De betekenis van het schaakspel voor onze samenleving

klik hier voor overzicht publicaties
klik hier voor verloting

Elk spel heeft betekenis voor onze samenleving: het bevredigt bepaalde menselijke behoeften, zoals nieuwsgierigheid, avontuurlijke neiging , het ontwikkelt onze scherpzinnigheid, het schenkt voldoening en zo meer. Een spel is het in onderlinge concurrentie of wedijver opsporen van de meest gunstige combinatie uit een zeer groot aantal mogelijkheden. Aan deze definitie voldoen op enkele uitzonderingen na de meeste spelen, onverschillig of wij te maken hebben met dobbelspelen, kaartspelen of bordspelen. Als bordspelen kennen wij onder meer dammen, schaken, go en checkers (dammen op een schaakbord) en halma. Deze bordspelen onderscheiden zich in bepaalde opzichten van de andere spelen. Er komt geen toeval aan te pas, dat wil zeggen men gooit niet met dobbelstenen en men trekt geen goede of slechte kaarten. Voorts speelt men niet om geld; anders gezegd, het is niet beslist noodzakelijk om om geld te spelen. Het spelen om een inzet komt betrekkelijk weinig voor. De prikkel om te winnen is er ook zonder geld. Dat schaakmeesters voor hun prestaties een honorarium vragen (soms uitzonderlijk hoog) is een uitvloeisel van de praktische onmogelijkheid in het schaken een hoog niveau te bereiken zonder daarvoor maatschappelijke offers te brengen.

Schaak de koning plm. 1480

Bij de bordspelen speelt de vooruitberekening, de beoordeling van de toekomstige mogelijkheden, een grote rol; dat is misschien bij het ene spel moeilijker dan bij het andere. Het heeft weinig zin de bordspelen ten aanzien van dit criterium met elkaar te vergelijken. Als iemand zegt dat schaken moeilijker is dan dammen of omgekeerd, is dat duidelijk een subjectief oordeel. Ik heb eens een wereldkampioen checkers horen zeggen dat hij om zijn hersens wat rust te gunnen van tijd tot tijd schaak speelde. Daar kon hij minstens tien zetten doen zonder dat het er erg op aan kwam, wat hij deed. Bij checkers moest hij van de derde zet af al oppassen of hij niet in een geforceerde verliespositie kon geraken.. Deze wereldkampioen had ook kunnen zeggen dat de openingstheorie van het schaken wat verder was ontwikkeld dan van het checker-spel.

Objectieve criteria, zonder dat daarbij de bedoeling voorzit een voorkeur uit te spreken, zijn bijvoorbeeld het aantal mogelijkheden dat het spel biedt en de ouderdom van het spel. De genoemde criteria houden enigszins verband met elkaar, want het wanneer het aantal mogelijkheden van een spel niet al te groot is en het spel al lang wordt beoefend, dan zou het wel eens uitgespeeld kunnen raken.

Di verband is evenwel bij de genoemde bordspelen weinig relevant. Het aantal mogelijkheden is namelijk van een orde van grootte die het onwaarschijnlijk maakt dat wij binnen afzienbare tijd alle of althans de meest redelijke mogelijkheden op het bord gehad zouden hebben. Het aantal mogelijkheden voor het schaken bedraagt namelijk 10 tot de macht 120: een 1 met 120 nullen. Gewoonlijk wordt dit getal alleen maar genoemd om duidelijk te maken dat niet eens de computer met zijn onvoorspelbare snelheid het schaakspel kan uitputten door systematisch alle mogelijkheden na te gaan. Voor het damspel is dit 10 tot de macht 60, voor checkers 10 tot de macht 18. Voor go weet ik het niet maar het is stellig groter dan voor alle andere spelen. Overigens zou de computer hoogstens met checkers een begin van een oplossing kunnen bereiken.

