Mag een speler een zet doen voordat zijn klok in beweging is gebracht?

Mag een speler een zet doen voordat zijn klok in beweging is gebracht?

Juridische argumentatie is vaak een kwestie van gezond verstand

Het volgende geval gaat over de vraag of een speler een zet mag doen voordat de tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gezet. Toonaangevende internationaal arbiters leggen de FIDE-regels zo uit, dat een speler dat mag doen. Hun opvatting is onjuist.

Waar het om gaat is, of de vraag met een dosis gezond verstand te beantwoorden? Een actueel vraagstuk nu rapid- en snelschaak – als het aan de FIDE ligt – het schaak van de toekomst schijnt te worden.

1. De probleemstelling van Diederik van Donk

2. Het antwoord van Gijssen

3. De opvatting van Gijssen

4. De opvatting van Rob Hartoch

5. De partij Irina Krush – Anna Zatonskih 2008

6. De ongunstige cadans van Paul-Peter Theulings

7. Mijn mening

8. Mijn reactie op de opvatting van Gijssen

9. Wat moet een scheidsrechter doen om een tegenstander te corrigeren?

10. Wat kan een speler doen om een tegenstander te corrigeren?

11. ‘If you tolerate this then your children will be next’

1. De probleemstelling van Diederik van Donk

Een witspeler speelt een partij in een Nederlandse regionale competitie, bedenktijd twee uur per persoon per partij. Op een bepaald moment heeft wit nog tien minuten en zijn tegenstander ongeveer 30 seconden bedenktijd.

Wit doet zijn 38ste zet. Voordat wit de klok van zwart in beweging kan brengen doet zwart zijn tegenzet, dus de 38ste zet van zwart. Zwart drukt onnodig nog een keer op zijn klok. Wit meent dat hij zijn 38ste zet nog niet heeft voltooid en brengt de klok van zwart in beweging. Wit is namelijk op de hoogte van zijn recht om zijn ‘klok in te mogen drukken’. Wit verwacht min of meer dat zwart daarop de klok van wit weer in beweging zal brengen. Echter, zwart heeft het niet in de gaten. Wit denkt twintig seconden over zijn 39ste zet na (terwijl de klok van zwart dus loopt) en voert die zet uit.

Vervolgens is zwart aan zet, in een ‘straalverloren’ positie. Hij denkt enkele seconden na, waarop zijn vlag valt. Wit claimt de winst van de partij.

Daarop voeren zwart en twee van zijn teamgenoten aan dat wit tweemaal de klok heeft ingedrukt. Wit laat dit over zich heen gaan en wacht het eventuele bezwaar af. Zwart doet nog een vergeefse informele poging bij de competitieleider.

De vraag die wit stelt luidt: Had wit het recht om zijn 38ste zet te voltooien nadat zwart zijn 38ste zet al had gedaan? Volgens wit kan zwart zijn 38ste zet niet voltooien, om de simpele reden dat dit niet kan als wit zijn 38ste zet nog niet heeft voltooid. Die vraag legt Diederik van Donk voor aan Gijssen.

2. Het antwoord van Gijssen

Gijssen antwoordt en citeert daarbij eerst de eerste drie zinnen van artikel 6.7 a van de FIDE-regels, die luiden:

‘Tijdens de partij moet elke speler die zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, zijn eigen klok stilzetten en de klok van zijn tegenstander in gang brengen. Een speler moet altijd de kans krijgen zijn klok stil te zetten. Zijn zet wordt niet als voltooid beschouwd als hij zijn klok niet heeft stilgezet, tenzij de zet de partij beëindigt (zie de artikelen 5.1a, 5.2a, 5.2b, 5.2c en 9.6).’

Gijssen: ‘Laat me nu de kern van uw vraag beantwoorden. Dit artikel regelt duidelijk dat een speler die een zet heeft gedaan het recht heeft zijn eigen klok stil te zetten, en die van zijn tegenstander in beweging te brengen. Dat is geregeld in de zin: ‘Een speler moet altijd de kans krijgen zijn klok stil te zetten.’

