30 april 2012 20:52 Hans Böhm
Hans Böhm
Schakersportretten
Geschreven portretten komen nog meer tot leven als de schrijver een directe, persoonlijke band met het onderwerp heeft. Dan kan er niet meer weggekomen worden met interpretaties of gemeenplaatsen, want de schrijver weet dat zijn lezers meer verwachten. Waar zit die persoonlijke relatie in? Wat maakt het verschil tussen deze schrijver en een andere? Wanneer komt het moment dat we iets lezen dat we nog niet wisten? De schrijver van ‘bevriende’ portretten wil maar moet ook de lat hoger leggen.
Jan Timman beschrijft in ‘Schakers’ met als ondertitel ‘portretten’, tien collega’s. Dat zijn Alexander Aljechin, Mikhael Botwinnik, Bent Larsen, Mischa Tal, Boris Spasski, Bobby Fischer, Ulf Andersson, Garri Kasparov, Judit Polgar en Magnus Carlsen.
Timman loopt in 2004 door Lissabon en ziet een winkeltje met oude snuisterijen. Hij gaat naar binnen en ziet een bijzonder schaakspel dat opvalt door de kleur: oranje en blauw maar toch de klassieke vorm van de Stauntonstukken. En een visitekaartje erbij. ‘Alexandre Alekhine” leest hij, met sierlijke letters geschreven. ‘Het was een krachtig handschrift dat ik onmiddellijk herkende, vooral door de hoofdletter A. In oude toernooiboeken waren veel foto’s van de deelnemers met daaronder hun handtekening opgenomen. Aljechins handtekening viel op door de vorm van de A.’
Hij koopt het spel en laat zich door experts voorlichten. De stukken zijn van Portugees porselein en Aljechin heeft een tijdje in Lissabon gewoond. Dat was niet lang voordat hij in armoede stierf en vermoedelijk om de eindjes aan elkaar te knopen heeft hij zijn eigen schaakspel verkocht.
Lees meer >