Recensie: Ulf – the Attacker! door Thomas Engqvist
Inleiding
Als er één speler is die – met zijn bijzondere speelstijl – de aandacht verdient, is het wat mij betreft de Zweedse grootmeester Ulf Andersson. Hij behoorde een tijd tot de wereldtop met zijn zuiver strategische stijl en hij stond bekend op zijn fenomenale eindspeltechniek. Sommige mensen vonden dat zijn spel niet tot de verbeelding sprak maar dat ben ik grondig met hen oneens.
Inderdaad: het lijkt allemaal dat veel van zijn partijen rond het “=-teken” (ofwel in de tegenwoordige computertermen 0.00) hangen, maar bij het naspelen van veel partijen blijkt dat toch niet waar. Zo bediende Andersson bijna zijn gehele carrière tegen 1.e4 zich van het Siciliaans dat in de eerste plaats toch een vechtopening is. Voor mij was het altijd speciaal hoe tegen de gevaarlijkste aanvalsspelers ter wereld ook deze ondoorzichtige jungles overeind bleef en vaak ook nog won. Een belangrijke reden waarom ik zijn partijen met verhoogde interesse volgde was omdat hij graag het zogenaamde “egelsysteem” speelde. Ondanks een groot gebrek aan ruimte is opmerkelijk hoe groot de veerkracht is van deze speelwijze. Toen er een boek verscheen met de opmerkelijke titel “Ulf, the Attacker”, keek ik dan ook verwonderd op. Want eerlijk gezegd kende ik hem niet zo, maar grootmeester Thomas Engqist is er wat mij betreft volledig in geslaagd om deze kant in het spel van Ulf mooi te belichten. En eigenlijk durf ik nu te zeggen dat ik begrijp hoe Andersson zijn ontwikkeling naar de top heeft kunnen maken en vooral ook, hoe het komt dat hij tegen de grootste “hakkers” (om zo oneerbiedig te noemen) vaak met een vol punt aan de haal ging. Hij was tactisch ook een geweldenaar, kon goed rekenen en daarom ook zo goed verdedigen! Want in zijn jeugd had hij – als ik Engqist mag geloven – zich de stijl van Paul Morphy eigen gemaakt!

Jan Timman schreef het voorwoord voor het boek over zijn goede vriend Ulf (foto Jos Sutmuller)
Voordat ik inhoudelijk inga op wat voor moois er in dit boek allemaal te vinden is, een korte beschrijving van de levensloop en carrière van de sympathieke Zweedse grootmeester:
Ulf Andersson is geboren op 27 juni 1951 in Västerås in Zweden en groeide op in Arboga, een dorp zo’n 200 kilometer ten westen van Stockholm. Hij begon pas op 10-jarige leeftijd met schaken, rijkelijk laat voor een speler die later decennia lang tot de wereldtop zou gaan behoren. Hij vond voetbal en ijshockey leuk in zijn jeugd en het schaken kreeg pas een wat prominenter plek in zijn leven toen hij op zijn dertiende lid van een schaakvereniging in Arboga.
Ulf studeerde in 1969 af aan de vakschool als industrieel monteur, nadat hij net had leren draaien en lassen. Toch heeft hij letterlijk daar zijn “draai” niet in gevonden omdat zijn schaak carrière een vlucht naar voren nam vanaf 1970 en hij eind jaren ’70 al bij de elite hoorde. Want vanaf 1979 toen hij nummer 25 was op de ratinglijst, klom hij op tot de 12de plak in 1981. Twee jaar later, in 1983 dus werd hij zelfs de nummer vier van de wereld, toen met een peakrating van 2640. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Dan lijkt 2640 niet op de 2776 van Vincent Keymer dat de nummer vier van de wereld nu even in de liveratings heeft.
Opzet van het boek
Het boek bestaat uit vier grote gedeelten die vooral de ontwikkeling van Ulf Andersson als speler beslaan.
Gedeelte I Van beginner tot Zweeds kampioen (1964 – 1969)
Gedeelte II Van professional naar Internationaal grootmeester (1970 – 1972)
Gedeelte III De lat hoger leggen om een van de beste spelers ter wereld te worden (1973 – 1983)
Gedeelte IV Overgang van peak notering na 1983
In alle gedeelten worden partijen meestal in zijn geheel besproken door de auteur. Daarbij heeft hij de keuze laten vallen die het meest voldoen aan de titel van dit boek: Ulf in de rol als aanvalsspeler! Deze kant van Andersson kende ik eigenlijk niet. En daarom zijn vooral de partijen in het eerste deel voor mij nieuw. Dat hij heel lang met 1.e4 zijn partijen begon, was een aparte gewaarwording. En dat niet alleen. Engqist bespreekt ook op amicale wijze de mens Ulf Andersson. Hij heeft hem ook meermalen bezocht en hele gesprekken met hem gevoerd. En dat levert ook een schat aan materiaal, met name de benadering van het spel door Andersson, de nuchtere kijk die hij heeft, maar ook de vele anekdotes die boven water kwamen. En daar zijn er veel van. Op Schaaksite beschrijft toernooidirecteur Jeroen van den Berg één van zijn ontmoetingen met Andersson in het artikel “Ulf-2”.