Dit betekent, dat zelfs als de tegenstander zijn zet heeft gedaan, de speler nog steeds de mogelijkheid heeft zijn zet te voltooien. Om dit te illustreren, het volgende overzicht van handelingen:

– Speler A doet een zet

– Speler B doet een zet

– Speler A brengt de klok van de tegenstander in beweging

– Speler B brengt de klok van de tegenstander in beweging

– Op dat moment moet speler A zijn volgende zet doen.

Deze manier van handelen is in feite aanvaard, omdat vooral bij tijdnood, bij rapid en snelschaak, het in veel gevallen erg moeilijk is te zien wat de precieze volgorde van handelingen is,’ aldus Gijssen, juni 2011, Leave the tournament? Lose points!

3. De opvatting van Gijssen

Zo’n antwoord heeft Gijssen wel vaker gegeven, zij het dat er een zekere ontwikkeling in te ontdekken valt. Dat is normaal bij uitleg van regels. Gijssen legt de FIDE-regels zo uit dat een speler al een zet mag doen voordat zijn tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht. Om te voorkomen dat ik de opvatting van Gijssen door zijn opvatting samen te vatten onjuist weergeef, geef ik zijn opvatting zo volledig mogelijk weer in volgorde van publicatie.

Gijssen: ‘Artikel 1.1. luidt: ‘Men zegt dat een speler ‘aan zet is’, wanneer de zet van zijn tegenstander is ‘gedaan’.’ Maar ik hou er niet van om mij op dit artikel mij te beroepen als rechtvaardiging voor een speler te mogen zetten voordat zijn tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht. Artikel 1 behoort tot de Regels van het Spel, en in dat hoofdstuk worden de klokken helemaal niet genoemd.

Ik ben het met u eens dat het niet erg eerlijk is een zet te doen voordat de tegenstander zijn klok heeft ingedrukt, maar ik begrijp dat zoiets kan gebeuren gedurende de loop van de partij. En als het gebeurt is het geval volgens mij geregeld in de FIDE-regels. Vergelijk de tweede volzin van artikel 6.8 (tegenwoordig 6.7, PdG):

6.7 a. Tijdens de partij moet elke speler die zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, zijn eigen

klok stilzetten en de klok van zijn tegenstander in gang brengen. Een speler moet altijd de

kans krijgen zijn klok stil te zetten. Zijn zet wordt niet als voltooid beschouwd als hij zijn klok niet heeft stilgezet, tenzij de zet de partij beëindigt (zie de artikelen 5.1a, 5.2a, 5.2b, 5.2c en 9.6).

Op grond van de tweede volzin heeft een speler altijd het recht zijn eigen klok stil te zetten en die van zijn tegenstander in beweging te brengen, zelfs wanneer de tegenstander zijn zet al heeft gedaan, Gijssen, juni 2003, Hello St. Petersburg.

Een maand later reageert Gijssen opnieuw. Het is een antwoord van drie volzinnen. Waarbij de eerste twee een herhaling zijn van juni 2003. De laatste volzin luidt: ‘Persoonlijk zou ik de tegenstander een waarschuwing geven wanneer hij een zet doet voordat de speler de klok van de tegenstander heeft kunnen indrukken en hij dit herhaaldelijk doet,’ Gijssen, juli 2003, to propose a draw.

In februari 2007 doet Gijssen een schepje bovenop zijn eerder antwoord. Nu schrijft hij dat zijn uitleg een ‘aanvaardbare uitleg’ is, die zowel geldt voor gewoon, rapid en snelschaak. Gijssen, februari 2007, Disputed Rulings.

In mei 2008: ‘Volgens mij heeft de tweede volzin van artikel 6.7 alleen betekenis als een speler een zet heeft gedaan voordat zijn tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht. Het betekent dat zelfs als de speler niet aan zet is, hij in die situatie de klok mag indrukken. Het volgende argument mag niet erg sterk zijn, maar stel eens voor dat een speler alleen maar mag zetten als zijn tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht. Kunt u zich voorstellen hoeveel ruzies er zullen ontstaan bij snelschaak en rapid? En in dit geval is er geen verschil tussen ‘normaal’, rapid en snelschaak,’ Gijssen, mei 2008, Revisions.

