Het geslacht Schelfhout

klik hier voor overzicht publicaties
klik hier voor verloting

Meesters in de schaak- en schilderkunst

In dit deel besteden we uitgebreid aandacht aan het artistiek-intellectuele geslacht Schelfhout.

Andreas Schelfhout was de beroemdste landschapsschilder van de 19de eeuw. Door de verkoop van zijn schilderijen, die hij vaak op bestelling maakte, werd hij een vermogend man.

Willem, een kleinzoon van deze beroemde schilder, maakte naam in de schaakwereld in de eerste helft van de 20ste eeuw. Hij bekleedde diverse functies. Hij was 40 jaar schaakjournalist van dagblad De Telegraaf. Wij zullen hem vooral herinneren als medeauteur van het gedenkboek PARTIJ VERLOREN…

Ook Willem’s zoon Theo komt aan de orde. Theo was schaker en clubbladredacteur.

Tot slot besteden we enige aandacht aan een andere kleinzoon van de grote schilder, Lodewijk, de jongere broer van Willem. Hij was kunstschilder en graficus.

Andreas Schelfhout (1787-1870), grootmeester van de Hollandse Romantiek

Andreas Schelfhout is een van de bekendste schilders van landschappen, havengezichten en wintertaferelen uit de periode van de Hollandse Romantiek (ca. 1800-1850).

Om zijn leven te schetsen staat hieronder de volledige necrologie in zijn oorspronkelijke vorm, zoals gepubliceerd in het Nieuws van de Dag van 21 april 1870. Wij vonden deze necrologie bij ons onderzoek in de Koninklijke Bibliotheek (Historische Kranten) in Den Haag.

Afbeeldingen van zijn schilderijen zijn door ons toegevoegd.

ANDREAS SCHELFHOUT

Overleden 19 April 1870.

Eenige weken geleden werd door de dagbladen gemeld, dat de beroemde landschapschilder Andreas Schelfhout ziek was, en spoedig daarop klonk de mare dat er geen hoop meer op herstel bestond. Wel werd er daarop eenige beterschap in zijn toestand waargenomen, doch helaas! Heden hoorde gansch Nederland met verslagenheid de tijding: de grijze Schelfhout is niet meer!

Hoewel zijn overlijden niet onverwacht is, zal het toch alom algemeen leedgevoel verwekken, daar het im hem niet alleen een der beroemdste kunstenaars van de Hollandsche school, maar ook een der grootsten, dien de XlXe eeuw tot op heden beeft voortgebracht, begroette.In afwachting van een meer volledige en grondige biographie, hopen wij dat een vluchtige schets van ’s mans leven en werken met belangstelling moge ontvangen worden.

Andreas Schelfhout zag den 16den Februari 1787 het eerste levenslicht te ’s Gravenhage, Zijn vader, die het beroep van vergulder en lijstenmaker uitoefende, leidde hem aanvankelijk in dat handwerk op, zonder te vermoeden welk een buitengewoon genie in zijn zoon verborgen was. Echter hield de jonge Andreas zich in zijn vrije uren bestendig met teekenen bezig, en gaf als jongeling reeds talrijke, ofschoon dan ook gebrekkige bewijzen, dat hij voor iets hoogers en edelers bestemd was. Ten einde aan zijn lust tot teekenen en schilderen te kunnen voldoen, werd hij op 24jarigen leeftijd bij Breckenheim , decoratieschilder van den Koninklijke Schouwburg, geplaatst, en van dat oogenblik af gaf hij zich met zulk een onwederstaanbare drift en volharding aan de schilderkunst over, dat hij de verbazendste vorderingen maakte en zijn buitengewone aanleg en uitstekend genie zich meer en meer openbaarden.

