Column 48: Is het krijgen van schaaktraining een privilege?
Vroeger was het krijgen van training een privilege. Dat lijkt tegenwoordig wel anders. Veel jeugdspelers worden in de gelegenheid gesteld om te trainen in trainingsgroepjes. Sommige jeugdspelers genieten zelfs privétraining van erkende schaaktrainers. Door het internet worden veel trainingen nu online verzorgd. Bij de KNSB-stertrainingen zijn er de nodige internettrainingen waarin gebruik gemaakt wordt van PlayChess en Skype. Prachtige hulpmiddelen, fraaie animaties, opgaven die op een dienblaadje worden aangereikt en je mag gewoon lekker thuis achter de computer blijven zitten; geen reistijd meer zelfs.
Maar niet iedereen weet deze privileges op waarde te schatten. Grootmeester Karel van der Weide verzuchtte ooit eens toen hij als KNSB-trainer probeerde een sessie met een twee- of drietal te regelen: “Het schaken lijkt bij sommigen wel prioriteit nummer vijf. Ze zitten op voetbal, tennis of judo. Ze zijn de hele dag met MSN- of iets dergelijks aan het chatten. Computerspelletje voeren de boventoon. Als je een voorstel doet voor een training kan de basketbaltraining niet een keertje overgeslagen worden. En dat terwijl je op de achtergrond de TV aan hoort staan met een of andere goedkope soap. Ik krijg het niet geregeld om drie of vier personen op hetzelfde tijdstip door de week samen op één locatie te laten samenkomen”.
Niet lang daarna zei hij het trainerschap vaarwel, hij had het helemaal gehad met de toenmalige generatie. Ook de huidige hoofd Topsport van de KNSB, IM Jeroen Bosch liet mij wel eens weten dat hij het vreemd vond dat de nieuwe lichting liever met de vinger op de cursortoets potjes à tempo zat na te spelen dan het naspelen uit boeken met het traditionele houten bord en de (plastic) stukken. Het is er niet meer bij, zo lijkt het. Zetten in partijen waar spelers met 2700+ een paar uur over nadenken, vliegen flitsend over het beeldscherm. En sommigen hebben de illusie dat ze ook nog begrijpen wat er allemaal aan de hand was in die partijen.
Zelf kreeg ik pas mijn eerste officiële training toen ik al 22 jaar was. Als jeugdspeler was ik onzichtbaar gebleven voor de bondsofficials en daarom kwam ik ook (terecht) niet in aanmerking voor iets dergelijks. Als student Informatica kwam ik in Eindhoven terecht waar ik mij via de interne en externe competitie razendsnel ontwikkelde dat ertoe leidde dat ik mij als volkomen outsider voor het Kampioenschap van Nederland in 1981 wist te kwalificeren. Zelfs bij het ingaan van de laatste ronde hield niemand er rekening mee (ikzelf incluis) dat ik me voor deze eindstrijd zou kunnen plaatsen. Ik speelde tegen Han Janssen, die niet alleen Nederlands jeugdkampioen was, maar aan het eerste bord van de Hoofdklasse acteerde. Met zwart overrompelde ik hem – terwijl ik een paar weken daarvoor nog in dezelfde variant van de Najdorf smadelijk van hem verloren had. En ineens mocht ik mijn koffers gaan pakken voor drie weken Leeuwarden. Het toernooi bestond toen nog in dertien ronden. Het werd mijn eerste confrontatie met het crème de la crème van het toenmalige Nederlandse topschaak.
Ik kreeg een telefoontje van de toenmalige bondscoach Cor van Wijgerden, die onlangs volkomen terecht de Euwering kreeg als hommage voor zijn onmiskenbare verdiensten voor het Nederlandse schaak. “Eigenlijk trainen we geen bejaarden”, of woorden van die strekking kreeg ik te horen. Iemand van 22 jaar werd gezien als een ‘gearriveerd speler’, maar ik had nauwelijks een trainingsachtergrond.