In juli 2008: Gijssen herhaalt zijn eerdere antwoord. ‘Een speler mag een zet doen, nadat zijn tegenstander een zet heeft gedaan. Echter, de tegenstander heeft altijd het recht zijn klok in te drukken. Dit betekent dat de speler onjuist heeft gehandeld, en het is overgelaten aan het oordeel van de scheidsrechter de speler al of niet te straffen, omdat een speler een zet mag doen nadat zijn tegenstander een zet heeft gedaan.’

De derde vraag luidt: ‘Een speler doet een zet, daarop doet de tegenstander een zet. De speler wacht totdat de tegenstander weggaat. Daarop brengt de speler de klok van de tegenstander in beweging. De klok van de tegenstander loopt dus, terwijl de speler aan zet is. Wanneer de tegenstander terugkomt bestaat er een grote kans op verwarring. Daarom zou het een goed idee zijn voor te schrijven dat een speler direct de klok moet indrukken nadat hij heeft gezet. Door aldus te regelen zullen dergelijke handelingen ongeoorloofd zijn?’

Gijssen: ‘Ik zie geen enkele ongeoorloofdheid. Indien speler Y de regels kent, dan weet hij dat speler X het recht had steeds de klok in te drukken. Tussen haakjes, speler Y heeft dezelfde mogelijkheid voor manipulatie. Ik weet niet of het voorschrijven van een regel dat een speler die een zet heeft gedaan deze onmiddellijk moet voltooien. Wat is ‘onmiddellijk’? Er bestaan al voorstellen om dit woord uit verschillende artikelen van de FIDE-regels te deleleten, en die zijn waarschijnlijk juist. Een ding is zeker, we hebben onlangs een aantal problemen op toernooien gehad, die straks in Dresden worden besproken,’ Gijssen, juli 2008, Move ‘made’.

In juni en juli 2009 gaat het om een geval waarin een speler een ongeoorloofde zet doet. Voordat de speler de klok van de tegenstander in beweging heeft gebracht, voert de tegenstander de matzet uit. De vraag is of de speler zijn zet nog kan corrigeren. Nee, de matzet heeft direct een einde gemaakt aan de partij, aldus Gijssen.

Gijssen: ‘Het feit dat de speler de klok van de tegenstander niet in beweging heeft gebracht is niet relevant.’ Hij herhaalt zijn eerder standpunt, en vervolgt: ‘De achterliggende gedachte van dit artikel is dat in veel tijdnoodsituaties het nagenoeg onmogelijk is waar te nemen of de tegenstander zijn zet heeft gedaan nadat zijn klok in beweging is gebracht,’ Gijssen, juli 2009, Illegal move.

In november 2008 herhaalt Gijssen zijn standpunt dat zijn opvatting algemeen is aanvaard. De zinsnede dat een speler altijd het recht heeft zijn klok in te drukken is het bewijs dat een tegenstander al een zet mag doen voordat de speler zijn klok in beweging heeft gebracht. ‘We bespraken deze kwestie in op het FIDE congres in Dresden 2008. De vraag was of we zouden verbieden dat een speler een zet mag doen voordat de tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht. We concludeerden dat vooral bij tijdnood, snelschaak en rapid het erg moeilijk is te zien wat de juiste volgorde is van de gebeurtenissen. Daarom hebben we niet het artikel in de FIDE-regels gewijzigd,’ Gijssen, november 2009, Time scrambles.

In 2011 meent iemand dat de klok laat zien wie aan zet is, en dat het doen van een zet een ongeoorloofde zet is indien de klok van de speler nog niet in beweging is gebracht. Gijssen wijst erop dat de voorgestelde regel om pas aan zet te zijn als de klok van de speler in beweging is gebracht, niet uitvoerbaar is. De bevoegdheid om wel te mogen zetten voordat de klok in beweging is gezet berust op praktische redenen: bij tijdnood en bij snelschaak is het onmogelijk voor de scheidsrechter de volgorde van zetten in de gaten te houden. Gijssen, mei 2011, What is a Theoretical Draw?