Perzisch miniatuur

Om nu evenwel uit deze getallen een conclusie te trekken betreffende de moeilijkheid van een spel is niet redelijk, omdat we in alle gevallen praktisch met oneindig vele mogelijkheden te maken hebben en men zich bij vooruitberekeningen dus zal moeten beperken tot hoogstens drie tot vijf geselecteerde zetten, onverschillig of het nu schaken, dammen of checkers betreft.

Markgraaf Otto IV van Brandenburg bij het schaakspel. Uit het Manessische Handschrift plm. 1320.

Een ander criterium is de ouderdom van het spel. Go is vermoedelijk het oudste bordspel,schaken dateert van de 4e of 5e eeuw en dammen , respectievelijk op dammen gelijkend bordspel, werd wellicht door de oude Grieken beoefend. Hoe ouder een spel, des te langer is het op zijn waarde getoetst, ofschoon dit uiteraard ook samenhangt met de intensiteit van de beoefening. De oorsprong van het schaken is wat versluierd. Wij kennen de fabel van de graankorrel. De uitvinder vroeg van de koning die opdracht gaf het ‘schaakspel’ uit te vinden, de volgende beloning: een korrel op het eerste veld, twee korrels op het tweede veld, vier op het derde veld en telkens tweemaal zoveel op elk volgende veld. Na enig rekenwerk van de hofgeleerde bleek dat de uitvinder schandelijk overvraagd had : zoveel graan was er op de hele aarde niet.

Lucas van Leyden De schaakpartij plm. 1508

Het past in het kader van het onderwerp van dit artikel de geschiedenis van het schaken als facet van de cultuur in vogelvlucht na te gaan. De zoëven vermelde geschiedenis zou zich in het oude India hebben afgespeeld en India wordt dan ook beschouwd als de bakermat van het schaakspel. Het is opmerkelijk dat de regels van het oorspronkelijke schaakspel (Sjaturanga), die nauwkeurig bekend zijn, bij de overgang van het ene naar het andere land bepaalde veranderingen hebben ondergaan. Hierbij hebben de landsaard, de zeden en gewoonten en de cultuur van de bewoners grote invloed gehad op de wijze van spelen.

Karakteristiek is bij voorbeeld dat in het Chinese schaak het bord door een rivier in tweeën wordt verdeeld en dat de geslagen stukken als krijgsgevangenen voor de tegenpartij mee moeten spelen. In de Arabische landen heeft men zich vooral toegelegd op een enigszins andere beoefening van het schaakspel. Men ging niet van een beginstelling uit maar een der spelers zette een bepaalde stelling op het bord, waarbij de keuze van de kleur aan de tegenstander werd overgelaten. Men beijverde deze stellingen zodanig te construeren, dat de verleiding groot was de verkeerde kleur te kiezen. Dat gebeurde dan ook prompt en kostte de verliezer een inzet. Vandaar dat in deze gevallen werd gesproken van ‘wedpartijen’. Vandaar ook dat de Spaanse koning het schaken van kloosterlingen meende te moeten verbieden.

Deze discriminatie van het schaken werd evenwel opgeheven toen Alfonso de Wijze, een der opvolgers van genoemde koning, in de 12e eeuw zelf een boek over schaken schreef. Van dat tijdstip af kon het schaakspel zich ongestoord verbreiden en verder ontwikkelen. De verbreidingssnelheid was niet bijster groot en is gemiddeld op honderd jaar per land te stellen, zodat het schaken in Nederland van ongeveer 1350 dateert.

Het einde van de 15e eeuw betekende voor het schaakspel een keerpunt in tweeërlei opzicht. Ten eerste kwam het Indische schaakspel door bepaalde veranderingen op ander niveau – de partijen duurden in het oude spel veel te lang – en ten tweede ging men meer en meer naar uniformering streven. Deze tijd betekent voor het schaken ook de renaissance, een soort wedergeboorte. Wanneer men wil, kan men ook het jaar 1500 of even daarvoor als begintelling van onze schaakkalender beschouwen. De loop van de stukken onderging enige belangrijke wijzigingen (dame en loper) en ook werd de rochade ingevoerd.

