Columns

Belevenissen van een arbiter: Viva Cuba libre!

“Ik ben blij dat iedereen op tijd zijn visum heeft kunnen regelen!” zegt Frans tegen mij op de avond van 13 september, voor het vertrek op zaterdag naar Cuba. Plotseling verstijf ik, mijn ademhaling stokt en benauwd klinkt het uit mijn mond: “Maar Frans, ik dacht dat jij ze voor ons allemaal besteld had, ik heb nog geen visum!” Je ziet Frans schrikken en het is even angstvallig stil. Een groot probleem komt aan de oppervlakte drijven. Op de normale manieren is niet meer op tijd aan een visum te komen. En zonder visum kom je Cuba niet in. Sterker nog, je komt al niet het KLM-vliegtuig in. Wat nu?

Een half jaar eerder laat Frans Vreugdenhil, alstroemeriakweker en schaakfanaat uit het Westland, het weten: “We gaan weer!” Dit betekent dat hij als grote sponsor en organisator weer een toernooi gaat houden in Cuba.

In 2012 deed hij dat voor de eerste keer met Hollanders erbij: het Alstroemeria Open 2012 in Camajuani. Het lukte toen niet er een Fide-toernooi van te maken maar nu in 2019, zeven jaar later, is dat anders. Door het succes van toen is er bij de Cubaanse schaakbond vertrouwen ontstaan zodat het toernooi nu door hen bij de Fide geregistreerd is. Dit keer is de schaakzaal in Santa Clara het strijdtoneel voor naar verwachting zo’n 30 spelers. Buiten Frans en mijzelf zijn ook Robert Ris, Tom Bottema en Andre Duijvesteijn weer van de partij. Nieuwkomers zijn Harmen Jonkman en Manuel Bosboom, wat het totale reisgezelschap dit keer op zeven personen brengt.

Lees meer >

Hoe oud moet je zijn voor een biografie?

Er is een biografie verschenen over de 22-jarige voetballer Frenkie de Jong. Het boek telt maar liefst 320 pagina’s. Is 22  niet erg jong voor een dikke biografie? Toen ik de aankondiging zag, dacht ik aan de eerste biografie van Magnus Carlsen. Die verscheen in 2004, toen Carlsen dertien jaar was. Het boek werd geschreven door Simen Agdestein, de trainer van Carlsen, en in de Nederlandse vertaling uitgegeven door New in Chess. Ik pakte het boek erbij en zag dat ik er een uitgeprinte column had ingestopt die Gert Ligterink had geschreven op de site van Tata Steel Chess.

Ligterink schrijft dat het eerste boek over Bobby Fischer verscheen in 1966, toen hij 23 jaar was. Garry Kasparov kreeg op z’n 18e een eerste klein boekje. Beiden hadden toen al een grote staat van dienst. Carlsen had in 2004 net de C-groep in Wijk aan Zee gewonnen. Van wereldtop was nog geen sprake, dat kan ook niet voor een dertienjarige, maar waarom dan toch al een biografie?

Ligterink: “Dertien jaar, is dat niet een tikje jong voor een biografie, zegt u misschien. Uit de inleiding blijkt dat die bedenking ook bij de auteur is opgekomen. ‘Aan de Noorse pers’, schrijft Agdestein, ‘leg ik soms uit dat iemand die zo jong de grootmeestertitel verovert vergelijkbaar is met een dertienjarige die de Nobelprijs voor scheikunde wint.’ Na zo’n entree weet de lezer dat de auteur het moeilijk zal vinden afstand tot zijn onderwerp te bewaren en dat een lofzang op het punt staat te beginnen. En inderdaad, bijna alles wat Magnus heeft gedaan is in dit boek buitengewoon of op zijn minst opmerkelijk.”

Ligterink vond Carlsens optreden in de C-groep de mooiste herinnering van 2004, maar hield bedenkingen bij de biografie: “Ik hoop dat ik ongelijk heb maar ik kan me niet voorstellen dat de vroege commerciële exploitatie van Carlsens talent een goede invloed op zijn ontwikkeling zal hebben. Voetballen moet hij en studeren natuurlijk op de finesses van het toreneindspel en de Svesjnikov-variant.

Lees meer >

“Schaakpleegvader” door Theo Mooijman

De keurige heer, die bij ons werd ingekwartierd, was de jeugdleider van de K.B.S.B., de Belgische schaakbond, Hendrik Baelen. Een zeer aimabele man, die zich bij ons zeer thuis voelde.
Daar kon ik goed inkomen want mijn moeder kon uitstekend koken en mijn vader, een generatiegenoot van hem (beiden stamden uit de negentiende eeuw), was een aangenaam causeur, een sigaartje opsteken was nog heel gewoon en gold voor gezellig en een glaasje wilde ook best smaken.