4. De opvatting van Rob Hartoch

De opvatting van Rob Hartoch: ‘Tegen Bezemer deed hij (d.i. Hartoch) ergens heel snel een zet, nog voordat zijn tegenstander de klok had kunnen indrukken. Een verbaasde blik van Bezemer was voldoende voor Hartoch om uitgebreid te gaan citeren: "Het mag, en dat weten maar heel weinig mensen. Het gaat om artikel 1.1 en 6.8. Je hebt overigens nog wel het recht om mijn klok in te drukken." Arno deed dit met een begrijpelijk vlaagje venijn, waarop Rob opnieuw de klok indrukte en de partij verder ging,’ aldus Peter Doggers, Hartochs persoonlijke overwinning, 20 februari 2006.

5. De partij Irina Krush – Anna Zatonskih 2008

Het gevolg van deze interpretatie is dat het leidt tot dramatische situaties, bijvoorbeeld die op het Amerikaans vrouwenkampioenschap 2008.

Op 23 mei 2008 op het Amerikaans vrouwenkampioenschap 2008 vindt tussen Irina Krush en Anna Zatonskih een Armageddonpartij plaats. Die partij kreeg wereldwijde belangstelling. Het belangrijkste geef ik weer:

‘Ondanks mijn winnende stelling hoefde ik niet ‘iets te doen met mijn zetten’, het enige wat ik hoefde te doen was snel zetten en de speler met de minste tijd zou als eerste door de vlag gaan. En, dat is in feite wat ik heb gedaan. Ik deed onmiddellijk een zet, iets wat duidelijk te zien is op de video. In deed onmiddellijk mijn zetten, en met een aanzienlijk voordeel in bedenktijd eindigde ik met nul seconden terwijl Anna één seconde bedenktijd had. Hoe kan zoiets gebeuren?

Laten we in de eerste plaats vaststellen wat de werkelijke situatie was van de bedenktijden. (…) ik had een groot voordeel in bedenktijd, laten we zeggen acht seconden tegen drie op een bepaald moment, of zoals Anna zelf in haar interview zegt: ‘Ik realiseer mij dat ik twee seconden had. Ik was zo geschrokken dat ik de partij op dat moment zou verliezen. Zij had zes seconden. Ik speelde Tb8-e8 omdat deze zet dicht bij de klok was.’ Dus laten we zeggen zes seconden tegen twee. Indien men de video bekijkt ziet men dat ik direct zetten doe, hoe kunnen dan zes seconden verliezen tegen twee?

En dat is de kern van de zaak. Mijn tegenstander die op het punt staat te verliezen op tijd, begint zetten te spelen voordat ik mijn zet heb voltooid. Ze doet haar zetten voordat ik mijn klok heb ingedrukt, en zodra ik mijn klok heb ingedrukt, ramt ze terug. (cursief PdG) Zo smelt mijn bedenktijd weg en dit proces begint met het oprukken van de c-pion van Anna, enkele zetten voordat de partij eindigt.

Uiteraard is het ongeoorloofd een zet te doen voordat de tegenstander zijn zet heeft voltooid. Indien het geoorloofd is, zou wit die ‘het nadeel’ van de eerste zet heeft, altijd op tijd verliezen van zwart, als zwart erin slaagt het ritme van het doen van zetten te gebruiken in de bedenktijd van wit.

Het trieste is, dat niemand ingreep over wat er is gebeurd. Geen scheidsrechter, geen organisator deed iets om te verzekeren dat op het laatste moment van de partij eerlijk spel werd gespeeld. Het was ieder-voor-zich, waar de persoon met de slechtste snelschaak gewoonten ‘won’.’

Dit voorval leidt wereldwijd tot honderden reacties, vgl.