C. de Moor (1656 – 1738) De schaakpartij (kopersnede)

Naar Rusland, het schaakmekka van heden, werd het schaakspel uit drie richtingen geïmporteerd via Siberië, Perzië en Centraal Europa. Misschien is de uniformering van het schaken daardoor het langst in Rusland uitgebleven, maar in de loop van de 17e eeuw werden de regels van het huidige schaakspel algemeen in de wereld geaccepteerd. Na de opruiming van de hindernissen kon het schaakspel, zich vrij ontplooien. In vele landen vonden toernooien plaats en de speelsterkte groeide sprongsgewijs. Schaakboeken verschenen aan de lopende band. De hegemonie ging van het ene op het andere land over, ongeveer in deze volgorde: Spanje, Italië, Frankrijk, Engeland, Duitsland, Amerika en ten slotte gedurende de laatste vijfentwintig jaar de Sovjetunie. Hiermede zijn wij in de tegenwoordige tijd aangeland. Het schaken heeft zijn hoogtepunt bereikt en is van internationale betekenis geworden. De FIDE heeft meer dan tachtig aangesloten bonden, waarvan de meeste geregeld aan een tweejaarlijkse Schaakolympiade deelnemen. Ruim 400 schakers houden elkaar dan bijna vier weken gezelschap. Het contact is langduriger en directer dan bij enige andere sport en zonder overdrijving mag worden gesteld dat deze ontmoetingen een beter begrip bevorderen van volkeren, die verschillen in ras, in religie of in politieke instelling.

E. Hummel Schaakpartij in Palais Voss (begin 19e eeuw)

Een ander bindmiddel is de zich steeds verbreidende schaakliteratuur – men taxeert het aantal schaakboeken op 100.000- die, geschreven in een soort Esperanto, alle taalgrenzen overschrijdt.

Het schaken stond en staat in hoog aanzien, men noemt het de koning der spelen, het werd en wordt beoefend door staatslieden, geleerden en hoge functionarissen in alle sectoren van onze maatschappij. In de politiek, bij discussies, spreekt men van een uitstekende zet op het schaakbord, en wanneer het bij een kabinetsinformatie niet wil lukken, spreekt men van een patstelling.

Zijn evenwel de kwaliteiten van het schaken van dien aard dat de hoge reputatie door de realiteit wordt bevestigd? Een schaakspeler is uiteraard geneigd deze vraag zonder meer met ‘ja’ te beantwoorden en het zal hem weinig moeite kosten een hele serie goede hoedanigheden op te sommen, beginnend met schaken bevordert het ‘logisch denken’ en eindigend met ‘schaken is een zinvol tijdverdrijf’.

Ik wilde wat voorzichtiger te werk gaan en allereerst vaststellen dat de navolgende kwaliteiten niet alleen het schaakspel maar ook in meerdere of mindere mate alle bordspelen betreffen. De bevordering van het logisch denken? Ik geloof daar niet in. Is het schaken zo logisch opgebouwd? Wel geloof ik in een bevordering van het gedisciplineerd denken. Een schaker moet systematisch te werk gaan.

Verder is een belangrijk punt dat de schaker het alleen moet doen: het bevordert zijn zelfstandigheid, geen hulp van buitenaf, behalve eventueel bij een hangpartij. Besluitvaardigheid is een omstreden zaak. Zeker is het dat de schaker op een gegeven moment een besluit moet nemen, maar al te vaak gebeurt het, dat – als hij op dat gegeven ogenblik niets duidelijks heeft gevonden – hij maar willekeurig iets doet.