Maar door mijn prestatie mocht ik toch een paar keer bij hem langskomen. Dat was voor mij een zeer bijzondere ervaring. Ik mocht aangeven wat ik wilde gaan doen. Uiteraard nam hij mij een aantal tactiektestjes af en op mijn verzoek kreeg ik diverse ingewikkelde toreneindspelen van hem voorgeschoteld. Hij bracht mij de liefde voor het eindspel, in het bijzonder het toreneindspel bij. Zijn boek over toreneindspelen, hoewel niet meer te krijgen, is nog altijd een van de beste boeken die er op dit gebied zijn verschenen. Dat zal hij waarschijnlijk niet met me eens zijn, omdat hij door voortschrijdend inzicht momenteel een nog veel beter boek zou kunnen schrijven. Het neemt niet weg dat ik – ook na er zelfstandig mee aan de gang te gaan – na een tijdje begon te merken dat ik veel gehad had aan de sessies in Rotterdam.
Toen ik de bekende Engelse speler Julian Hodgson (aan wie ik een artikel heb gewijd), een remise staand toreneindspel afnam, kon ik zeggen dat de lessen niet voor niets waren geweest. De partij was afgebroken en in de tussentijdse pauze van 2 uur zag ik dat mijn tegenstander vrolijk aan de maaltijd was gegaan (die we allemaal nuttigden in het hotel in het Engelse Ramsgate). Ik at ook wat maar zat koortsachtig te analyseren om van ‘niets’ nog ‘iets’ te maken. En toen de partij weer hervat werd, merkte ik ook direct dat ik me wat beter in de problematiek verdiept dat hij. Ineens doemden er problemen op die hij niet verwacht had. Hij kwam in tijdnood en toen miste hij een paar keer de beste voortzetting waardoor ik tenslotte toch nog won.
Net voor de veertigste zet heeft wit een dameruil aangeboden waarna zwart een zwaarwegende beslissing moet nemen. In tijdnood moet ik nog een zet spelen, maar dat werd helaas de verkeerde.
40… c3?
Het goede idee in een verkeerde uitvoering. Winnend was om te kiezen voor een andere manier om de damevleugel ‘schoon te vegen’. Zwart kan bij goed spel daar een extra pion overhouden en met twee pionnen meer moet de stelling gewonnen zijn. 40… Te2 41. Ta6 Of 41. Tb6 Tc2 42. Tb5 c3 43. bxc3 Txc3 44. Kg1 Kf8 45. Kf2 Ke7 46. Ta5 Txa3 47. Txc5 Tb3 48. Ta5 a3 levert zwart een winststelling op.
41. bxc3
Deze zet speelde hij nog snel waarna de partij afgebroken zou worden.
41… Te3
Deze zet had ik afgegeven en hier begon mijn analyse.
42. Ta6 Txc3 43. Txa4
Nu heeft wit er nog een extra pion bij en dan moet de stelling binnen de remisemarge zijn.
43… Kg7
44. Ta7?!
De eerste onnauwkeurigheid. Wits plan is simpel: hij wil graag zijn a-pion voor de zwarte c-pion ruilen waarna het eindspel van drie tegen twee op één vleugel theoretisch remise is. Veel handiger is 44. Ta6! hetgeen de zwarte koning even tijdelijk afsnijdt van zijn tocht naar de c-pion.
- 44… g5 met de bedoeling … f7-f6, … Kg7-g6 en dan … Kf5, maar als wit ergens g2-g4 speelt, wordt dat plan verijdeld.
- 44… h5 maar dan antwoordt wit met 45. h4 en opnieuw zal de zwarte koning niet ten tonele (lees: de damevleugel) kunnen verschijnen.
- Zwart kan iets proberen met 44… Kh6! om via g5 naar de damevleugel te wandelen is de enige manier om nog iets van deze stelling te maken.
44… Kf6 45. a4 Ke6 46. Ta6+ Kd5 47. a5 Ta3
Zwart heeft inmiddels al behoorlijke progressie geboekt. Zijn toren is achter de witte vrijpion verschenen, de koning dekt de belangrijke c-pion, terwijl de witte koning nog steeds als toeschouwer de strijd moet gadeslaan.
48. Ta8 Kc6 49. a6
49… Ta5!
Hiermee pas ik een bekende techniek toe. Het is niet alleen een nuttige zet om pion c5 extra dekking te geven, zodat … Kb6 mogelijk wordt, maar een belangrijkere bedoeling is natuurlijk ook om straks de toren achter de eigen vrijpion te krijgen. Te vroeg is nu 49… c4 50. Tc8+ Kb5 51. Tb8+ en zwart komt niet verder.