Engqvist beschrijft in dit verband het volgende: ‘I have had the privilege of meeting Ulf on several occasions. The first time I visited him at his home in Arboga with SK Rockaden, I was surprised by the absence of any chess books or a chessboard. It soon became clear to me that everything was in his head – he truly was a chess genius, much like Capablanca, who also didn’t have a chessboard at home. It took for me to grasp the difference between ordinary hard-working mortals and chess gods, but today it is clear to me’.

Ulf Andersson in de analyse van zijn partij tegen Zhaoqin Peng in 1997 in Wijk aan Zee (foto Jos Sutmuller)
Dit doet mij denken aan het verhaal dat ik ooit las over een journalist die bij Shirov aan huis kwam en vroeg waar zijn schaakbord was. Waarop Shirov verbaasd antwoordde dat hij niet had en ook niet nodig vond!
Ulfs nederigheid en bescheidenheid komen duidelijk naar voren in zijn terughoudendheid om zijn overwinningen te bespreken of te benadrukken, zelfs tegen sterke tegenstanders. In het boek lees ik dat Andersson zijn eerste Olympiade speelde in 1970 in Siegen (West-Duitsland). Daarvan heb ik altijd gedacht (zeker ook omdat Ulf het eerste bord van Zweden mocht bezetten) dat hij daar tegen de legendarische Bobby Fischer mocht aantreden. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Olympiades in die tijd kenden een A- en een B-groep en Zweden zat in die tweede groep. Maar toch heeft hij na afloop tegen Fischer mogen spelen in een exhibitiematch, georganiseerd door de Zweedse krant Expressen. In het boek lees ik nu dat deze speciale match geregeld werd door de voormalige Zweedse kampioen Kristian Sköld, die destijds ook werkte voor deze krant. Dat Fischer (die op dat moment als de beste schaker ter wereld werd gezien, maar hij moest nog wereldkampioen worden, hetgeen in 1972 in Reykjavik gebeurde) de partij van Andersson zou winnen, was niet zo vreemd. Maar dat Fischer met verwisselde kleuren een soort “Egelsysteem” zou spelen (waar juist Andersson in zijn latere carrière om beroemd zou worden) maakt dit tot een heel speciaal geheel. Wat helemaal ongelooflijk was, was dat Fischer met een geniaal nieuw plan tevoorschijn kwam (achter het bord bedacht!) dat nu door de “egelaanhangers” als een “standaardplan” wordt gezien. In mijn boek “Key Concepts of Chess – The Hedgehog” heb ik de partij uitvoerig van commentaar voorzien. Ik volsta hier met het belangrijkste moment in de partij, waarop Fischer met zijn briljante idee tevoorschijn komt. De partij is overigens door de auteur Engqvist van commentaar voorzien. Andersson zegt over deze partij het volgende: ‘I didn’t understand why I should play against Fischer. I was like a newly hatched chick. It was “different weight classes”, so to speak. But it was fun to play; there were five of us in a hotel room’.
Hierbij de partij die ik van kort commentaar heb voorzien:
Zoals gezegd staat het boek vol anekdotes en dat maakt het heel leesbaar. Zo speelde Andersson mee in een supersterk toernooi in Gothenburg 1971, waar van de twaalf deelnemers zich onder andere wereldkampioen Boris Spassky, Oleg Romanishin, Vlastimil Hort, Istvan Bilek en Laszlo Szabo de meest bekende spelers waren. Ulf werd gedeeld eerste (met Spassky en Hort) met zes overwinningen en vijf remises (8½ uit 11). De partij tegen Spassky eindigde in een remise, maar trok toch de aandacht van het publiek aangezien zijn stoel uit elkaar viel en hij op de grond terecht kwam!
