echt interessante moment ontstaat na zet 14.

De Winter – Van Wely na 13…Pc5

Wit en zwart hebben logische zetten gespeeld, maar hier nam Arthur de tijd om de stelling in zich op te nemen. Na een kwartier volgde er 14.Lxc5!? een ongebruikelijke beslissing in dergelijke stelling. Meestal wil je de zwartveldige loper op het bord houden (zeker omdat de witveldige op b3 op graniet bijt). De loper op b3 verdedigt de koningsstelling natuurlijk wel, maar is ook een doelwit (voor a7-a5-a4 bijvoorbeeld en indien wit a2-a3/a4 doet om dit plan tegen te houden, verzwakt dat toch enigszins de koningsstelling, waardoor zwart Tb8-b4 kan spelen om druk op de witte koningsstelling en het kwetsbare punt e4 te zetten). Wits redenatie is dat zwart daar geen tijd voor heeft, weinig tegenspel heeft en bovendien ligt het witte plan voor de hand: een pionnenstorm op de koningsvleugel: alles naar voren. Een lastige stelling voor zwart, vandaar dat Van Wely even goed de tijd nam om zich te oriënteren. 

Ook bij Vrolijk – Van Foreest kwam er een Siciliaan op het bord. 2…g6 is een interessante keus van Van Foreest (en enigszins merkwaardig, omdat het wit de kans geeft om met 3.c3 meer spanning in de partij te houden, of 3.c4 een Maróczy op het bord te brengen, die als iets gunstiger voor wit geldt. En zo geschiedde: 3.c3, destijds al in het (inmiddels toch wel weer flink verouderde) standaard werk van Negi aangegeven. Na de logische reactie van Van Foreest 3…d5 volgt er een stelling waarin wit pionnen op d4 en e5 heeft, zwart op e6 en d5. De vraag is of zwart in staat is om het witte centrum op te blazen (met f6) of spel op de damevleugel weet te genereren, of dat wit in staat is zijn centrumopstelling en ruimtevoordeeltje op de koningsvleugel, de passieve loper op g7, te consolideren en op langere termijn uit te buiten. Toch kan het vrij snel scherp worden en staat ook hier na 9 zetten een nieuwe stelling op het bord

Kan wit hier 10.h3 spelen? En kan zwart dan op d4 slaan?

Moeilijk om dit goed in te schatten achter het bord. Daarom koos Vrolijk voor het natuurlijke 10.Le3, een zet die hij vermoedelijk toch als vroeg-of-laat noodzakelijk had ingeschat en op zetverwisseling neerkomt, indien zwart toch niet op d4 zou slaan. De zwakte van pion d4 is het een risico voor wit op lange termijn. Gezien het spelbeeld leek het er echter op dat Van Foreest vooral bezig was om zoveel mogelijk muziek uit de stelling en een plaats in de finale te halen.

Spannender en scherper was het bij De Winter – Van Wely.

De Winter – Van Wely na 16…Lb4

Loek probeert tegenspel te creëren, hetgeen in deze stelling niet zo eenvoudig is. De witspeler zal goed gerekend hebben en pakt de zaken vooralsnog energiek aan met 17.h6! g6 (gedwongen) 18.exd5 cxd5. Het ziet er dreigend uit voor zwart. De vraag is of hij het middenspel kan overleven en dan wellicht kan profiteren van het loperpaar. Voor de hand ligt 19.a3 Le7 20.f4, waarna de witte stelling er overweldigend uitziet. Arthur kiest daarentegen voor 19.Tg1 om de pion op g5 te dekken en wit in sommige varianten de mogelijkheid te geven op de zwakte op g7 te spelen. Interessant is dat Loek nu de stelling verscherpt door juist die zet te spelen die wit met 19.Tg1 wilde verhinderen, namelijk 19…a4!?

Hoe reageert u?

De Winter – Van Wely na 23.Lb3

Bij Vrolijk – Van Foreest een stelling in de categorie ‘Ask Magnus’. Liam moet proberen spel te creëren. De computer prefereert zwart, hoewel mij niet helemaal duidelijk is waarom. Ja, wit heeft een zwakte op d4, maar wit heeft meer ruimte op de koningsvleugel. Het is echter niet te zien, waar wit kansen gaat creëren of zwart het lastig gaat maken. De poging om met h4-h5 te werken is zo ongeveer het enige wat wit kan doen. Je kunt nog wat proberen met f4-f5 of een krankzinnige koningsmars naar h6 ondernemen, maar het lijkt er eerder op dat zulke wanhoopspogingen eerder tot harakiri dan succes zullen leiden. Het enige voordeel dat wit heeft, is het feit dat het voor zwart ook lastig is om zijn stukken te verbeteren en daarna de stelling te simplificeren. Er lijkt geen duidelijke weg naar een zekere remise, behalve afwachten tot wit misschien teveel gaat forceren.