50. Ta7?
Wit ziet het niet meer. De toren staat hier uiterst ongelukkig. Hij probeert een paar zwarte pionnen onschadelijk te maken, maar de c-pion krijgt ruim baan nu. 50. Kg3 lijkt het enige alternatief, maar ook dan zal zwart waarschijnlijk tot winst kunnen komen. Een voorbeeld: 50… Kb6 51. Kf4 Txa6 52. Tb8+ Kc6 53. Kg5 c4 54. Kh6 Kc5! 55. Tb1 c3 56. Tc1 Kd4 57. Kxh7 Kd3 58. h4 c2 59. g4 Kd2 60. Th1 c1D 61. Txc1 Kxc1 62. h5 gxh5 63. gxh5 f5 met winst.
50… c4
Dit leek me een mooi moment om met de pion te gaan rennen.
51. Txf7
[Wits enige poging is om de koning te activeren, maar het is in feite al te laat. 51. Kg3]
51… Txa6 52. Txh7
Wit heeft twee pionnen weten te snoepen, maar hoe houdt hij de zwarte c-pion tegen?
52… c3 53. Te7 c2 54. Te1
54… Kd5
De koning maakt plaats voor de toren die op c6 het ideale veld bezit.
55. Tc1 Tc6 56. Kg3 Ke4
Altijd door het centrum lopen!
57. Kg4
57… Tc5!
En deze zeer nauwkeurige zet maakte een einde aan wits illusies.
0-1
Hodgson had een prachtige carrière: hij werd snel grootmeester, een aantal keer kampioen van Engeland en ook was hij een tijdlang vaste kracht in het Olymiadeteam. Aan zijn staat van dienst kan ik niet tippen, helaas is deze mooie schaker gestopt met ons schitterende spel.
In Leeuwarden behaalde ik als debutant uiteindelijk vier punten uit dertien partijen en dat was voor een speler die op afstand de laagste (KNSB-) rating had een verdienstelijke prestatie. Zelf was ik niet tevreden over mijn spel, maar ik had mogen ruiken aan het Nederlandse topschaak. In de jaren erop slaagde ik erin om grote progressie te boeken. In het tijdbestek van een aantal jaar behaalde ik zo’n tien, elf IM-normen, maar nog altijd mocht ik de titel niet in mijn ransel voeren. Dat had te maken met de regeling dat er een IM-resultaat in een gesloten toernooi moest worden gehouden. Hoe het uiteindelijk lukte om het toch te worden en hoe vlak daarna de regeling afgeschaft werd, heb ik beschreven in de column Afgestudeerd in de schaakkunde.
Een andere speler die mij de liefde voor het eindspel bijbracht was Peter Scheeren. Als kopman van het eerste team van de Eindhovense schaakvereniging dat jarenlang in de hoogste klasse (toen nog Hoofdklasse genoemd) acteerde, slaagde hij er in diverse analysesessie met teamgenoten in om de jonge twintigers in ons team (Gerard Welling, Johan van Mil, Rudy Douven en Frans Cuijpers) de nodige kneepjes van het vak bij te brengen. Tegen laatstgenoemde slaagde er ook ooit in een toreneindspel dat binnen de remisemarge was in winst om te zetten. Dat ging niet helemaal gestroomlijnd, hieronder de analyse:
Zwart heeft een pionnetje meer, maar dat is in deze stelling van weinig betekenis. Als de a- en de b-pion tegen elkaar geruild worden is de extra zwarte e-pion niet voldoende om de winst af te dwingen.
1… Kf7 2. Kf2 Kf6 3. Tf4+ Ke7 4. Th4 h6 5. Tg4 Kf6 6. Tf4+ Ke5
7. Tc4
Er valt geen reële winstkans te bedenken. Ook na 7. Tf7 g5 8. Tb7 Tb4 9. Ta7 Ke4 zijn zwarts winstkansen reëel, maar of het wint is de vraag.
7… h5 8. Tc7
Een beetje vreemd, maar niet fout. Dit is de eerste kans voor wit om zijn doel te verwezenlijken. De ruil van de a- tegen de b-pion kan met 8. a5 tot stand gebracht worden. 8… bxa5 9. Tc5+ Kf4 10. g3+ Ke4 11. Txa5 Tb2+ 12. Kg1 e5.
8… g5
9. a5
Hij grijpt de tweede kans. Na 9. Tg7 Kf6 10. Tg8 Tb4 11. Tb8 Ke5 12. Tg8 Kf4 13. Tf8+ Ke4 14. Tb8 [Na 14. Tg8 Txa4 15. Txg5 zijn zwarts winstkansen reëel. 14… e5 en hoewel zwart goed staat, is het opnieuw de vraag of hij daadwerkelijk verder kan komen. Vermoedelijk niet.