Mede door dit resultaat en een paar daaropvolgende goede optredens leverde hem (uiteraard meer dan verdiend) de GM-titel op. Uit deze periode de volgende geweldige partij:
Over de bijzondere stijl van Andersson, waar al veel over gepubliceerd is, voegt de auteur nog een aspect toe dat ik me niet eerder had gerealiseerd. Ulf is er volgens hem niet op uit om snel te winnen, maar behoudt graag de strategische voordelen die hij behaald heeft en houdt er dan van om die tergend langzaam uit te bouwen naar een duidelijk gewonnen stelling. Het wordt zelfs bijna sadistische hoe hij de tegenstander laat lijden tot die helemaal murw gespeeld is. Zijn enorme uithoudingsvermogen, vechtlust, geduld en stalen zenuwen waren de vereiste vaardigheden om dit lange tijd vol te houden en zo zijn plek in de wereldtop te behouden. Hij speelde duidelijk niet het “powerplay” waar Kasparov om bekend stond. Als die goed tot gewonnen stond, werd de tegenstander met een paar rake klappen verslagen. Het tergend langzaam verzamelen van voordeeltjes komt tot uiting in zijn fameuze overwinning op wereldkampioen Karpov waarin hij vanuit een egelsysteem komt met een onthutsend kwaliteitsoffer en daaruit beslissend voordeel weet te behalen (hoewel dat objectief misschien heel anders was…)
Het eindspel met ongelijke lopers dat Andersson op briljante wijze van Shirov won in Biel 1991 heeft wellicht geleid tot de inspiratie van Shirov toen hij zijn geniale loperoffer speelde tegen Topalov in 1998 dat in sommige commentaren tot “de zet van de eeuw” werd genoemd. Tenminste dat was mijn eerste inval toen ik de partij naspeelde. En inderdaad: het loperoffer dan Ulf is erop gericht dat de zwarte koning de vijandelijke stelling kan binnendringen; hetzelfde gebeurt in Topalov-Shirov en de auteur is de gelijkenis ook direct opgevallen, want hij noemt de overeenkomst ook. Ik kwam daar pas achter toen ik verder ging lezen…
(Voor dit fragment heb ik de analyse van GM Karsten Müller in de Megadatabase van Chessbase gebruikt)

Ulf Andersson in 1992 bij het Interpolis schaaktoernooi te Tilburg (foto Jos Sutmuller)
Toen Andersson zich ineens ging toeleggen op het correspondentieschaak werd hij daarin in relatief korte tijd de nummer één van de wereld. Dat was in een tijd dat er nog geen sterke schaakcomputers waren en met zijn fijnzinnige positiegevoel kon hij partijen afleveren waarin de door hem zo gekoesterde perfectie werd benaderd. Sterker nog: het werd duidelijk dat Ulf het houten bord met de stukken gebruikte om zijn zetten te verzinnen! In een café in Arboga werd duidelijk dat hij de toehoorders liet zien hoe hij zijn zetten bedacht: puur op intuïtie en logica gebaseerd, daar kwam geen schaakcomputer (engine) bij aan te pas!
Conclusies
Zelfs als je de speelstijl van Ulf Andersson niet leuk vindt, is dit een prachtig boek. Het laat in vogelvlucht de loopbaan van een groot speler zien, die – in tegenstelling tot wat veel mensen denken – zeer ambitieus en gemotiveerd was om het beste uit zichzelf te halen. Dat hij zo lang bij de wereldtop heeft behoord, geeft aan hoe bijzonder zijn prestaties waren en dat was niet – zoals sommigen denigrerend zeggen: “met slappe zetjes”. Auteur Thomas Engqist laat in zijn boek een heel andere kant zien van Ulf Andersson. Als jonge speler zocht hij vanaf zet 1 de aanval in de stijl van Morphy en maakte zich daarmee de dynamiek in het schaakspel eigen. En juist dat aspect komt in dit boek goed naar voren. Het verklaart misschien wel waarom hij in zijn latere carrière zo goed kon verdedigen. Hij zag alle combinaties aankomen en wist zich daartegen te wapenen. En dat niet alleen: hij gebruikte tactische finesses om strategische doelen te bereiken waardoor hij een heel complete speler werd die het tot de vierde plek op de wereldranglijst schopte. Een alleszins prachtig boek dat ik iedereen wil aanraden, zelfs als je geen fan bent van Ulf Andersson!
Nog even alle partijen en fragmenten op een rijtje:
Titel: Ulf – the Attacker!
Auteur: Thomas Engqvist
Publicatiedatum: 2025
Aantal pagina’s: 280
Uitgever: New in Chess
Hardcover: ISBN 9789083483443
Paperback: ISBN 9789083483436
PDF-Excerpt: teaser
Softback: € 29,95
Boek bestellen…



Een mooie, boeiende beschrijving van het schaakleven van Ulf Andersson. Ik heb veel respect voor hem, maar had altijd veel moeite om zijn partijen te begrijpen, net overigens als die van Karpov. als ze uit het niets tot voordeel komen met kleine zetjes. Die overwinning van Ulf op Karpov in 1975 was de eerste nederlaag van hem als wereldkampioen, las ik. Eén ding is voor mij nog onopgehelderd: waarom heeft Ulf Andersson zich niet gemengd in de strijd om het wereldkampioenschap? Ik zie hier in deze boekbespreking niets over en ook kan ik me niet herinneren dat hij, zoals Jan Timman, meedeed aan de kandidatenmatches.