Voorts bevordert het schaken stellig de creativiteit, de concentratie en het uithoudingsvermogen, bij de een meer dan de ander. Karaktervormend? Ik ken veel schakers die moeilijk tegen hun verlies kunnen, die weinig ruggegraat hebben, geen ‘esprit de corps’, geen sociale instelling, allemaal kwaliteiten die wel eens aan de schaker worden toegeschreven.

Hoog op mijn list staat evenwel het schaken als middel om de tijd te overbruggen, eenvoudig gezegd schaken als middel tegen de verveling. Stefan Zweig heeft reeds in zijn Schachnovelle laten zien hoe men een concentratiekamp of andere ongerieflijke episodes kan doorkomen, wanneer men over een zinvolle bezigheid, als het schaken, beschikt. Ook de genezing van langdurige ziekten en afscherming van drugs van een ‘jeugd zonder idealen’ vallen onder dit chapiter. Ik hecht altijd grote waarde aan het oordeel van wetenschapsmensen. Ik citeer enkele gedeelten uit een toespraak van prof. Dr Lim Kok te Singapore:

‘Wanneer wij het schaken bevorderen, hebben wij het gevoel dat wij meer doen dan het schaken te dienen: wij bewijzen ook de gemeenschap een dienst.

In de naaste toekomst zullen de mensen over meer vrije tijd gaan beschikken. Er zal een toenemende vraag zijn naar recreatieve mogelijkheden en het zal zowel een sociaal als economisch probleem zijn de mensen wegen te wijzen om hun vrije tijd op zinvolle manier te besteden. Onze jonge generaties bekwamen zich in tal van sporten, maar in de meeste gevallen kan de gelegenheid tot actieve beoefening van die sporten slechts aan een minderheid verstrekt worden. Daarom bestaat het gevaar dat wij een volk van toeschouwers worden, dat de sport alleen volgt voor de emotie van de strijd en niet voor de sport zelf.

Laten wij denken aan het voorval van het Romeinse Rijk dat met een sociaal programma van brood en spelen duidelijk onder de maat bleef. Schaakspelers zijn geen toeschouwers, maar beoefenaren. Zelfs als ze toeschouwer zijn, spelen ze in gedachten mee.’

H. Daumier(1808 – 1879) De schaakspelers

Schaken is een oud spel en het wordt vooral recentelijk zo intensief beoefend dat de schaakwereld binnen afzienbare tijd een groot aantal zeer sterke spelers zou kunnen tellen, die wellicht elke partij zou kunnen beëindigen in remise. Het gevaar van remisedood is al eerder gesignaleerd, maar de praktijk heeft de vrees daarvoor niet bevestigd. Er zijn steeds weer nieuwe openingen en nieuwe wendingen gevonden, waardoor het spel levendiger is geworden dan tevoren. Ook de computer zal het schaken niet kunnen doden. Het spel is te ingewikkeld en telt te veel variaties. Het schaakspel zal nog vele eeuwen verder leven tot het welzijn van de schaker en- tot op zekere hoogte – ook van de maatschappij als geheel.

Uit: Nederland schaakt!, KNSB 100 jaar (1973)

Dit boek is geen jubileumboek in de strikte zin van het woord. Het is een bundel verhandelingen over bepaalde facetten van ons nationale schaakleven. Door verschillende schrijvers opgediept uit oude archieven of gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Ook de betekenis van het schaken voor onze samenleving komt aan de orde in het artikel van prof. dr Max Euwe.

Een analyse van de mogelijkheden voor de toekomst vormt het sluitstuk van deze verzameling journalistieke beschouwingen over het wel en wee van 100 jaar KNSB.’

Het artikel van prof. dr Max Euwe was gestoffeerd met schaak(schilder)kunst en daarom hebben we besloten dit artikel in onze serie op te nemen. Maar ook is het voor onze lezers interessant kennis te nemen van de ontboezemingen van onze ‘grandmaître’, die hij bijna 40 jaar geleden aan het papier toevertrouwde.

Met dank aan de KNSB voor het mogen herplaatsen van dit artikel.

TK

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.