Dramatische voorvallen in Amerika, deel 1

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://www.xs4all.nl/~pijpersh/nl/home.html

Dramatische voorvallen in Amerika, deel 4

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://www.xs4all.nl/~pijpersh/nl/home.html

6. De ongunstige cadans van Paul-Peter Theulings

Het fenomeen inzake Krush – Zatonskih noemt Paul-Peter Theulings ongunstige cadans: ‘In de eindfase van een snelschaakpartij met allebei de spelers in hevige tijdnood gebeurt het wel dat een van de spelers in een ongunstige cadans zit. Op youtube staan wel filmpjes van dit verschijnsel. De negatieve cadans ziet er zo uit, speler A zet, en speler B zet daar meteen achteraan terwijl speler A nog met zijn hand naar de klok gaat,’ aldus Theulings op utrechtschaak.

7. Mijn mening

In Yerevan in september/oktober 1996 is artikel 6.7a is voor het eerst opgenomen in de FIDE-regels (inwerkingtreding 1 juli 1997). Voordien bestond de regel niet. Artikel 6.7a luidt:

6.7 a. Tijdens de partij moet elke speler die zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, zijn eigen klok stilzetten en de klok van zijn tegenstander in gang brengen. Een speler moet altijd de kans krijgen zijn klok stil te zetten. Zijn zet wordt niet als voltooid beschouwd als hij zijn klok niet heeft stilgezet, tenzij de zet de partij beëindigt (zie de artikelen 5.1a, 5.2a, 5.2b, 5.2c en 9.6). De tijd tussen enerzijds het doen van de zet op het schaakbord en anderzijds het stilzetten van de eigen klok en het in gang brengen van de klok van de tegenstander wordt beschouwd als deel van de aan de speler toegekende bedenktijd.

De Engelse tekst luidt: During the game each player, having made his move on the chessboard, shall stop his own clock and start his opponent’s clock. A player must always be allowed to stop his clock. His move is not considered to have been completed until he has done so, unless the made move ends the game. (See Articles 5.1, 5.2 and 5.3) The time between making the move on the chessboard and stopping his own clock and starting his opponent’s clock is regarded as part of the time allotted to the player.

Rijst de vraag wat de reden is waarom dit artikel zo is geformuleerd. Dat is onbekend, omdat wijzigingen van de FIDE-regels geen toelichting hebben. Hierin wijken de FIDE-regels af van normale wetten die een ‘memorie van toelichting’ of een ‘nota van toelichting’ hebben. Ook verdragen worden toegelicht.

Het gevolg is dat voor het interpreteren van de regel het antwoord in de regel zelf moet worden gevonden. Het artikel bestaat uit vier volzinnen, die in hun onderling verband moeten worden gelezen.

De eerste volzin houdt een volgorde in:

a. doen van een zet daarna

b. eigen klok stilzetten en klok tegenstander in beweging (‘in gang’) brengen.

Indien rekening wordt gehouden met de vierde volzin leidt dit tot het volgende:

c. de tijd tussen het doen van de zet door de speler en het in beweging brengen van de klok van de tegenstander is tijd van de betrokken speler.

De tweede volzin is een versterking van de eerste volzin. Om het de spelers duidelijk in te peperen dat de volgorde onder a en b zo moet, wordt nog eens verduidelijkt

d. dat een speler ‘altijd’ de kans moet krijgen zijn klok stil te zetten.

Als de spelers dat laatste maar even goed willen onthouden! ‘Altijd’, maar dan ook altijd – en daarop is geen enkele uitzondering toegelaten – moet een speler de kans krijgen zijn klok stil te zetten. Als een tegenstander alvast een zet doet voordat zijn klok in beweging is gebracht heeft de betrokken speler niet de kans gekregen zijn klok stil te zetten.

Ik begrijp dan ook niet hoe Gijssen dit artikel op een andere manier kan uitleggen. Als Gijssen gelijk had gehad, had dat artikel anders geformuleerd moeten worden en was bovendien de vierde volzin in de lucht komen te hangen. De opvatting van Gijssen is onbegrijpelijk.