Gedurende zijn vierjarig verblijf bij den decoratieschilder, vond hij bij hem gelegenheid om zich meer bepaald een helder begrip te vormen van de gronden en regelen (theorie) der kunst; maar overigens streefde bij geheel alleen voorwaarts op het pad des roems en der onsterfelijkheid, zonder anderen gids dan de natuur zelf, die reeds van den beginne af zijn voornaamste leermeesteres en leidsvrouw geweest was.

Aangetrokken door de schoone voortbrengselen der beroemde landschapschilders van zijn vaderland, en begaafd met de bekwaamheid om de natuur in al hare eenvoudige schoonheid, oorspronkelijkheid en kracht op te vatten en op het doek na te bootsen, koos hij haar ook in het vervolg tot zijn gids, en wijdde hij zich geheel aan het landschapschilderen, in welke kunst hij een der beroemdste meesters worden moest. Zijn vorderingen waren zóó groot en snel, dat hij reeds in 1815 het wagen kon om een schilderij, den Vijver in het Haagsché bosch bij winter, in den Doelen zijner geboortestad ten toon te stellen, en daarmede reeds grooten roem inoogstte. Vier jaren later behaalde hij op een concours te Antwerpen de groote medaille der koninklijke Maatschappij, en nadat hij bij de instelling der Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam de bij die gelegenheid geslagen medaille ontvangen had, werd hij in 1823 voor een Wintergezicht met ijsgangert te Gent met een gouden medaille bekroond, ofschoon men anders slechts gewoon was bij dat concours een zilveren uit te reiken.

Andreas Schelfhout, 1823
Wintergezicht met ijsgangert
Bron: RKD Den Haag, fotonegatief A. Dingjan

Van nu af was elke tentoonstelling van schilderstukken een ware zegepraal voor den kunstenaar, want overal waar bij naar uitgeloofde prijzen mededong, was het steeds Schelfhout, die ze zegevierend wegdroeg. Weldra was hij door geheel Nederland als een der voortreffelijkste landschapschilders bekend, en zoo wel in het Noorden als in het Zuiden vielen hem bijna ontelbare eereblijken ten deel.

Zoo behaalde hij in ’s Gravenhage ten jare 1830, te Brussel in 1836 en te Brugge in 1837 den eereprijs,

bij de laatste gelegenheid voor een voortreffelijk Stroomgezicht, bij de voorlaatste voor een uitmuntend Wintertafereel, en in het jaar 1840 werd hij andermaal, bij gelegenheid van de Rubensfeesten te Antwerpen,bekroond.

Bommen, vissersvolk en elegante wandelaars op het Scheveningse strand, olie op paneel 19 x 22,4 cm., gesigneerd l.o. en gedateerd ’48

Maar niet alleen bij de Tentoonstellingen werd aan zijn groot talent als schilder rechtmatige hulde bewezen; ook vele academiën, genootschappen en maatschappijen rekenden het zich tot een eer den grooten kunstenaar onder hun leden te tellen, terwijl koning Willem I hem den 16den Februari 1839 tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw benoemde.

Een opsomming van al de maatschappijen, waarvan Schelfhout eerelid wan, zal men van ons niet vergen; noch een optelling van al die meesterstukken, die zijn naam als landschapschilder onsterfelijk maakten. Wij kunnen volstaan met iets in het algemeen daarover te zeggen. Al zijn stukken, zoowel zomer- en winter-, morgen-,middag- en avondgezichten, als die welke storm en windstilte voorstellen, munten uit door oneindige verscheidenheid, en bezitten allen die eigendommelijkheid, welke het keurige penceel verraadt,dat de waarheid der natuur, de harmonie der kleuren, de fijnheid der schakeeringen met de eigenaardige en schoonste stoffage heeft weten te verenigen. Niet minder verdienen zijn strand- en zeegezichten den hoogsten lof; maar vooral zijn het de wintergezichten, die zijn grootsten roem als kunstenaar hebben gevestigd. Zijn ijs heeft een bijna ongeloofelijke doorschijnendheid en zijn sneeuw is zoo natuurlijk, dat men bij het zien daarvan zich in het midden eener gure sneeuwvlaag gelooft te bevinden. Niet alleen gezichten uit de streken van ons vaderland

maken de onderwerpen zijner schilderijen uit; ook buitenlandsche voorstellingen heeft hij daartoe gekozen, welke hij als schetsen en studiën in 1833 op zijn reizen door Frankrijk, in 1834 in Engeland, en later in België, Duitschland enz. verzameld had.

