2 november 2020 21:03 Jeroen van den Berg
Jeroen van den Berg (foto Tata Steel Chess Tournament)
We zijn vereerd met het feit dat Jeroen van den Berg, bekend als toernooidirecteur van diverse grote toernooien (waaronder het Tata Steel Chess Tournament), bereid is om af en toe één van zijn belevenissen, in zijn rijke geschiedenis bij toernooien, voor Schaaksite op te tekenen. Dat een toernooidirecteur de nodige dingen meemaakt, is een eufemisme, maar meestal blijven die binnenskamers. Daarom is het natuurlijk extra leuk als er een tipje van de sluier wordt opgelicht van dingen die achter de schermen gebeuren tijdens een groot toernooi. Dit is de tweede aflevering van een serie columns die hij voor Schaaksite gaat schrijven.
Het is, zelfs voor ons schakers, een vreemde tijd. Toen de tweede golf zich in oktober aandiende, gingen veel schaakclubs weer dicht, nadat zij kort daarvoor – met de beste intenties – juist voorzichtig hun deuren weer hadden geopend. Schaken en corona, het gaat op zichzelf wel samen, want online-schaken is een fraai alternatief. Schaakvrienden treffen elkaar in toernooivorm via – bijvoorbeeld – de toernooiarena, en hebben ondertussen hun zoom/whatsapp aan staan om zodoende onderling contact te houden over alle prestaties in teamverband. Niet iedereen kent deze vorm van ontspanning ten tijde van de pandemie.
Toch speel ik zelf liever achter een bord met echte stukken, in een goed gevulde speelzaal met na afloop een gezellige nazit. Nu dat voorlopig niet kan, begin ik weleens te mijmeren. Dan denk ik bijvoorbeeld terug aan de tijd waarin al die prachtige technieken nog niet bestonden. Toen pers, publiek en commentatoren nog volledig afhankelijk waren van bordenjongens bij de grote toernooien.
Voor de jongere lezers onder ons: een bordenjongen was in vroegere tijden iemand die de zetten op grote demonstratieborden bijhield voor publiek. Elektronische borden en internet bestonden nog niet. Begin jaren tachtig was ik zelf bordenjongen bij enkele grote toernooien in Nederland. Zo’n toernooi was in zekere zin voor alle in- en externe communicatie volledig afhankelijk van de bordenjongens. Immers, zij voorzagen pers, arbiters en publiek van de meest essentiële informatie: de zetten.
Jan Hein Donner
De leukste herinneringen bewaar ik aan mijn team tijdens de Hoogovenstoernooien. Maar de meest persoonlijke en bijzondere herinnering, stamt van het NK-schaken in Hilversum, in de AVRO-studio. Ik maakte toen mijn debuut als bordenjongen. We werden destijds in ploegen ingedeeld: ofwel je was permanent in de speelzaal om daar alle gespeelde zetten te noteren en tevens voor het publiek bij te houden; ofwel je was permanent in de perskamer om alles daar te coördineren en de inbellende journalisten te woord te staan over de actuele stellingen; ofwel je was verantwoordelijk voor het doorgeven van de zetten aan de commentator van de dag.
Op de dag dat de legendarische Jan-Hein Donner commentaar gaf, was ik op eigen verzoek degene die de zetten naar het commentaar zou brengen. Ik was als jonge, ambitieuze schaker altijd fan geweest van Donner en las zijn verhalen in de Volkskrant en andere uitgaven erg graag. Zodoende had ik als bordenjongen het genoegen om hem voor de eerste (en naar later zou blijken enige) keer de hand te schudden. Opvallend: hij maakte een buitengewoon vriendelijke indruk bij de kennismaking (en dat was hij in zijn stukken lang niet altijd), terwijl hij het ambt bordenjongen zeer bleek te respecteren: “Ik zal vandaag volledig afhankelijk zijn van jou en weet welke zware taak het is om de partijen, vooral in tijdnood, bij te houden. Succes daarmee!”
Lees meer >