De U is van USSR

Het Schaakalfabet is een serie, geschreven door de ons helaas vroeg ontvallen Huub van Dongen, in oorsprong geschreven voor het Brabantse jeugdblad Minorpromotie, waarin alle letters van het Alfabet aan beroemde schakers, schaaktermen of andere schaakcuriositeiten worden gekoppeld.

Wat ik nu ga vertellen, hoort tot de allervreemdste schaakverhalen die ik ken. Het is ook een gruwelijk verhaal. Beslist niet lezen als je niet tegen bloed kunt of tegen moord en doodslag.

Het verhaal begint in het oude Rusland. Dat was een gigantisch groot land, dat geleid werd door een tsaar. In het oude Rusland werd veel geschaakt. En goed ook. Er werden zelfs grote internationale toernooien georganiseerd. Bijvoorbeeld in St Petersburg in 1914. Lasker, Capablanca en Aljechin deden mee, die we alle drie kennen uit ons schaakalfabet. Zij hoorden, met Tarrasch en Marshall tot de eerste vijf die de eretitel Schaakgrootmeester kregen. Dat was bedacht door Tsaar Nicolaas II.

Het klinkt allemaal leuk en vreedzaam, zo’n groot internationaal schaaktoernooi met van die mooie eretitels, maar de wereld was in 1914 een nog grotere puinhoop dan tegenwoordig. In Rusland was al enkele jaren een groep opstandelingen actief die zich Bolsjewieken noemden. Dat betekent zoiets als ‘voorstanders om met meerderheid van stemmen te beslissen’. Een heel mooi idee, zeker in een land als Rusland waar de tsaar alles voor het zeggen had. Een kleine kring van vrienden en familieleden van de tsaar had alles wat er bestond in bezit: het land, de boerderijen, de huizen, de eerste fabrieken. Het gewone volk moest blij zijn als het iedere dag een hap eten kreeg.

Eén van die Bolsjewieken was de sterke jonge schaker Alexander Ilyin. Hij moest nog achttien worden toen hij in 1912 door de tsaar gevangen werd gezet. Gelukkig wist hij te ontsnappen. Hij vluchtte naar Zwitserland waar hij kampioen van Genève werd.

Die Bolsjewieken waren niet het enige probleem voor de tsaar. Het echte gedonder in de wereld begon nog in datzelfde jaar dat de eerste vijf officiële grootmeesters werden benoemd. 1914. De Eerste Wereldoorlog begon. En Rusland deed mee. Gevolg: hongersnood en volop dood en verderf.

Schaakmeester Alexander Ilyin ging terug naar Rusland, want in Midden-Europa was het ook niet bepaald veilig in die grote oorlog. Voor de zekerheid noemde hij zich voortaan Zhenevsky. Dat is Russisch voor ‘Van Genève’. Veel hielp dat niet. Hij werd als soldaat naar het front gestuurd. Daar kreeg hij een granaatscherf in z’n hoofd. Dood was ie niet. Maar hij was wel z’n complete geheugen kwijt. Zelfs de spelregels van het schaakspel kende hij niet meer. Weer een Bolsjewiek minder, zal de tsaar hebben gedacht.

In 1917 werd de tsaar afgezet. De mensen pikten het niet meer. Er kwam een soort democratische regering, maar voor de Bolsjewieken ging die niet ver genoeg. Daarom ontketenden ze de Oktoberrevolutie. Na die revolutie werd alles in Rusland radicaal anders. Hadden voor de revolutie een paar mensen alles en de rest niets, na de revolutie was alles voortaan van iedereen. Dat noemden de Bolsjewieken sovjet-socialisme of ook wel communisme. De ideeën waren zo gek nog niet. Maar hoe ze hun plannen uitvoerden… De vroegere heersers en hun vrienden werden als ze geluk hadden gevangengezet. En anders vermoord. Ook de tsarenfamilie, inclusief kinderen, neefjes en nichtjes en ooms en tantes. Doodgeschoten, verbrand én begraven. Het principe van de meerderheid van stemmen was ook snel vergeten: de leiders van de sovjet-partij beslisten voortaan alles. Wie het er niet mee eens was, stuurden ze naar Siberië om dood te vriezen.

Ons verhaal wordt steeds gekker. Alexander Ilyin Zhenevski, je weet wel die Bolsjewistische schaker die z’n geheugen had verloren, had een jaar in allerlei ziekenhuizen gelegen en daar voor de tweede keer schaken geleerd. Gewoon helemaal van voren af aan, beginnend bij het Opstapje. En hij werd meteen weer heel sterk. Een van de sterkste schakers van het grote land. Maar hij had ook z’n oude vrienden bij de Bolsjewieken teruggevonden. Bij hen opperde hij een lumineus idee: als iedereen op de wereld zou zien hoe goed de Russen konden schaken, zouden de andere landen wel begrijpen hoe slim het sovjet-socialisme eigenlijk was. Dat zagen de leiders van de revolutie wel zitten.

Binnen een paar jaar werden overal in Rusland schaakclubs en schaakscholen opgericht. Tot in de kleinste dorpjes. Schaken werd zo’n beetje een verplicht schoolvak en de lessen werden gegeven door professionele schaakmeesters. Toen in 1922 de Unie van Socialistische Sovjet Republieken werd gesticht, de USSR of ook wel de Sovjetunie, was de hele structuur al klaar. In heel de USSR van Rusland en de Baltische staten tot in Georgië en de Oekraïne, of Azerbeidzjan en Kazakstan werd geschaakt. Door iedereen. Iedere dag.