Andreas Schelfhout,1855
Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk
Verloren gegaan bij de grote brand in het Armando Museum in Amersfoort in 2007

Zijn uitmuntende werken zijn overal verspreid en worden in de voornaamste kabinetten van ons vaderland niet alleen, maar ook in die van andere landen, België, Rusland, Wurtemberg, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Beieren enz. aangetroffen. Onder zijn schoonste stukken telt men mede Een Landschap, op het Paviljoen te Haarlem, Een Strandgezicht, in Teyler’s Stichting, en twee Gezichten op het Loo, die hij voor H. M. de Koningin der Nederlanden vervaardigde. Ook in het Museum Boymans te Rotterdam berust een drietal doeken van zijn hand: Een Strandgezicht, genomen van de duinen; Een Winter en Het Strand te Schevening bij ondergaande Zon. Deze stukken werden met een aantal andere door de moedige hulpvaardigheid van stadgenooten, uit den brand gered,waardoor genoemd Museum op 16 Februari 1864 vernield werd. Schelfhout huwde omstreeks het jaar 1814 met mejufvrouw Cornelia Catharina Geevers. Na het diep betreurde verlies dier eerste gade, hertrouwde hij met Maria Martina Van Wielik, uit welken echt hem twee dochters geboren werden, die insgelijks met aanzienlijke schilders huwden. Zijn laatste levensjaren bracht de verdienstelijke schilder in zijn geboortestad door, waar hij zich reeds voor geruimen tijd in het midden der schoone natuur gevestigd had. Hoewel hij daar de welverdiende rust genoot van een lang, welbesteed leven, bleef tot in den laten avond van zijn aardschen loopbaan de beoefening der schoonste aller kunsten zijne eerste en voornaamste bezigheid.

En dat Schelfhout’s leven wezenlijk wel besteed was, dat kunnen al zijn heerlijke gewrochten, zoowel zijn landschappen, strandgezichten, woedende en stille waters, als zijn teekeningen met Oostindische inkt getuigen, welke hem als een der grootste meesters doen kennen, dien de Hollandsche schilderschool ooit in dit vak heeft voortgebracht! (R. C.)

Andreas Schelfhout, 1839
IJsvertier aan de voet van een molen
Particuliere collectie

Honderd schilderijen van Andreas Schelfhout

Op de website van Kunsthandel Simonis & Buunk zijn honderd schilderijen van Andreas Schelfhout te bewonderen. Klik hier.

Willem Andreas Theodorus Schelfhout (1874-1951), schaakjournalist, redacteur, schrijver , bestuurder en schaakmeester

Andreas Schelfhout was getrouwd met Cornelia Catharina Geevers en na haar overlijden is hij hertrouwd met Martina Maria van Wielik. Uit het eerste huwelijk werden vier dochters geboren en uit het tweede huwelijk vier zonen. Een van deze zonen was Hendricus Franciscus Martinus die trouwde met Anna Maria Picnot. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren. De oudste van deze kinderen was Willem Andreas Theodorus Schelfhout , geboren in 1874, vier jaar na het overlijden van zijn opa.

Willems moeder genoot bekendheid als de ontwerpster van de doopjurk van prinses Wilhelmina. Zij had een haute couture zaak aan de Hoogstraat 10 in Den Haag.

