5 december 2019 20:56 Wim Westerveld
Een blik op de speellijst bevestigde mijn vermoeden. Ik moest tegen hèm. Niet lang daarna kwam hij op me af met die karakteristieke geamuseerde grijns op het gezicht en sprak hij op de licht zangerige toon die hem eigen is: “Wij spelen Wim.” Even later zaten we tegenover elkaar. “Hebben we al eens gespeeld?”, was zijn vraag en ik wist niet zo goed of dit nu een welgemeende vraag was of dat hij me slechts wilde herinneren aan een pijnlijke ervaring.
We hadden inderdaad al eens gespeeld. Ik was door hem in een soort moeras getrokken waarin ik objectief gezien wel beter stond, maar waar een fout levensgroot op de loer lag. En die maakte ik. “Ja, we hebben al eens gespeeld en jij won”, zei ik afgemeten. Hij kneep zijn ogen dicht om als het ware ongestoord in zijn herinnering te kunnen graven. “O ja”, zei hij na een korte pauze en zijn gelaatsuitdrukking verraadde binnenpret, “jij greep naar je hoofd onder de uitroep: ‘ach, een blunder gemaakt.’”
Dat hij zich dát herinnerde en niet iets schaaktechnisch is veelbetekenend. Hij lijkt het schaakspel geheel anders te beleven dan wie dan ook en dat heeft iets verontrustends. Je krijgt er geen vat op, je weet niet wat je te wachten staat. Dat ‘anders’ beperkt zich overigens niet tot het schaakbord.
Een paar maanden geleden liep ik met mijn vrouw in de buurt van Scheveningen op een vrijwel verlaten strand. Een eenzame man kwam ons tegemoet. Híj was het en in tegenstelling tot mijzelf leek hij totaal niet verrast. We gaven elkaar een hand en gingen vervolgens ieder ons weegs. Enige weken later stond ik in het winkeltje van het Franciscus Gasthuis op zoek naar iets leuks voor de zieke die we gingen bezoeken. “Dag Wim”, hoorde ik plots, en daar stond hij weer, als uit het niets opgedoken.
Lees meer >