Indien men de vier zinnen in hun onderling verband bekijkt, mag een tegenstander pas een zet doen als de klok van de tegenstander in beweging is gebracht. En dat is precies wat iedereen ook normaal vindt, behalve dan enkele arbiters.

8. Mijn reactie op de opvatting van Gijssen

De opvatting van Gijssen is bovendien om de volgende redenen nog meer onjuist.

Gijssen beweert dus dat een speler een zet mag doen voordat zijn tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht.

Echter, dan rijst in de eerste plaats de vraag waarom Gijssen zo’n speler wel een waarschuwing wil geven als de speler dat (regelmatig) doet. Als iemand het recht heeft mag hij uiteraard van dat recht gebruik maken. De speler houdt zich immers aan de regels. Dan is er geen rechtsgrond om de speler op grond van artikel 13.4 van de FIDE-regels te straffen door hem een waarschuwing te geven. Dat kan niet, dat is onmogelijk. Een scheidsrechter die dat toch doet, gedraagt zich onbehoorlijk.

In die lijn is het in de tweede plaats onbehoorlijk een diskwalificerende opmerking te maken over een speler die van zijn recht gebruik maakt. Gijssen meent dat ‘het niet erg eerlijk is’ als een speler dit doet, vlg. zijn column van juni 2003. Als de FIDE-regels een speler het recht geven, is het juist heel eerlijk dat een speler dat recht toepast. Daar komt bij dat Gijssen dat gedrag nota bene verdedigt. Men moet dan ook niet de speler beschuldigen van ‘niet erg eerlijk handelen’, maar de Algemene Vergadering van de FIDE, de Raad van Bestuur en de leden van de regelscommissie van de FIDE, en dan met name haar voorzitter.

Het feit dat het gedrag van de speler bij Gijssen twee zware gevolgen in het leven oproept (‘waarschuwing’, ‘niet erg eerlijk’) laat zien dat de opvatting van Gijssen onjuist is.

In de derde plaats berust het argument van Gijssen dat zijn uitleg van artikel 6.7a ‘algemeen is aanvaard’ op grootspraak. Er klopt niets van. Integendeel, algemeen wordt die uitleg nu juist als onbegrijpelijk beschouwd, zie de talloze verontwaardigde reacties op forums op internet. In Vught hield ik op 25 juni jl. een niet-representatief onderzoek. Ik vroeg aan zeven deelnemers/sters aan de Nederlandse Kampioenschappen schaken 2011 of zij vonden dat zij een zet mogen doen voordat de tegenstander hun klok in beweging heeft gebracht. Zes van de zeven vonden van niet. Eén antwoordde dat op grond van de FIDE-regels dat geoorloofd was. En één van hen vertelde mij dat het probleem bij haar niet kon voorkomen omdat zij zo snel kan handelen dat er zo goed als geen tijd zit tussen het doen van de zet en het in beweging brengen van de klok van de tegenstander. Zo had ik het nog niet bekeken.

Tot slot hanteert Gijssen het argument dat ongewenst gedrag in de praktijk is toegestaan omdat het niet is te controleren. In dit antwoord komt machteloosheid naar voren. De scheidsrechter kan of durft niet op te treden en daarom keurt hij het gedrag goed. Ik weet niet of er meer voorbeelden bestaan in de sportwereld, maar dit is de wereld op zijn kop zetten.

Het is juist de taak van het recht en van de scheidsrechter om in te grijpen bij ongeoorloofde situaties. Het recht kan nimmer een ongunstige cadans goedkeuren.

Rijst de vraag hoe het mogelijk is dat toparbiters het artikel op zo’n onbegrijpelijke manier uitleggen. Welnu, dat heeft te maken met eigen belang. Ongetwijfeld is er in de eind jaren ’90 een conflict geweest. Daarbij kwam ook het passieve gedrag van de arbiter aan de orde. Om zich uit de moeilijkheden te redden werd de truc verzonnen dat artikel 6.7a de tegenstander de ruimte geeft om een zet te doen ook al is zijn klok nog niet in beweging gebracht. Zo gaan die dingen: één foute beslissing is de grondslag voor het verdere beslissingen. Het is de toepassing van het beginsel van Cardozo: The decision of today will make the right and wrong of tomorrow.

