Briljant en verblind (slot, laatste deel)

De waarheid bestaat niet, wel intellectuele oprechtheid (Toergenjev)

In ferme bewoordingen had Sosonko mijn plan neergesabeld om Karjakin als een hedendaagse Klaus Junge neer te zetten. Zijn filippica leek overtuigend, maar was zij dat het wel?

Een opportunist dat is hij zeker, maar had Karjakin niet net zo goed voor de andere kant kunnen kiezen, dat wil zeggen voor het Westen? Want ook dan had hem dat een stralende (financiële) toekomst gebracht.

Ik denk dat Karjakin niet slechts een opportunist is. Hij lijkt me ook een aanhanger van een stroming die in de negentiende eeuw opkwam: slavofilie. Puttend uit de bron van het Russisch nationalisme is hij ook nog eens in zijn eigen oorlogspropaganda gaan geloven. Want ook een opportunist wil zijn geweten sussen.

Die gedachte schoot door mijn hoofd, een stuk chaotischer dan dat ik het nu weergeef. Maar veel tijd om na te denken kreeg ik niet. Sosonko gaf me nauwelijks een adempauze en deed een nieuwe onverwachte zet. “Waarom schrijf je niet over Loek van Wely? Maar dat durf je natuurlijk niet!”, donderde Genna. Ik moet verbouwereerd gekeken hebben.

 

 

Foto: Hanneke van Parreren

Lees meer >

Briljant en verblind (slot, eerste deel)

Op het succes van onze hopeloze onderneming (Russische toost)

Daar verheugde ik me op, een ontmoeting met Sosonko, de topschaker van weleer.

Maar hij is natuurlijk meer dan dat, de man die met een gevoelige en liefdevolle pen de Russische schaakhelden van een nabij verleden het reliëf wist te geven van een Russische cultuur, een schaakcultuur die ik niet kende, maar waar ik altijd nieuwsgierig naar was. Russian Silhouettes, zijn prachtige boek, is een meesterwerk.

Paul van der Sterren had ik gevraagd mee te gaan, hij kende de weg naar de woning van Sosonko, maar ik vroeg dat in de eerste plaats om het ijs te breken. Zij kenden elkaar tenslotte al heel lang en goed en ík had nog nooit een woord gewisseld met Sosonko. We waren welkom en hij stelde voor de ontmoeting op zeer korte termijn te laten plaatsvinden. Ik maakte daar uit op dat het een plezierig onderhoud zou gaan worden. Uiteindelijk werd dat het wel, maar dat neemt niet weg dat ik me vergiste. Want aanvankelijk was het niet echt een plezierige ontmoeting. Naderhand vertelde ik Frits Hoorweg die samen met Wim Andriessen aan de wieg stond van Schaakbulletin, hoe het gesprek met Sosonko was verlopen en hij was verbaasd. Hij had Sosonko meegemaakt toen hij net was uitgeweken uit Rusland en in Nederland was neergestreken. Hij herinnerde hem als een gevoelige man die een sprong had gemaakt in het duister van een vreemd land en verteerd werd door heimwee naar zijn stad Leningrad en zijn geboorteland Rusland.

Maar laat ik niet op de zaken vooruit lopen. Ik had me gewapend met het boek van Kalinin over Karjakin, mijn uitgeprinte verhaal over Junge en een fles witte wijn. Ik had gezocht naar een toepasselijke Catalaanse, maar de slijter had die niet. Het was een mooie Sancerre geworden.

 

Foto: Hans van Dijk

Lees meer >

Briljant en verblind (2)

Twijfel is het begin van wijsheid (Descartes)

‘Het volgende deel van ‘Briljant en verblind’ gaat over een enigszins vergelijkbaar tragisch geval, een schaakgenie van onze tijd dat zich in propagandistische dienst stelde van een agressieve mogendheid.’

Zo eindigde mijn artikel over Klaus Junge, Briljant en verblind.

Om dat artikel over Junge voor te bereiden maakte ik een afspraak met Dirk Goes. Jaren geleden schreef hij een mooi stuk over diezelfde Junge. En wellicht zou hij me kunnen helpen aan informatie over Sergey Karjakin, naar mijn idee de hedendaagse tegenhanger van Klaus Junge. De afspraak vond plaats in het Max Euwe Centrum (MEC). Veel stak ik daar echter niet op over Karjakin, wel ontstond daar het besef dat ik mogelijk op het verkeerde spoor zat.
 

Foto Stefan64

Lees meer >

Briljant en verblind

Woede is de kortste weg naar waanzin (Seneca)

April 1945, het waren de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog. Het Duitse verdedigingsleger in het westen, Heeresgruppe B, was in het Ruhrgebied door het Amerikaanse leger ingesloten en in tweeën gedeeld. De Amerikanen eisten op 15 april de overgave van generaal-veldmaarschalk Walter Model, maar hij weigerde en verklaarde dat hij zich niet kón overgeven omdat hij de eed van trouw aan Hitler had afgelegd.

