Herinneringen aan Leon Pliester
Een leuke schaker, met gevoel voor curiosa, die het fijn vond om over zijn sport te praten en schrijven. Dat was Leon Pliester, die afgelopen dinsdag overleed. Goed aanspreekbaar voor iedereen en een competitiespeler die je er goed bij kon hebben. Ik heb wat feiten en citaten verzameld, zonder de pretentie een volledig overzicht te geven.
Leon Pliester werd op 20 augustus 1954 geboren in Grave (Noord-Brabant). Op z’n zeventiende, in 1971, debuteerde hij met Eindhoven in de hoofdklasse. Hij ging in Amsterdam psychologie studeren en speelde vanaf 1976 met VAS op het hoogste niveau. In die periode werd hij internationaal meester, namelijk bij het OHRA-toernooi in de zomer van 1982, het Schaakfestival Amsterdam. Het was zijn derde meesternorm en niet zomaar eentje. De eindstand was er voor Pliester eentje om in te lijsten:
1/2 Hort en Short
3 Sosonko
4 Ree
5/9 Miles, Joesoepov, Van Wijgerden, Pliester en Borm
10/14 King, Van der Wiel, Ligterink, Van Baarle en H. Kuijf.
(32 deelnemers)
Kindermoordenaar
De beslissende partij voor de meesternorm kunnen we achteraf een van Pliesters beroemdste partijen noemen. Herman Grooten schreef er in mei van dit jaar op Schaaksite dit verhaal over. Tegenstander Saeed Ahmed Saeed uit de Verenigde Arabische Emiraten was met zijn veertien jaar een opvallende deelnemer en het werd bovendien een krankzinnige partij. Maar belangrijker: het was de eerste keer dat Pliester opviel met een overwinning op een zeer jong talent, iets wat hem later de bijnaam ‘kindermoordenaar’ opleverde. Pliester als reactie op het verhaal van Grooten: “Om precies te zijn: de reputatie kindermoordenaar te zijn heb ik te danken aan Jan Joost Lindner, die toen voor de Volkskrant schreef. Ik won toen achtereenvolgens van Zsuzsa Polgar en Jeroen Piket. Spoelman wist een slecht eindspel nog net remise te houden, maar van Rothuis heb ik inderdaad gewonnen. Verder gewonnen van onder anderen Reinderman en Van den Doel. Het slachtoffer dat het het verst heeft geschopt is Grischuk, maar die was toen nog maar acht jaar oud. Tegenwoordig lukt het wat minder goed tegen de jeugd. Ik word oud, zij worden beter of beide.” Zoals gezegd werd hij door die partij meester. Pliester met de hem kenmerkende humor: “Er viel na het binnenhalen van het punt zoveel spanning van mij af dat ik de mensen om mij heen begon te feliciteren. Ik wist dat er bij dit soort gelegenheden gefeliciteerd moest worden, maar het hoe, waarom en wie was ik in alle consternatie even kwijt.”
Na het bereiken van de meestertitel behaalde Pliester een paar mindere resultaten. Hij bedacht hiervoor het ‘post-titelsyndroom’. Je hebt je doel bereikt en wat dan? Je valt in een gat. Hier was de psycholoog aan het woord.
(Leon Pliester voordat hij dertien jaar geleden zijn snor afschoor. Foto: Dimitri Reinderman.)
Nederlands kampioenschap
In 1984, toen VAS degradeerde uit de hoofdklasse, stapte Pliester over naar Watergraafsmeer, waar hij een jaar voor speelde. Vervolgens speelde hij een jaar voor Koningsclub Bergen en in 1986 volgde een overstap die een groot deel van zijn schaakleven zou bepalen: hij ging voor HSG spelen. Eerst twee jaar in de eerste klasse, vervolgens in de hoogste klasse. Pliester was een bijzonder trouwe speler, van zijn eerste honderd wedstrijden miste hij er niet één, met uitzondering van enkele in de play-offs waarvoor hij naast het team was gezet.
Kort na zijn overgang naar HSG, namelijk in 1990, volgde zijn enige deelname aan het Nederlands kampioenschap. Hij hoorde vier dagen voor het toernooi dat hij mocht meedoen en had niets voorbereid. Tegen de verslaggever van het bondsblad zei hij: “Je hebt twee soorten spelers: mensen met een vast openingsrepertoire, die het alleen maar bij hoeven te werken en spelers die steeds wat anders spelen. Tot die tweede groep behoor ik. Ik had al maanden niets aan de openingen gedaan.” Pliester won van Nijboer, Ree en Blees en werd met 4 uit 11 tiende. Over zijn resultaat zei hij: “De grootste winst is dat ik niet langer gebukt ga onder het feit dat ik toch nooit mee mag doen. Dat was een psychologische hindernis geworden: zo van het lukt nooit.” Ook hier was weer de, inmiddels afgestudeerde, psycholoog aan het woord. Het bleef wel bij die ene deelname.