9… bxa5 10. Tc5+ Kd4
11. Txg5?
Maar wat is dit? Hij gaat voor de twee pionnen van zwart op de koningsvleugel, maar daarmee laat hij wel de verre zwarte a-pion in leven. Noodzakelijk was 11. Txa5!
11… Tb2+ 12. Kg3 e5!
Zwart gunt hem geen nieuwe kans.
13. Txh5 a4
Onder het motto ‘push pawn’. Vrijpionnen moeten zo snel naar voren gebracht worden.
14. Th8 a3 15. Ta8 a2
16. h4
Wit lijkt voldoende tegenspel te hebben met zijn h-pion. Maar zwart heeft nog een sterke vrijpion en die gaat nu het werk doen!
16… e4! 17. Ta4+
17… Kd5??
Een verschrikkelijk fout die zwart de winst had kunnen kosten. Simpel 17… Kd3 won nu. 18. Ta3+ Kd2 19. h5 e3 en de pion loopt door.
18. h5?
Gelukkig voor de zwartspeler doet wit het ook weer fout. Hier gaat het adagium ‘push pawn’ niet op. Met 18. Kf4! had wit het halve punt kunnen veilig stellen. Hiermee houdt hij de e-pion onder controle. 18… Txg2 [18… Tf2+ 19. Ke3 Txg2 20. h5 is ook remise.] 19. h5 Tf2+ 20. Kg3! [Niet 20. Ke3? vanwege het beruchte röntgenmotief. 20… Tf3+ 21. Ke2 Th3 en de dreiging … Th1! wint de partij voor zwart.] 20… e3 21. h6 en nu is de witte h-pion een flinke afleider geworden.
18… e3!
Voor zwart overigens wel! De pion wordt zo snel mogelijk naar de promotielijn gebracht.
19. h6 e2 20. Kf2
20… e1D+!
Zwart kan nu de toren winnen en daarmee is het eindspel van toren tegen pion(nen) gewonnen.
21. Kxe1 Tb1+ 22. Kf2 a1D 23. Txa1 Txa1 24. Kf3 Th1
25. Kf4
En toch ook maar opgegeven. 25. Kf4 Txh6 26. g4 Ke6 en de koning komt voor de pion, waarna het gemakkelijk wint voor zwart.
0-1
Ook Frans Cuijpers is mij in de loop van de jaren voorbijgestreefd. Hij werd een sterke meester die mede door twee grootmeesternormen ook de 2500-grens doorbrak. Zijn techniek is nu uitstekend te noemen; hij nam mij later ook eens een toreneindspel met pluspion af. Dat verliep heel erg gladjes voor hem…
Deze fragmenten via de viewer:
Verantwoording foto’s:
De foto van Julian Hodgson: John Henderson (op www.chess.co.uk).
De foto van Frans Cuijpers is van Jos Sutmuller.
Gelukkig staat aan het eind weer"overzicht van alle eerdere columns",want ze waren de voorbije weken maar moeilijk te vinden.Vroeger stond er bij veel van je columns dat zinnetje,zodat je de hele rits in een mum van tijd tot je beschikking had,maar om één of andere reden is dat zinnetje verwijderd.Mooie columns,gevaarlijke avonturen met stenen gooiende cafébazen en vreemde snuiters.
Toch vind ik het jammer dat er geen datum staat bij je column(geldt ook voor alle andere artikelen van wie dan ook),hier is ook om gevraagd in het commentaar onder een correspondentieschaak artikel van Twan Burg.In deze column wellicht minder belangrijk,maar d’r zijn veel artikelen waar een toernooi wordt aangehaald(in het onlangs gehouden gretatoernooi……..)en zoek dan maar uit welk jaar "onlangs" was.Ik beleef veel plezier aan je columns!
Zo beter?
Als we trainingen als een privilege beschouwen dan moeten we ook niet verwonderd zijn dat het aantal schakers jaarlijks verminderd.
Ja,Dimitri,veel beter.De seconden hoeven er niet bij,hoor.
Overigens,als commentaar geleverd wordt is het minder nodig,maar vantevoren weet de auteur dat niet.Op Brabo’s site staan ook data in de kop van zijn artikelen.