9. Wat moet een scheidsrechter doen om een tegenstander te corrigeren?

De vraag rijst wat een scheidsrechter kan doen als een speler zijn tussenkomst inroept, omdat zijn tegenstander de regel overtreedt. Er zijn verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats kan de scheidsrechter de betrokken speler vriendelijk vragen zijn gedrag aan te passen door pas een zet te doen als zijn klok in beweging is gebracht. In de tweede plaats kan hij de betrokkene een waarschuwing geven. Bij herhaling een zwaardere straf, bijvoorbeeld de tegenstander extra bedenktijd toekennen, etc.

Soms gaan de zetten en de gedragingen zo snel dat een scheidsrechter ook niet kan waarnemen of de volgorde juist is. In dat geval doet een scheidsrechter niets.

10. Wat kan een speler doen om een tegenstander te corrigeren?

Naar mijn mening had Diederik van Donk als volgt moeten handelen.

Schakers moeten zoveel mogelijk hun problemen zelf oplossen zonder hulp van papa scheidsrechter. Men mag echt wel enige assertiviteit van een schaker verwachten. Daarom is het ook prima om in eerste instantie in een partij het probleem eerst zelf op te lossen. We moeten er niet aan denken dat voor elke afwijking telkens de scheidsrechter moet worden ingeroepen. Schakers zijn geen kleine kinderen.

Daarom is het uitstekend dat wit de klok van zijn tegenstander weer in beweging heeft gebracht. Echter, dat moet wit hem wel laten weten (het zgn. kenbaarheidsvereiste: kenbaar maken wat je hebt gedaan). Wit had tegen hem moeten zeggen: ‘Ik heb je klok weer ingedrukt, omdat je geen zet mag doen voor jouw klok in beweging is gezet. Je moet mij altijd de gelegenheid geven de klok in te drukken als ik een zet heb gedaan. Nu je dat niet hebt gedaan heb ik je klok in beweging gebracht.’ Op deze wijze weet zwart wat er aan de hand is. Als er daarna gedoe komt, is het gewenst de tussenkomst van de scheidsrechter in te roepen. Indien wit dat niet doet, escaleert namelijk de boel. Het is juist de taak van de scheidsrechter geschillen in goede kanalen te leiden.

De grootste problemen in het leven hebben te maken met communicatiestoornissen. Het niet kunnen benoemen, het niet onder woorden kunnen brengen, van een probleem. ‘Je voelt dat het niet klopt, maar je weet niet wat of waarom.’ In het geval van Diederik voelt de tegenstander zich tekort gedaan omdat hij kennelijk niet wist dat wit zijn klok weer in beweging had gebracht. Als dat zo is, kan ik me daar wel wat bij voorstellen.

Al naar gelang de persoon van de schaker kan het soms gewenst zijn niet zelf te handelen, maar direct de tussenkomst in de roepen van een scheidsrechter. Omdat de scheidsrechter het voorval niet heeft gezien, kan hij – zonder een waardeoordeel te geven, en slechts een feitelijke mededeling doen – slechts vertellen dat een speler pas aan zet is als zijn klok is ingedrukt.

Diederik mailde mij dat hij achteraf ook niet gelukkig was met de gang van zaken. Hij is het met me eens dat hij zijn tegenstander had moeten melden dat hij de klok weer in beweging had gebracht. Maar op dat moment nam hij in ‘een split second’ een beslissing: ‘ik heb mijn zet nog niet voltooid dus ik druk mijn klok in. Achteraf lag het dus genuanceerder. De makke is dat dit soort akkevietjes vaak een schaakpartij historie hebben: mijn tegenstander kwam onnodig in tijdnood omdat hij tijdens de partij nogal vaak weg was, dat is op zich zijn goed recht, maar vervolgens krijg je een vervelende tijdnoodsituatie. Eerst biedt hij op een incorrecte manier remise aan, vervolgens gaat hij in verloren stelling nog door (onder meer met bovenstaande actie) etc. Het is dan lastig om (‘s avonds laat) nog correct te reageren. Maar goed ik schaak nu een dikke twintig jaar, en dit was de eerste keer dat ik bij een ‘incident’ betrokken was,’ aldus Diederik.