De schaakmeester

Begin 20e eeuw was Willem Andreas Theodorus Schelfhout ( ‘Wats’) een bekende figuur in schaakkringen. Op zijn zestigde verjaardag vertelde ‘Wats’ wanneer en hoe hij schaken had geleerd.

‘Ja, ik was ruim 23 jaar, toen ik voor de zoveelste maal de ‘bons’ kreeg. Ik zocht toen naar enige gepaste verstrooiing, om mijn harteleed te verzachten. Tot mijn geluk vond ik toen in een aflevering van het Engelse tijdschrift ‘Out and indoor pastimes’ naast cricket vier pagina’s over het schaakspel. Het was alles zeer in het kort, zonder openingen, maar duidelijk uiteengezet. Ik wierp mij met ijver op de studie, vooral van de paardesprong, leerde ijverig de namen der velden, waarbij ik mijn broer Lodewijk voor een reep chocolade wist te bewegen een fraai bord te tekenen. Er was haast bij want over een paar weken zou er een wedstrijd in Hotel Zeerust, Zandvoort plaatshebben.’

´Wats´ was lid van het VAS en hij was een sterke hoofdklasser. Hij heeft enkele malen aan het Nederlands kampioenschap meegedaan (1919, 1921, 1926 en 1936) en eindigde steeds tussen de vierde en achtste plaats. Als schaker heeft hij aan vele nationale en internationale toernooien deelgenomen. O.m. aan de drie eerste landenolympiades : Londen 1927 (vierde plaats), Den Haag 1928 (tiende plaats) en Hamburg 1930 (zevende plaats).

Hij heeft twee minimatches gespeeld tegen Max Euwe. In 1923 werd het gelijkspel en in 1927 verloor hij met 2-0 van Euwe. Deze minimatches waren partijen voor de winterwedstrijd (interne competitie) van het VAS.

Vanaf 1909 tot 1946 zijn ‘Wats’ schaakresultaten bewaard gebleven.

Een zestigtal partijen van ‘Wats’ zijn hier na te spelen.

Wats’ was bestuurslid en voorzitter van het VAS en ook redacteur van het clubblad. Bijzonder was dat ‘Wats’ ,als een van de eersten, het belang zag van het betrekken van de jeugd bij het schaken. Hij richtte een jeugdafdeling op bij het VAS, hetgeen bijzonder was in de elitaire schaakwereld van die tijd.

Massakamp ASB-NHSB Krasnapolsky 20 oktober 1933
Bron: Geschiedenis van de schaakclub

"Kijk Uit" 1924-1948

Uit het jubileum nummer ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van Kijk Uit

Door C.J. Gordijn

Op 22 oktober 1933 werd een massakamp gehouden in de tuinzaal van Krasnapolsky te Amsterdam. Georganiseerd door de ASB (Amsterdamse Schaakbond) en de Noord Hollandse Schaakbond, met ruim 100 deelnemers. Na afloop werd een diner aangeboden en hiervan is bovenstaande overzichtsfoto bewaard gebleven. Vele leden en bestuurders van Kijk Uit waren aanwezig, alsmede een afgevaardigde van de KNSB (onder andere vader W.A.T. Schelfhout en zijn zoon Theo, van Harten, Trotsenburg en Liket, allen bestuurders, zie foto).

Theo, de zoon van ‘Wats’ , ook schaker en redacteur van een clubblad

‘Wats’ had een zoon Theo, die ook schaakte. Theo had twee dochters.

Bijzonder was dat de Amsterdamse Schaakbond (ASB) in 1955 als onderbond uit de KNSB stapte omdat zij het niet eens was met het financiële beleid van de KNSB. Na 1955 schreef Theo in De Band, het blad dat de ASB uitgaf direct na de afscheiding.