Polgar-zussen
In april 1985 had Leon Pliester in het bondsblad een leuk artikel geschreven over de Polgar-zusjes. Een jaar eerder waren de jonge Eindhovenaren Johan van Mil, Herman Grooten en Rudy Douven in Boedapest geweest en hadden kennisgemaakt met de familie. Terwijl ze met elkaar ravotten en voortdurend onder de tafel doken (Judit was zeven jaar) wonnen de meisjes moeiteloos van de Nederlandse meesters. Een halfjaar later ging Pliester zelf naar Boedapest, samen met Filip Goldstern en met Van Mil, die hem bij de familie introduceerde. Pliester hield contact en bracht de familie een paar jaar later in contact met Joop van Oosterom. Die bood de zussen maar liefst honderdduizend dollar per jaar aan voor trainingsdoeleinden. Pliester, in een interview dat ik in 2008 voor Schaaknieuws met hem had over de geschiedenis van HSG: “Van Oosterom zei: als jullie iets willen hebben, kom maar naar mij en ik regel het.” Een kleine tegenprestatie was dat de meisjes een paar keer voor HSG zouden spelen.
Zo werd Pliester in meerdere opzichten een belangrijke speler voor HSG. In die tijd werd hij ook, net als Paul Boersma, door Van Oosterom gevraagd hem te seconderen bij zijn correspondentiepartijen, die de mecenas uiteindelijk twee keer de wereldtitel opleverden. Nou, dan is als sappelende profschaker je kostje gekocht, zou je zeggen. Pliester in het genoemde interview voor Schaaknieuws: “Nou ja, aanvankelijk wel, want ik heb het dertien jaar gedaan. Maar op een gegeven moment was ik helemaal gaar. Joop had er zo’n enorm tempo in zitten, als een tegenstander een zet had gedaan, wilde hij onmiddellijk een volgende zet doen. En als een toernooi op zijn einde liep, begon hij alweer aan een nieuw toernooi. Dag in dag uit, jaar in jaar uit zat ik achter mijn computer.” Pliester vroeg om wat meer vrije tijd en die kreeg hij, hij werd bedankt voor bewezen diensten.
(Leon Pliester centraal in het team van HSG, play-offs 1998. Foto: Johan Hut.)
Naar BSG
Na zeventien jaar in het eerste van HSG te hebben gespeeld, werd Pliester in 2003 teruggezet naar het tweede. Toen ik hem interviewde was hij nog steeds kwaad: “Kort daarvoor had ik nog bijna een grootmeesternorm gescoord.” De cijfers gaven hem gelijk, in het laatste seizoen scoorde hij weliswaar 2,5 uit 9, maar het jaar daarvoor scoorde hij 7 uit 8. Pliester: “Door persoonlijke omstandigheden scoorde ik één jaar slecht en Jan Stomphorst heeft alleen naar die score gekeken. Terwijl andere spelers, zoals Boersma, Zagema en Vedder, lagere ratings hadden dan ik. Omdat ik inmiddels voldoende clubtrouw had ontwikkeld ben ik wel in het tweede gaan spelen, maar het stak me dat ik daar werd afgepoeierd met een honorarium dat ruim lag onder dat wat bij HSG voor meesters gebruikelijk was.” Kort daarna speelde Pliester opeens opvallend veel toernooien. “Ja, dat klopt, ik dacht: ik zal terugkomen. Ik zal jullie even laten zien wat ik kan.” Dat viel op, niet alleen bij Jan Stomphorst, maar ook bij Theo Slisser van BSG. Na een jaar in HSG 2 te hebben gespeeld werd Pliester in 2004 bij BSG met open armen ontvangen. Hij ging er spelen, aan het eerste bord en later wat lager, en hij ging de sterkste jeugd trainen: Lars en Lennart Ootes en Ewoud en Jesper de Groote. Lars en Ewoud werden na een paar jaar te sterk voor hem en kregen Aleksander Berelowitsch als trainer, Pliester bleef de andere twee begeleiden. Zijn staat van dienst werd net zo indrukwekkend als bij HSG, van de 73 wedstrijden sinds zijn komst speelde hij de eerste 72 mee. Alleen de laatste miste hij, omdat hij al in het ziekenhuis lag. Alleen zoiets kon hem bij een competitiewedstrijd weghouden. Een totale score kan ik niet vaststellen, maar Pliester moet sinds 1971 ruim meer dan 300 partijen in de KNSB-competitie hebben gespeeld. Bij BSG speelde hij zelfs mee in de interne competitie, al was het maar om de jongelui te volgen.
