Boekrecensie – Magnus Carlsen’s Middlegame Evolution van Ivan Sokolov
In het laatste Tatatoernooi was Magnus Carlsen als vanouds dominant met bijvoorbeeld overtuigende winstpartijen tegen Anish Giri (36 zetten), Richard Rapport (31 zetten) en Shakhriyar Mamedyarov (27 zetten). De partijen lijken simpel. Hoe doet hij dat toch? Iets voor het toernooi, in december 2021, kwam het boek Magnus Carlsen’s Middlegame Evolution uit van Ivan Sokolov waarin ik hoopte een antwoord te krijgen op deze simpele vraag.
Ivan Sokolov heeft inmiddels al heel wat boeken op zijn naam staan. In mijn boekenkast staan er twee: een boek over 4.e3 tegen het Nimzo-Indisch en Winning Chess Middlegames over verschillende pionnenstructuren in 1.d4-openingen. Beide werken las ik met plezier, omdat Sokolov met al zijn ervaring er goed in slaagt om ingewikkelde concepten relatief eenvoudig uit te leggen. Daarom was ik benieuwd naar zijn laatste werk dat zijn eerste boek is voor uitgeverij Quality Chess.
Lees meer >
Toen ik als kind echt geïnteresseerd raakte in schaken, las ik veel toernooiboeken. Dat waren vooral de blauwe toernooiboeken van de ECI-toernooien in Sas van Gent waar gesloten IM-groepen verspeeld werden. Zo las ik over Herman Grooten die IM werd, over een spannende tweestrijd tussen Rini Kuijf en Paul Motwani (die in de laatste ronde verloor van Gunter Deleyn) en over het Europees Jeugdkampioenschap van 1992 in Sas waar Dimitri Reinderman derde werd, na Aleksandrov en Borovikov. Die laatste werd tweede zonder dat hij een officiële rating had. Kom daar nu nog eens om! Later zijn er niet zo veel toernooiboeken meer toegevoegd aan mijn (bescheiden) bibliotheek. Natuurlijk kocht ik ooit Bronsteins boek over Zürich 1953 en een van mijn favorieten is nog steeds ‘Waarom schaakt u eigenlijk?’ over het laatste VSB-toernooi in 1996 met prachtige schaakverhalen van beroemdheden, waarbij ik vooral geïntrigeerd raakte door Mart Smeets die vertelde waarom er aan hem een groot schaker verloren is gegaan. Aan de vooravond van het Tata-toernooi van 2022 verscheen bij
Daniel Gormally is een interessant figuur. In de schaakwereld verkreeg hij vooral enige bekendheid doordat hij op een van de Olympiades Levon Aronian een vuistslag gaf tijdens een feest, waarvoor Gormally later ook uitgebreid zijn excuses aanbood. De Engelsman is daarnaast natuurlijk een sterke schaker, sinds 2005 grootmeester en met een hoogste rating van 2573, en daarnaast is hij schrijver van een aantal boeken en van een vermakelijke blog.
Govert Pellikaan is uitgeroepen tot schaakvrijwilliger van het jaar. Van harte gefeliciteerd, Govert! Daar valt veel voor te zeggen, want nog steeds beleef ik, en velen met mij, enorm veel plezier aan de wekelijkse teambattles op lichess in deze duistere coronaschaaktijden. Bij HWP Sas van Gent zorgt het voor een verder stukje verbroedering met een steeds drukker bezochte Skypecall en met prestaties die wellicht tot de beste uit onze historie behoren. Zondag wonnen we voor de vijfde keer op rij. Ik zou het iedere club van harte aanraden om nog in te stappen. Echt heel leuk!
Boris Gelfand is een speler van de oude stempel. Tijdens een teamkampioenschap kruiste hij eens de degens met een jonge speler die hard op weg was naar de wereldtop. Na een spannende partij discussieerden de spelers na de partij nog over enkele mogelijkheden en bij één zet concludeerden ze dat er een uitvoerigere analyse nodig was. Diezelfde avond vertelde de tegenstander aan Gelfand dat de zet niets bijzonders was. Hij had zijn computer even laten draaien, zonder zelf mee te kijken, en die kwam met het oordeel 0.00. Gelfand vond dit schokkend. Het ging hem niet zozeer om het feit dat de zet niet zo bijzonder was, maar wel om het feit dat een sterke speler klakkeloos vertrouwt op het oordeel van de engine, zonder zelf na te denken en te analyseren. Gelfands nieuwe boek Technical decision making in chess dat op 30 september jl. verscheen bij uitgeverij Quality Chess, ademt dit gevoel ten volle uit.
De wervelwind van repertoireboeken, die een aantal jaar geleden over de schaakwereld raasde, is inmiddels wel weer even gaan liggen. Khalifman, Avrukh, Schandorff, Kornev, Kaufman, Negi en nog anderen zorgden voor een verrijking van kant-en-klare openingsrepertoires van zeer hoog niveau en dat liet grote sporen na. Zo kon ik zelf evolueren van een grote rommelaar naar een rommelaar met een toch wat gezondere basis en ik merkte in de praktijk dat spelers van 2000-2200 steeds taaier weerstand boden.
In oktober 2016 speelde ik in Bastia op Corsica met Hans Groffen en Marcel Peek mee in een sterk bezet toernooi aldaar. Het toernooi bestond uit twee delen. Eerst was er open toernooi met klassiek tempo, waarna de eerste twaalf van dat toernooi zich plaatsten voor de knock-outfase waar Vachier-Lagrave, Anand, Radjabov en Hou Yifan werden toegevoegd aan de geplaatste twaalf. Ik speelde sterk in het toernooi en voor de laatste ronde was ik al haast zeker van plaatsing.
Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven. De Europacup voor clubteams zit erop en o, wat hebben we ervan genoten. In de laatste ronde speelden we tegen de lokale favoriet Buducnost die een matchpuntje meer hadden, maar wat ratingpunten minder en natuurlijk konden we ervan uitgaan dat zij erop gebrand waren om in eigen land een topnotering neer te zetten. Het werd een bloedige strijd waarin de vermoeidheid een hartig woordje mee kwam spreken.