De USSR had een beetje pech dat Aljechin het land ontvluchtte, anders hadden ze in 1927 al een schaakwereldkampioen gehad. De Sovjets hielden de schaakpromotie tientallen jaren vol. Goede schakers werden op handen gedragen. De eerste USSR-wereldkampioen was Mikhail Botvinnik (de man van de B). Daarna Smyslov, Tal, Petrosian en Spassky, die we ook allemaal al in het alfabet hebben gezien. Spassky moest de wereldtitel even afstaan aan de Amerikaan Bobby Fischer wat alle sovjet-leiders natuurlijk een grote schande vonden. Maar toen kwamen de twee K’s. Karpov bracht de titel terug naar de USSR. De laatste Sovjet-wereldkampioen was Gary Kasparov. Weliswaar is Kramnik ook een Rus, maar de USSR bestaat niet meer. Dat land is opgeheven en opgesplitst. Het was er een grote bende. Behalve voor het schaken dan. En daarom is de U in het schaakalfabet voor de USSR.

José Raúl Capablanca – Alexander Ilyin Zhenevsky

Moskou, 1925

De grote Capablanca, die van de C uit ons alfabet, heeft net d3-d4 gespeeld. Dat was niet zo’n goede zet. Maar niemand verwachtte dat Capablanca zou kunnen verliezen van een oorlogsinvalide met hersenbeschadiging.

Opgave 1 (stap 1): Waarom kan zwart z’n paard van e5 niet gewoon wegzetten?

27…Pxe3!

28.Pxe3

Nu kan zwart z’n paard nog steeds niet wegzetten.

Opgave 2 (Stap 5): Waarom niet?

28…Dxc3

29.dxe5 Dxe3+

30.Kh1

Dit was de bedoeling van Capablanca. Hij dacht dat zwart niets tegen de dreiging Tf1-f3-h3 en Dh8 mat kon doen. 30…dxe5!!

31.Tf3

31…exf4!

Dat was het idee! Wit offert de dame terug. 31…Dd4 was niet goed.

Opgave 3 (Stap 3-4): Wat speelt wit dan eigenlijk?

32.Txe3 fxe3

Opgave 4 (Stap 1 en hoger): Wie staat er nu voor? Tel de punten!

33.De1 Tb2

34.Dxe3 Tdd2

Zwart heeft een pion in moeten leveren, maar z’n torens zijn nu echte moordwapens. Iedere actie over een open lijn heeft tot doel binnen te dringen met de torens, schreef Nimzowitsch. Dit is een schoolvoorbeeld van wat er gebeurt als het lukt.

35.Lf3 c4

36.a3

Wit had zich beter kunnen verdedigen met 36.e5 maar ook dan krijgt zwart groot voordeel, bijvoorbeeld met 36…Lb4 37.Dg1 Lc3 38.Td1 Tf2 39.Dg3 Ld4! Wit is vakkundig opgesloten. Zwart staat klaar voor c4-c3-c2-c1. Het vervolg zou kunnen zijn: 40.Txd4 Tf1+ 41.Dg1 Txg1+ 42.Kxg1 c3 en het kost wit veel te veel materiaal om de pion tegen te houden.

36…Ld6 37.Da7

37.e5 Lc7! geeft de zwarte aanval ook orkaankracht. Bijvoorbeeld 38.Td1 Th2+ 39.Kg1 Th3 en nu moet je eens naar de witte dreigingen kijken.

Opgave 5 (Stap 3 en hoger): Zwart dreigt loper f3 op twee manieren op te halen: hoe? En zwart dreigt nog iets vreselijks: wat?

37…c3 Wit geeft het op.

Opgave 6 (stap 4 en hoger): bestudeer de slotstelling. Schrijf hem op en neem hem mee naar de schaakclub. Vraag aan je schaakleraar of hij de stelling tegen je uit wil spelen. De leraar heeft wit. Blijf net zo lang oefenen tot je snapt dat je met zwart gemakkelijk kunt winnen. En let op dat je je niet mat laat zetten op g7. Een mogelijk variant is: 37…c3 38.De3 Lc7 39.Tc1 (Of 39.Dxc3 Th2+ 40.Kg1 Lb6+ 41.Kf1 Lb5+ 42.Ke1 Tbf2 en wit kan het mat op f1 alleen uitstellen door materiaal weg te geven.) 39…Th2+ 40.Kg1 Th3 en zwart wint gemakkelijk.

Oplossingen:

Opgave 1: Dan staat Pg4 ongedekt.

Opgave 2: Als Pe5 speelt volgt simpel Tf1-f3-h3 en mat op h7 of h8. Daar kan zwart niets tegen doen. Probeer het maar.

Opgave 3: Wit trekt zich niets aan van de aanval op de toren en speelt gewoon 32. Th3. Zwart kan van alles slaan en ook nog een paar schaakjes geven, maar het mat kan hij niet dekken. Dat was nu juist het idee van Capablanca.

Opgave 4: Wit heeft 9+5+3+1+1+1+1 = 22 punten. Zwart 5+5+3+3+1+1+1+1+1+1 = 22 punten. In materiaal staat het dus gelijk.

Opgave 5: Zwart dreigt 40. … Tb3 en ook 40. … Lc6 om de witte loper op f3 te winnen. Maar ook 40. … Lb6 om de witte dame te pakken.

Het fragment (waarin de oplossingen op de opgaven te vinden zijn) via de viewer:

Verantwoording bij de afbeeldingen:

Afbeelding 1: Het Kremlin

Afbeelding 2: Tsaar Nicolaas II

Afbeelding 3: Trotsky

Afbeelding 4: Ilyin/Zenevsky

(De foto’s en illustraties zijn van onbekende bronnen)

A B C D E F G H I J K L M N O P D R S T U V W X Y Z

Overzichtspagina van het schaakalfabet.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.