Lees meer >

“Het is schaken, maar niet zoals wij het kennen”

Of ik kan schaken? Dat hangt er maar net vanaf aan wie je het vraagt. Over een dergelijk perspectief gaat de column van Hans Meyer.

In het begin van het computerschaaktijdperk werd er verschillend over de toekomst van deze machines gedacht. Max Euwe (10-06-1980): ‘Een computer zal nooit op grootmeesterniveau spelen. Daar ben ik vrijwel van overtuigd!’ en Hein Donner (13-04-1981): ‘De computer is een moron!’ hadden bepaald geen hoge verwachting van het computerschaak.

Lees meer >

“Voor de ‘heb’ ” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie.

De min of meer vergeten schrijver en mediapersoonlijkheid Godfried Bomans (1913-1971) heeft in een van zijn meer bespiegelende werkjes ooit geschreven dat “bezit” een fictie is. Dat is triviaal waar, maar het feit dat ik mij herinner dat hij dit ooit geschreven heeft, geeft aan dat deze vaststelling indertijd toch als een “bewustwordingsmomentje” binnenkwam. Bezit is een fictie, maar gevoelsmatig is het soms meer dan dat. Voor bezittingen van strikt persoonlijke aard,

Lees meer >

“Overzien” door Jan Willem Duijzer. Column van Schaakvereniging Promotie.

Voor mij is er geen twijfel mogelijk over de betekenis van het woord “overzien”. Iets overzien is: iets missen, iets niet-zien. Overzien is blunderen, leed. Het ergste wat je als schaker kan overkomen. Ik weet niet of ik het vaak doe, maar ik ben zeker geneigd om “overzien” in deze betekenis ook buiten het schaakdomein te gebruiken. Een tegenligger overzien, een losliggende klinker overzien… Voor mij voelt dat als normaal taalgebruik.

Lees meer >

“Een keurige heer” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie

In de jaren vijftig en zestig was het heel gewoon dat bezoekende sporters of leden van andere verenigingen ondergebracht werden bij gastgezinnen. Er waren nog geen campings. Stacaravans en campers waren er ook niet, althans niet in ons land. Men was aangewezen op pensions en hotels.
Of gastgezinnen. Jeugdherbergen waren er wel, maar die waren voor jeugdigen en ook nog eens dungezaaid. Budgetten waren bescheiden en dat gold ook voor de financiële mogelijkheden van de deelnemers.

Lees meer >

Column 56: Een eerste wapenfeit

Aangezien ik in mijn leven al heel wat schaaktrainingen heb verzorgd, vooral aan (talentvolle) jeugdspelers, is het van belang om de schaakstudenten, behalve schaaktechniek ook de nodige motivatie bij te brengen. Het is mij opgevallen dat motivatie een zeer bepalende factor is op de weg naar succes. Zo bouw ik verschillende uitdagingen in bij mijn trainingsmateriaal, maar spreek ik ook regelmatig met spelers over hun schaaksuccessen.

Het is logisch dat het behalen van goede resultaten belangrijk is om op het ingeslagen pad verder te gaan. Voor jonge jeugd zijn bekers en medailles heel motiverend om de schaaktraining op te pakken. Later komen daar geldprijzen bij. Voor aanstormende talenten is het behalen van titelresultaten op een gegeven moment een belangrijke drijfveer om trainingsarbeid te leveren. En dat is in de sport, ook in het schaken, onontbeerlijk. Je kunt nog zoveel talent hebben, zonder noeste trainingsarbeid is het behalen van de top vrijwel onmogelijk. Maar de weg naar de top is weerbarstig en gaat gepaard met vallen en opstaan.

Lees meer >

“Schaken tussen wal en chip” door Hans Meijer. Column van Schaakvereniging Promotie.

U denkt dat de titel van de column van Hans een spelfout bevat? Lees zelf en oordeel!

Extreem grote getallen komen in de geschiedenis van de mensheid pas laat aan bod. Zo’n getal gaat ons voorstellingsvermogen ver te boven hetgeen evolutionair goed verklaarbaar is. Kleine getallen kunnen we gemakkelijk duiden maar bij echt grote getallen laat onze intuïtie ons in de steek. Die komen we vrijwel nooit tegen.

Lees meer >

“Bespiegelingen achter de computer” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie

De zomermaanden zijn typisch de maanden waarin schakers van allerlei sterkte hun krachten willen meten in binnen- en buitenlandse toernooien. Zo ook bij mijn schaakclub, Promotie. Niet langer serieus te nemen figuren als ikzelf spelen in het seniorentoernooi in Dieren. Maar een viertal op eer en roem beluste figuren toog naar de hoofdstad van Oostenrijk, enkele Vlissingen-verslaafden togen naar Zeeland en in het schilderachtige Brugge maakten de voorzitter van onze vereniging en een andere beminnelijke schurk de boel onveilig.

Lees meer >