De Band was een prachtig uitgevoerd professioneel tijdschrift met twaalf tot zestien bladzijden, een waar vlaggenschip. De redactiecommissie bestond uit M.G. Niessen, C. Weiss en T.J. Schelfhout (zoon van de legendarische ‘Wats’). Het blad van de concurrent was niet meer dan een gestencild mededelingenblaadje van twee tot vier kantjes met niet meer dan uitslagen. Vanaf 1960 was dit blaadje bekend onder de naam De HS-er. HS staat voor Hoofdstedelijke bond die de KNSB had ingevoerd na de afscheiding van ASB.

In 1969 kwam er een einde aan de rebelse jaren van de ASB, de vrede met de HS werd getekend en de Schaakbond Groot- Amsterdam (SGA) was een feit.

Niet alleen in Amsterdam waren er problemen in die periode. Ook in de regio Rotterdam was er een afsplitsing. De Nieuw Rotterdamse Schaakbond heeft een aantal jaren als wilde bond geopereerd maar moest uiteindelijk toch ook het loodje leggen.

De schaakjournalist

‘Wats’ is redacteur van het Tijdschrift van de (Koninklijke) Nederlandse Schaakbond geweest en was o.m. ook schaakmedewerker bij De Telegraaf. In de jaren twintig en dertig schreef oud-wereldkampioen Dr. Emanuel Lasker ook artikelen voor De Telegraaf. Maar dit was maar ten dele juist want de artikelen kwamen veelal uit de koker van ‘Wats’, die sinds 1908 bevriend was met Lasker. Zij onderhielden een briefwisseling en zodoende kon ‘Wats’, in naam van Lasker, schrijven over zijn partijen en resultaten in buitenlandse toernooien.

‘Wats’ schaakrubriek en in het algemeen zijn schaakreportages werden alom gewaardeerd en geroemd; eens vloeide uit zijn pen een buitengewone reportage van een tournooi in Moskou, maar als de brieven van Lasker daarover uitbleven, moest hij toch iets publiceren! (‘Wats’ 75 jaar, KNSB-tijdschrift 1949)

Ook onze bijna 101-jarige Johan van Hulst had als jongen eenzelfde ervaring, hij schrijft:

‘De banden van Lasker met het Amsterdamse schaakleven zijn er door de jaren heen geweest. Zo verzorgde hij geruime tijd de schaakrubriek in het Amsterdamse dagblad De Telegraaf. Niet zonder niveau en waardigheid werd de lezer dan aangeraden dat alle correspondentie betreffende deze rubriek gericht moest worden aan dr. Emanuel Lasker.

U veroorlove mij een persoonlijke herinnering. Daar ik graag een originele brief van Lasker wilde hebben, schreef ik als jongenaan hem een epsitel met een verzoek om antwoord. Dat antwoord kwam vrijwel per kerende post, maar de brief was ondertekend door … W.A.T. Schelfhout (‘Wats´). Ik besefte toen dat deze de honneurs van de grote Lasker waarnam.’ (Amsterdam Schaakstad)

Slechts één brief is bewaard gebleven en is in zijn geheel afgedrukt in de jubileumuitgave 150 jaar DD. Wanneer Lasker in Amsterdam verbleef, logeerde hij bij ‘Wats’. ‘Wats’ schreef 40 jaar voor De Telegraaf en was de toonaangevende schaakjournalist in die tijd. Lex Jongsma zou hem dit nadoen, ook Lex schreef 40 jaar schaakcolumns voor De Telegraaf.

Een schaakpartijtje in de tuin
Réti (links) – Euwe (rechts), in het midden staat ‘Wats’

Bij De Telegraaf waren de opvolgers van ‘Wats’ achtereenvolgens Carel v.d. Berg, Lex Jongsma (40 jaar schaakcolumnist) en nu sinds enige jaren Hans Böhm.

Zoals wij eerder hebben gemeld op onze site kwam in 2009 het bijna 1200 pagina’s tellende en 3,5 kilo wegende boek Emanuel Lasker, Denker Weltenbürger Schachweltmeister uit. Peter de Jong schreef hoofdstuk 5 (30 pagina’s) over het verblijf van Emanuel Lasker in Nederland.