In plaats daarvan ontbond hij het leger en liet zijn mannen weten dat ze de keuze hadden tussen vlucht en overgave. Zelf spiegelde hij zich aan de legeraanvoerders van de antieke oudheid die in het zicht van de nederlaag zelfmoord pleegden. Op 21 april schoot hij zich door het hoofd.

Het enige dat de nazi’s nog restte, was een felle verdediging van een paar steden. De zevende tankdivisie van de Britten rukte op richting Hamburg en Bremen. Hitler had intussen bevolen dat Hamburg tot de laatste man verdedigd moest worden. De aanval op Hamburg begon op 18 april 1945. Maar eerst moest het verzet gebroken worden in enige omliggende plaatsen en plaatsjes. Het dorpje Welle was daar één van. De bevolking had er al meer dan genoeg van en liet witte lakens, ten teken van overgave, uit de ramen hangen. Een fanatieke Wehrmacht-eenheid van zo’n tien man dacht daar anders over. Slechts uitgerust met Panzerfausten probeerden ze de Britten op de Lünenburgerheide tegen te houden. Wat er precies gebeurde op die 17e april is niet helemaal duidelijk.

Er is een bron die zegt dat de aanvoerder van de Duitsers, een jonge luitenant, zich naar voren wierp onder de uitroep “Sieg Heil” en daarop werd neergemaaid. Volgens een andere bron zou hij met zijn handen omhoog zijn neergeschoten. Dorpelingen vonden op het ontzielde lichaam papieren met aantekeningen bij ingewikkelde mathematische berekeningen en problemen. Ze verklaarden later dat ze de indruk hadden dat de luitenant de oorlog alsnog wilde winnen.

Lees meer >

Frits Roessel

Vier keer heeft hij meegedaan aan het jeugdkampioenschap van Nederland. Drie maal was hij jeugdkampioen en één keer werd hij tweede achter Joop van Oosterom, de latere mecenas van de schaakwereld.

De eerste Open Kampioen van Nederland ook, en van de drie keer dat hij meedeed aan het kampioenschap van Nederland (1957, 1958 en 1961) werd hij tweemaal (gedeeld) tweede.

Als je Chessbase raadpleegt,

Lees meer >

Schakers en de Europese verkiezingen

Schakers weten dat een zet die een verandering van de dynamiek op het schaakbord brengt niet per se een verbetering oplevert en meer dan eens het tegendeel bewerkstelligt. De voorspelde ruk naar rechts bij de Europese verkiezingen geeft aan dat er nog altijd te weinig mensen schaken.

Huizinga en de spelende mens

Homo ludens, de spelende mens. Het is de titel van het baanbrekende boek van Johan Huizinga (1872-1945), historicus, cultuurfilosoof en antropoloog.

Huizinga werd vooral bekend door zijn eerste boek, ‘Herfsttij der Middeleeuwen’, dat in 1919 verscheen. Op tot dan toe geheel nieuwe wijze benaderde hij geschiedenis, in dit geval de Middeleeuwen. Niet alleen met feiten maar vooral in een zorgvuldige reconstructie van sfeer, levensgevoel, religieuze ervaring en houding tegenover de dood. Het boek werd wereldberoemd.

Beroemd werd ook het boek dat bijna twintig jaar later gepubliceerd werd, ‘Homo Ludens’. Lang geleden las ik dat boek. Of liever gezegd, ik probeerde het te lezen. Nu zou ik het beter begrijpen na bijna een leven lang aan de zijde van een spelende mens, beeldend kunstenaar Maartje van Lieshout.

Het hiernavolgende artikel van Foppe Jan Montsma gaat over de meetlat die Huizinga langs schaken legde. Is schaken van culturele waarde of is het niet meer dan een tijdverdrijf, te vergelijken met dobbelen?

Om te begrijpen met welk perspectief Huizinga naar spel keek, een citaat uit het boek dat de kern van de zaak weergeeft. Drink het even in want de beeldende taal is niet de karige en efficiënte taal die we gewend zijn.

‘Men kan bijna al het abstracte loochenen: recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan den ernst loochenen. Het spel niet. Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, den geest. Want het spel is, wat ook zijn wezen zij, niet stof. Het doorbreekt, reeds in de dierenwereld, de grenzen van het fysisch bestaande. Het is ten opzichte van een gedetermineerd gedachte wereld van louter krachtwerkingen in den volsten zin des woord een superabundans, een overtolligheid. Eerst door het instromen van den geest, die de volstrekte gedetermineerdheid opheft, wordt de aanwezigheid van het spel mogelijk, denkbaar, begrijpelijk. Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend, en in den hoogsten zin, het supralogisch karakter van onze situatie in den kosmos. De dieren kunnen spelen, dus zij zijn reeds meer dan mechanismen. Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk.’