(Leon Pliester in 1998. Foto: Johan Hut.)
Humor
Uit het Schaaknieuws-interview blijkt al hoe openhartig Leon Pliester altijd was, voor mij als journalist natuurlijk een zegen. Ook over zijn ziekte was hij dat, als reactie op het artikel van Herman Grooten in mei. Die had geschreven dat Pliester er niet meer zo gezond uitzag, waarop hij reageerde: “Inderdaad zie ik er niet zo gezond meer uit, en dat komt door de PSC: primaire scleroserende cholangitis, een leverkwaal die niets met alcohol te maken heeft (vandaar: primair – dat betekent: we snappen het ook niet.). Eén partij kan ik nog uitstekend spelen, en wellicht ook nog een weekendtoernooi, maar als het langer wordt, vrees ik dat het te vermoeiend zal zijn. Tenzij ik een levertransplantatie krijg – ik sta op de wachtlijst maar acuut is dit nog niet. Ik vertel dit om de mensen te motiveren een donorcodicil in te vullen. Het leuke in dit geval is dat u postuum toch nog meester wordt – althans één van uw organen. Verder dient u dan wel een gevaarlijk en heroïsch leven te leiden. Maar zeg nu zelf, een veilig leventje voor de tv is toch ook niks. En samen met uw lever kunnen we nog tot grote hoogte stijgen.” En refererend aan zijn reputatie van kindermoordenaar: “Ik ben benieuwd wat ik klaarspeel met een lever van een jong talent. Ik hoop dan niet dat ik dan mezelf naar het leven sta.”
Zijn gevoel voor humor verloor hij kennelijk nooit, ook niet in zijn zwaarste dagen. Anderhalve week geleden stuurde hij bovendien via Karel van Delft een bericht de wereld in dat hij graag met schakers in contact bleef en in het ziekenhuis graag bezoek of post ontving. Vier dagen later overleed hij.
Als aanvulling
Pliester speelde in totaal 71 partijen voor VAS en scoorde daarin 40 (+ 33, = 14 – 24)punten.
Mooi overzichtsartikel, heel informatief!
Ik heb nog wel een paar opmerkingen bij het volgende stukje:
Na een jaar in HSG 2 te hebben gespeeld werd Pliester in 2004 bij BSG met open armen ontvangen. Hij ging er spelen, aan het eerste bord en later wat lager, en hij ging de sterkste jeugd trainen: Lars en Lennart Ootes en Ewoud en Jesper de Groote.
Vergeet Peter Drost niet.
Lars en Ewoud werden na een paar jaar te sterk voor hem en kregen Aleksander Berelowitsch als trainer, Pliester bleef de andere twee begeleiden.
In 2009 stopten de trainingen volledig.
PS. De trainingen/begeleiding van Leon Pliester dus. Overigens valt het aandeel jonge spelers op de interne van BSG al jaren ernstig tegen. Sinds 2008 of zo zijn/waren Leon Pliester en Henk van der Poel de enige spelers van BSG 1 die (regelmatig) in de interne speelden.
Joris, ik had 69 partijen voor VAS geteld (wat niet in het verhaal staat), maar ik neem aan dat jouw cijfers goed zijn. Dat betekent dat hij bij VAS van 72 wedstrijden er maar één heeft gemist. In het ene seizoen Watergraafsmeer miste hij één wedstrijd en in het ene seizoen bij Koningsclub speelde hij ze allemaal mee. Alleen bij Eindhoven speelde hij een keer vijf wedstrijden, maar verder ook bijna alles. In 41 seizoenen durf ik zijn aantal partijen in de KNSB-competitie dan wel op 360 te schatten. Ik heb ook veel cijfers van andere, ook veel oudere spelers en kan zeggen dat 360 heel erg veel is.
Hondekop, bedankt voor de aanvulling. Wat ik schreef gaat dus alleen op voor de eerste jaren. Toch is Leon daarna in de interne blijven hangen. Hij vond het dus ook gewoon leuk. Leon heeft trouwens ook een paar goede resultaten in Pinkstertoernooien behaald.