18 juli 2011 9:10 Herman Grooten
De schaakwereld wordt gedomineerd door Elogetallen. Ik herinner me een oude anekdote van Hans Ree die hiermee te maken heeft. Ree schreef dat hij wel eens met zijn team in de trein op weg was voor een uitwedstrijd. Spelers met lagere Elo’s verloren discussies over algemene onderwerpen van de spelers met de hoge Elo’s. Blijkbaar omdat het ontzag kennelijk zo groot is dat zelfs als het niet over het schaken gaat, het respect voor de sterkere schakers overheerst.
Toen ik ooit meespeelde in een van de beroemde Ohra-toernooien in Amsterdam, maakte ik samen met Gert-Jan de Boer een wandelingetje langs de RAI, waar het toernooi plaatsvond. Wij waren beide toen 2300-spelers. Terwijl we een frisse neus aan het halen waren, zagen we dat meer schakers op hetzelfde idee waren gekomen. De Boer maakte mij er op attent dat de Elo-hiërarchie bij schakers flink ingeworteld is. “Kijk”, zei hij, “daar lopen twee spelers met elkaar te praten, ze hebben allebei 2400+. En zie, daar lopen er weer twee, dat zijn twee 2500-spelers die elkaar opzoeken”. Dat ging me toch wat ver, maar toen we de hoek omkwamen, zagen we weer twee mensen. Ditmaal hadden ze allebei 2600+. “Ik moet je helaas gelijk geven”, antwoordde ik, “waarom lopen wij met elkaar een blokje om? Alleen maar omdat we allebei 2300+ hebben”?
Lees meer >