Aan niets in het Tijdschrift van den Koninklijken Nederlandschen Schaakbond van april 1940 is te merken dat de Tweede Wereldoorlog in ons land op het punt van beginnen staat. De vaste verslagen, de vaste rubrieken, de vaste vormgeving: het is business as usual. Schakend Nederland kan probleemloos aan de competitie 1940-1941 beginnen, zo lijkt het.
In het tijdschrift wordt in de rubriek ‘Nieuws uit de Onderbonden’ bij de Stichtsch-Gooische Schaakbond geschreven: ,,Zoo is de noodcompetitie dan ten einde. Hopen wij dat iets dergelijks nooit meer noodig moge zijn.’’ Dit citaat geeft aan dat er wel iets aan de hand is, maar je krijgt de indruk dat het bestuur van de Nederlandsche Schaakbond denkt dat de geschiedenis zich zal herhalen en dat ons land net als tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal zijn blijven.
Ruim een maand later ziet de wereld er heel anders uit. Door de Duitse inval is er geen meinummer van het tijdschrift verschenen en wordt dat gecombineerd met het juninummer. Op de voorpagina richt het KNSB-bestuur zich tot ‘alle schakers’. Allereerst wordt stilgestaan bij de slachtoffers van het eerste oorlogsgeweld, waarna snel de blik naar voren is gericht. ,,Wij weten wel dat in sommige onderbonden een verslapping dreigt en dat Rotterdam langen tijd noodig zal hebben om zich te herstellen en opnieuw te groepeeren. Hoe goed bedoeld ook kan een vrijstelling van een of twee maanden contributie hier niet de redding brengen.’’ Ook hoopt het bestuur dat kleine verenigingen – omdat er minder leden zijn – gaan fuseren, zodat er meer sterke clubs komen.
Lees meer >