Auteur van boeken

‘Wats’ heeft ook enkele boeken op zijn naam staan waarvan te noemen :

1. Schaken, leidraad voor de praktijk, Uitg. G.B. van Goor en Zonen, 1920

2. Zoals ik het zag : de fraaiste partijen van de match Dr. Euwe – Dr. Aljechin (1935), bewerkt door S.G. Tartakower en vertaald door ‘Wats’ (De Telegraaf, 1936).

3. Toernooiboek van het Zaanstreektoernooi, 1946

4. PARTIJ VERLOREN … ,Gedenkboek ter herinnering aan de schakers in Nederland, die tijdens de bezetting heengingen. Geschreven in 1947 door ‘Wats’ samen met Leo Eggink.

Utrecht 1926: Pannekoek, Meyer, Kersten, Euwe, Van Hoorn, Kloosterboer

Hartogensis (arbiter), Fick, Kroone, Loman, A. van Foreest en Schelfhout.

Bron: Website ‘Endgames’ van Jan van Reek

Hans Bouwmeester over W.A.T. Schelfhout

Hans Bouwmeester schrijft in zijn autobiografie Leven met het schaakspel, dat hij in eigen beheer heeft uitgegeven, nog het volgende over ‘Wats’:

Twaalfkamp in Amsterdam 1948 -1949

Een interessante deelnemer was W.A.T. Schelfhout. Hij was een beroemde en beruchte schaakjournalist van De Telegraaf. ‘Wats’ gold als een grote leugenaar, maar hij werd gretig gelezen. Af en toe katte hij nogal tegen Euwe; wat er tussen die twee was is mij nooit duidelijk geworden. Schelfhout had in het begin van de twintigste eeuw in het Nederlands team gespeeld met voorwereldlijke reuzen als Speyer, Leussen en Loman en ook deelgenomen aan een toernooi in Hamburg 1910. Hij kon daar meeslepend over vertellen. Later werd hij voorzitter van het VAS en na zijn dood wijdde Leo Eggink een sonnet aan hem, dat netjes ingelijst, in de speelhal hing van het Amsterdams Schaakhuis. Dat was het ‘home’ van meerdere schaakverenigingen en ook van het VAS en ASC. Ik heb er tot ver in de jaren vijftig vele mooie uren doorgebracht. Helaas heeft het als schaakzaal de tand des tijds niet doorstaan.

Met Schelfhout speelde ik een aardige partij; de tweede fase werd bij hem thuis in de Marnixstraat uitgespeeld. Ik vond hem een bijzondere man, maar anderen, waaronder Euwe, moesten niets van hem hebben.

Het hierboven genoemde sonnet werd bij zijn overlijden in 1951 in het KNSB-tijdschrift gepubliceerd door Leo Eggink en luidde als volgt:

Een geestig schaakscribent lei, moe, de koning om,

De man, wiens brein schaakphantasieën schiep,

Als geen der onzen ooit vermocht, ontsliep,

Na jarenlange dienst in Sissa’s heiligdom.

Zijn humor, met satire menigwerf verweven,

Verwondde nooit de mens, die hij beschreef,

Want rond het satiriek omhulsel bleef

Een grondtoon steeds van diepe ernst en goedheid zweven.

Gij gingt ter ruste, Wats. Rust zacht, getrouwe Vriend,

Na Uw zo onverpoosd en vruchtbaar streven.

Aan ons hebt gij, Uw ganse lange leven,

Getoond, hoe metterdaad Caïssa zij gediend.

