Begrijp wat u doet: De Aljechinverdediging
Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.

Alexander Aljechin
Toen het boek van Aaron Nimzowitsch, Mein System in 1925 verscheen, werd er gesproken van een regelrechte revolutie in het schaken. Nimzowitsch schopte tegen alle ‘heilige huisjes’ van de toenmalig heersende opvattingen hoe de opening en het middenspel moesten worden behandeld. Eén van zijn vondsten, het Nimzo-Indisch draagt nog altijd zijn naam.
De belangrijkste gedachte was dat in de opening het centrum niet per se vanaf zet één met een pion bezet hoefde te worden, zoals Dr. Siegbert Tarrasch iedereen had voorgehouden. Nimzowitsch vond dat het ook best met stukken mocht worden gecontroleerd om pas veel later met pionnen bestookt te kunnen worden. Die gedachte had ook wereldkampioen Alexander Aljechin opgevat toen hij zelfs al in 1921 op 1.e4 met de openingszet van het paard begon. Deze opening draagt sindsdien zijn naam.
1. e4 Pf6
2. e5
De meest principiële voortzetting, waarmee wit de handschoen opneemt. Een andere mogelijkheid is 2. Pc3.
2…Pd5
De witte centrumpion op e5 is naar voren gelokt en kan zo dadelijk aan de tand gevoeld worden met …d7-d6. Dat is de belangrijkste gedachte achter de zwarte opzet. Aljechin wilde de witte pionnen naar voren lokken om ze dan te gaan aantasten. Hij accepteert dat hij weinig ruimte krijgt maar wil straks de mogelijke gaten die wit laat vallen induiken met zijn stukken. Het excentrieke 2…Pe4 (zie analysediagram) Lees meer >