Vrij vertaald: spelen en het bewustzijn daarvan is de kern van het menszijn. En, zo voegt hij daar met zoveel woorden in het boek aan toe, alles van culturele waarde komt daar uit voort.

Homo ludens

door Foppe Jan Montsma

Ludiek noemde ik het Dodo-Indisch in mijn stuk daarover. Toen ik dat woord gebruikte dacht ik: laat ik toch eens kijken wat onze meest beroemde cultuurhistoricus, Johan Huizinga, in zijn boek ‘Homo Ludens’ over het schaakspel te melden heeft. Zou hij wellicht ook ons spelletje onder dat aspect hebben beschouwd?

Welnu, wat hij in dit opzicht te melden heeft, is door zijn geborneerdheid voor mij een beetje onthutsend. In dat beroemde boek schat hij het schaken weliswaar hoger in dan de dobbelspelen, die hij voor de cultuur steriel noemt, maar het schaken acht hij een bezigheid die eveneens “onvruchtbaar blijft voor de cultuur”, dus even steriel als het dobbelen en, let op, “ook geen zichtbare schoonheid inhoudt.”

Lees meer >

Het Dodo-Indisch (2)

Het dierenrijk telt vreemde vogels. De dodo was daar een van. Wel vleugels, maar niet kunnen vliegen. Soms leidt zoiets tot nieuwe wegen in de gang van de evolutie, vaker nog is het een doodlopende weg.

De dodo heeft het niet gered toen vliegen zijn enige uitweg was bij een dreiging van buiten, nietsontziende Nederlandse kolonisten. De gedegenereerde vleugels konden de zware vogel niet dragen toen het erom ging.

In de schaakwereld wemelt het van de vreemde vogels. Het lijkt de bevestiging te zijn van de uitspraak van Lodewijk Prins dat schakers niets met elkaar gemeen hebben, behalve de liefde voor het schaakspel. Maar het is juist de weerlegging daarvan. Want het vreemde, het afwijkende ten opzichte van de goegemeente, het individualisme dus, is die andere overeenkomst. En niet de minste der overeenkomsten, een karakterologische namelijk: eigenzinnigheid die soms tot iets moois leidt, maar vaker ook niet.

Bij de een valt die eigenzinnigheid wat meer op dan bij de ander. We zijn blij vernomen te hebben dat een zo’n opvallende vogel, Raymond Liem, alive and kicking is.

Raymond en zijn vinding, het Dodo-Indisch, kwamen in de vorige aflevering aan bod en nu gaan we zien hoe Foppe Jan Montsma het ervan afbracht toen hij probeerde te vliegen met de Liem-vleugels.

Dodo-Indisch in Zuid-Frankrijk

door Foppe Jan Montsma

Vooraf dit: met het Dodo-Indisch heb ik enkele serieuze partijen gespeeld. Omdat ik een slordige archivaris ben van mijn eigen bestaan kan ik die niet meer terugvinden. Clubbladen van het Schaak Genootschap Rijswijk (SGR) van dik veertig jaar geleden, waarin Liem zijn geheimen aan ons prijs gaf, zijn evenmin nog te raadplegen.

Daarom doe ik het met een partij die een beetje in de buurt komt van Dodo, tenminste daardoor is geïnspireerd, maar het niet echt is. Semi-Dodo dus.

Wit: Foppe Jan Montsma Zwart: Lex Jongsma

Mollans-sur-Ouvèze, 24 mei 2011. Half Dodo.

 

 

 

Lees meer >

Het Dodo-Indisch

De dodo is een uitgestorven vogel. Een vogel met kleine vleugels die niet geschikt waren om mee te vliegen. Het beest leefde in de bossen van het eiland Mauritius.

De komst van Nederlandse kolonisten en de dieren die ze meenamen, ratten en varkens, werd de dodo fataal. Het beest is waarschijnlijk tussen 1680 en 1690 uitgestorven en staat symbool voor de aantasting van de natuur door menselijk handelen.

Lees meer >

Komt dat schot…!

Het zonnetje schijnt, het voetbalveld ligt erbij als het spreekwoordelijke biljartlaken. De aanvoerder van het thuisspelende team zet aan voor een dribbel. Dwars door het midden slingert hij zich als een balletdanser langs uitgestoken benen en wanhopig graaiende armen en bereikt de rand van het stafschopgebied. Hij houdt even in en maakt zich klaar om uit te halen.

Dan schalt de stem van Hugo Walker* door het stadion. Komt dat schot …… GOAL!!! Het stadion stampt, het stadion zweet, de supporters raken in een extatische roes. Een droom.

Zo kan het gaan, maar even zo vaak eindigt zo’n beloftevolle aanzet op de paal, naast de goal, hoog over de lat of nog erger, in een regelrechte blooper: een struikelpartij en een lullig rollertje. Zonder doeltreffende afronding leidt al het moois dat eraan voorafging tot frustratie en wordt vergeten.

Lees meer >