Erelid van de KNSB

In 1949 werd ‘Wats’ , t.g.v. zijn 75ste verjaardag, benoemd tot erelid van de KNSB (onder voorbehoud van bekrachtiging door de e.v. Bondsraadvergadering). Ook was hij 50 jaar lid van de KNSB. Verschillende malen is er in het Tijdschrift van de Nederlandse Schaakbond aandacht besteed aan ‘Wats’. O.m. in 1934 ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag, in 1949 (‘Wats’ 75 jaar) en in maart 1951 schreef Mr. G.C.A. Oskam naar aanleiding van zijn overlijden o.m. het volgende.(Mr. Oskam was enkele jaren voorzitter van de KNSB en hij is ook voorzitter van de Rotterdamse Schaakbond geweest, hij was een van mijn illustere voorgangers.)

‘Mijn vriend stamde uit een familie van artistieke intellectuelen, en was zelf een man van smaak en ontwikkeling. Die kwam tot uiting in zijn stijl. Zijn stijl als schaakspeler toonde de intelligentie, zijn stijl als journalist verried eruditie en smaak.

Het V.A.S., de K.N.S.B, de gehele schaakwereld hebben oneindig veel aan ‘Wats’ te danken.’

PARTIJ VERLOREN …

Gedenkboek ter herinnering aan de schakers in Nederland, die tijdens de bezetting heengingen.

Wij zullen ons ‘Wats’ vooral blijven herinneren als schrijver (samen met Leo Eggink) van het boek PARTIJ VERLOREN… Wij zijn hem dankbaar dat hij ons zo’n waardevol gedenkboek heeft nagelaten.

Salo Landau was na Max Euwe de sterkste schaker van ons land in die tijd. Arnoldus Johannes van den Hoek was een jong aanstormend talent. Zij hebben de oorlog helaas niet overleefd.

Zijn In Memoriam van Salo Landau en van Arnoldus Johannes van den Hoek kunt u nog eens nalezen, alsmede het voorwoord van de auteurs bij dit boek. Meer dan de moeite waard! Klik hier.

Lodewijk Schelfhout ( 1881 – 1943)

Lodewijk Schelfhout is de jongere broer van ‘Wats’ en de vierde zoon van Henri Schelfhout.

Lodewijk was Nederlands kunstschilder en grafisch kunstenaar. Daarnaast heeft hij gewerkt als keramist, edelsmid, glasschilder en meubelontwerper. Hij heeft ook geëxposeerd onder de naam Louis Schelfhout( In 1907 Op de Salon des Indépendants, met zes werken) en hij heeft zelfs een keer gesigneerd met Louis Picnot Schelfhout (zijn schilderij ‘Bosch’ uit 1904, olieverf op paneel, 20,2 x 14,2 cm).

Schelfhout is oprichter van het Genootschap van Kunstenaren Moderne Kunstkring. Leden waren o.a., naast Schelfhout zelf, Piet Mondriaan, Jan Sluijters en Leo Gestel. Lodewijk Schelfhout gaf ook schilderlessen en radiolezingen over kunsthistorie.

Tijdens de tweede tentoonstelling van de Moderne Kunstkring ontmoette Lodewijk zijn latere vrouw Albertine van der Meulen, die filosofie had gestudeerd. Op 25 februari 1914 trouwden ze met elkaar.

In het najaar van 1919 verbleef het gezin Schelfhout vijf maanden op Corsica, waar zijn vijfjaar jongere zus Lesbie woonde. Deze reis bleef zichtbaar in zijn verdere werk. Zijn vrouw schreef hierover later het boek Eiland van schoonheid (met etsen van Lodewijk), uitgegeven in 1941 door De Pelgrim uit Eindhoven.

Lodewijk Schelfhout (1881 – 1943)
Gezicht op Bastia, Corsica, aquarel op papier 21,3 x 34,2 cm., gesigneerd r.o. en gedateerd ‘Corse 1919’

Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede

In verband met het 25 jarig jubileum van de Stichting kunst aan de Dijk werd in Het Oude Kerkje te Kortehoef van 29 mei t/m 10 juni 2006 de tentoonstelling Lodewijk Schelfhout en tijdgenoten – De komst van het kubisme in Nederland gehouden. Bij de tentoonstelling verscheen onder dezelfde titel een boek geschreven door Jan van Adrichem, Andreas Schelfhout en Denise Willemstein. Andreas Schelfhout is de kleinzoon van Lodewijk Schelfhout.