Vrolijk – Van Foreest na 27. h5

De complexiteit van de stelling bij De Winter – Van Wely is heel groot: de computer denkt dat wit een kans gemist heeft om c4 te spelen in bovenstaande stelling. Strategisch een logische zet: wit lost een dubbelpion op en ruilt een centrumpion van zwart. De pointe schijnt te zijn dat na 24.c4 dxc4 25.Dxc4 Ta5 26.Tge1 Dc5 27.Td4! zwart bijvoorbeeld geen dames kan ruilen, omdat de loper op c8 zo’n vreselijk slecht stuk is. Arthur kiest echter voor 24.Tge1, ook een logische zet. Van Wely blijft onder druk staan en dus is het begrijpelijk dat hij een impliciet remiseaanbod doet, door de zetten te herhalen in de volgende stelling (25…Tf4 26.De5 Tf5 27.Dd4 Tf4 28.De5 Tf5.

Het aan laten komen op barragepartijen? Of doorspelen in een stelling die weliswaar beter oogt, maar waar toch nog wel wat mis kan gaan. Arthur accepteert het impliciete remiseaanbod, door de zetten te herhalen. Nu is het aan Loek om dat aanbod aan te nemen of af te slaan. En begrijpelijkerwijs wordt dat – na zo lang onder druk te hebben gestaan – aangenomen.

Bij Vrolijk – Van Foreest lijkt inmiddels het doek te gaan vallen, de tijdnoodzet 33.Pc5+? leverde zwart een pion en wit een kansloze stelling op. Wit kan alleen nog hopen op een forse blunder op de zwarte velden. Die volgde echter niet. De eerste finalist is bekend. Het is wachten op de barrage van Van Wely – De Winter.

De Barrage

In de eerste barragepartij had De Winter wederom wit. Het pokerspel in de opening werd door Van Wely gewonnen. Wit week af van de klassieke partij. Arthur houdt er interessante openingsideeën op na. Hij koos voor 6.Lg5 in combinatie met het ietwat in onbruik geraakte 7.Df3. Lang was het in balans, tot wit het zichzelf wat lastig maakte met een zwakte op e5, de toren binnen liet komen op d2 en afsloot met een fout.

Hoe wint zwart na 29.De4?

Arthur stond nu voor een erg lastige opgave: met zwart winnen van achtvoudig Nederlands kampioen Loek van Wely. In een stelling met een geïsoleerde d-pion (vanuit het aangenomen damegambiet), ontstond een stelling met wat minimale lange-termijn-kansen:

Zwart heeft druk tegen d4 en de witte stukken werken niet optimaal samen. Al snel kwam er een goede kans voorbij:

Hier had zwart op h4 kunnen slaan, de truc met de paardvork werkt niet na 25.g3 Tf5 en Lf6, om daarna alsnog de d-pion te belegeren. Hij ging echter voor de d-pion. Toch een pion voor, maar met enkel nog zware stukken op het bord. Een lastig technisch karwei, maar zeker niet onmogelijk om langzaamaan vooruitgang te boeken. Met nog luttele seconden op de klok vluchtte Loek in een technisch verloren toreneindspel.

Maar toreneindspelen zijn notoir lastig, zelfs met een materiële voorsprong. Lang ging het goed en toen gebeurde er dit:

In een snelschaakpartij kan het gebeuren dat je de controle verliest. Zwart moet in elk geval de witte koning inactief houden. Hier ging de zwartspeler technisch de fout in door met 48…Tb2+? de witte koning doorgang naar e4 te verlenen. Aangewezen was 48…Te3+benevens 49…b3. Ik kan me voorstellen dat Arthur dit wilde spelen en toen zag dat wit dan door 50.Tb4 de f-pion kon winnen en tot een andere zet besloot. Het is ook zeker niet zo eenvoudig, misschien aardig voor onze toreneindspelexpert, om de juiste winstweg nog eens aan te tonen.

En in deze stelling is het remise: wit kan bijvoorbeeld op d6 slaan, gevolgd door f4: 78.Txd6 Kxd6 79.f4 h3 80.Kxh3 gxf4 81.Kg4 Ke5 82.Kf3 en het is remise.

De finalisten zijn bekend: het gevecht der generaties, Van Wely tegen Van Foreest. Een finale om naar uit te kijken.

3 Reacties

  1. Avatar
    fmrini 10 juli 2025

    Mooi verslag Frank en supersnel. Er zit 1 foutje in. Loek is geen zevenvoudig kampioen. Hij gaat vrijdag en zaterdag voor zijn 9e titel. Hij was kampioen in de jaren

     

    2000 – 2001 – 2002 – 2003 – 2004 -2005 – 2014 – 2017
  2. Avatar
    Frank Van Tellingen 10 juli 2025

    Bedankt voor de correctie. Inmiddels aangepast. Dat staat dus verkeerd vermeld op zijn eigen wikipediapagina, maar wel correct op de lijst van schaakkampioenen (wederom op wikipedia).

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.