We zijn dit artikel begonnen met een necrologie van Andreas Schelfhout en wij willen besluiten met een necrologie van Lodewijk Schelfhout, die wij vonden in Het Vaderland van zaterdag 6 november 1943.

Lodewijk Schelfhout overleden

Het Vaderland, zaterdag 6 november 1943

Door W. Jos. de Gruyter

Na een langdurige ziekte is de bekende schilder-graveur Lodewijk Schelfhout, een kleinzoon van Andreas Schelfhout, in zijn woning te Amstelveen gisterochtend op twee-en- zestigjarigen leeftijd overleden. Hij werkte aanvankelijk tezamen met De Bock in de omgeving van Haarlem, en ging op zijn drie-en-twintigste naar Parijs, waar invloeden van Cézanne en Matisse een wending in zijn kunst teweegbrachten. Van toen af streefde hij naar een stijlrijke voordracht, het midden houdend tusschen cubisme en naturalisme; ook Le Fauconnier was van invloed, zooals merkbaar is in diens weleens week-romantische aquarellen. Schelfhout was meer lineair dan picturaal en hij heeft zijn grootste kracht ontwikkeld in zijn droge-naald-etsen, naar landschappelijke motieven uit de Provence, Bretagne en Corsica. Nevens deze voor name in rhythmische partijen van wit en zwart bekwaam gecomponeerde land schappen bracht hij tevens veelvuldig religieuze gegevens in beeld. O.a. reeksen waarin het leven der H. Maagd of het lijden van Christus wordt verhaald op gracieus gestyleerde wijze. Releveeren we tot slot nog zijn werkzaamheid op het gebied der kerkelijke versiering, zijn talrijke decoratieve paneelen en gebrandschilderde ramen.

Vrouw en man, Corsica, krijt en aquarel op papier 93,4 x 68,6 cm, gesigneerd l.o. en gedateerd 1922

Dinsdag a.s. wordt om half elf in de St. Annakerk te Amstelveen een plechtige requiemmis opgedragen, waarna de begrafenis geschiedt op de R.K. begraafplaats te Buitenveldert.

Geraadpleegde bronnen o.m. :

01. Willem Laanstra, Andreas Schelfhout 1787-1870, Amsterdam 1995.

02. Cyp Quarles van Ufford, Andreas Schelfhout(1787-1870). Landschapschilder in Den Haag, Leiden 2009.

03. tent.cat. Ede, Simonis & Buunk Kunsthandel, Onsterfelijk Schoon. De landschappen van Andreas Schelfhout (1787-1870) en zijn leerlingen, 2005.

04. Ronald de Leeuw, Benno Tempel, Het Romantiek Boek, Zwolle 2006.

05. Peter Capreau e.a., De Rademakers Collectie: Een romantische kijk, Brussel 2011.

06. Errit Petersma e.a., Amsterdam schaakstad,Hoofdstukken uit de geschiedenis van het schaakleven in Amsterdam, Schaakbond Groot-Amsterdam, Amsterdam, 1994

07. Forster, Hansen, Negele, Emanuel Lasker, Denker Weltbürger Schachweltmeister, Berlijn ,2009

08. Eggink, Schelfhout, Partij verloren…, Gedenkboek ter herinnering aan de schakers in Nederland, die tijdens de bezetting heengingen, Amsterdam,1947

09. Tijdschrift KNSB, diverse jaargangen

10. Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, Historische kranten

Met dank aan Nina Wevers, kunsthistorica (Simonis & Buunk) en Evert-Jan Straat (Max Euwe Centrum).

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.