De toelichting van Diederik verduidelijkt veel. Tijdens een juridische procedure komen de achterliggende emoties van een conflict namelijk niet aan bod.

Overigens, het antwoord dat Gijssen in juli 2008 geeft, is onjuist. Het gaat om een speler die wacht met revanche nemen op zijn tegenstander die te snel heeft gezet. Pas als de tegenstander opstaat van het bord om een wandeling te maken, drukt de speler op grond van de tweede volzin van artikel 6.8 de klok in van de tegenstander en denkt na over zijn zet. Gijssen over dit voorval: ‘Ik zie geen enkele ongeoorloofdheid. Indien speler Y de regels kent, dan weet hij dat speler X het recht had steeds de klok in te drukken. Tussen haakjes, speler Y heeft dezelfde mogelijkheid voor manipulatie.’ Anders dan Gijssen beweert, is het gedrag van de betrokken speler onaanvaardbaar. Dit snapt toch elke schaker?

11. ‘If you tolerate this then your children will be next’

En dan het beroemde voorval, waar zoveel om te doen is geweest. Het is de tijdnoodfase. Zwart wacht niet eens het moment af waarop wit zijn zet heeft gedaan. Nee, om nog meer tijd te besparen ten koste van wit, begint zwart alvast met het doen van een zet terwijl wit zijn zet aan het uitvoeren is. Zwart gaat dus nog een stap verder dan het doen van een zet voordat de tegenstander de klok van de speler in beweging heeft gebracht.

Het is een geval van instruction creep. Dit komt voor als een regel wordt verruimd (‘je mag al een zet doen voor de tegenstander je klok in beweging heeft gebracht’), waarop de regel vervolgens verder wordt verruimd (‘alvast beginnen met een zet als de tegenstander zijn zet nog aan het uitvoeren is’). Het is het geleidelijk aan oprekken van de regels, zonder dat men dat door heeft, waardoor de grenzen worden verlegd. Door die grensverleggingen ontstaan er zotte situaties. Het gevolg is dat door de interpretatie van de regels alleen nog maar insiders weten hoe het verder moet. De schakers zelf zijn het spoor bijster geworden.

Ter illustratie

Wit: GM Amon Simutowe (Zambia)

Zwart: IM Khaled Abdel-Razik (Egypte)

Afrikaans kampioenschap 2009

De Zambiaanse grootmeester heeft een pion minder, en zwart rukt langzaam op. Het is de tijdnoodfase. Stelling na 47 … Dc4-c3

Volgens het Keniaanse verslag gebeurde er iets vreemds. Volgens de officiële databank ging het verloop als volgt 48. Dxa7?? Dc2???

De coach van Khaled Abdel-Razik: ‘Wit heeft op de 48ste zet zijn dame vastgepakt. Zonder te kijken waar de dame naar toe gaat, heeft zwart direct zijn eigen dame vastgepakt. Dit is voor wit reden om te slaan op a7. Zwart mag namelijk niet 48. … Pxa7 doen, maar moet een zet met de dame doen, derhalve 48. … Dc2???’

Dit nu vindt de coach onjuist. Hij meent dat zwart 48. … Pxa7 mag doen.

De opvattingen of de coach gelijk heeft lopen uiteen.

Een aantal mogelijkheden

a. De volgorde van handelingen is als volgt. Wit doet 48. en pakt zijn dame vast. Direct daarop pakt zwart zijn dame op c3. Dat is voor wit het teken te doen 48. Dxa7 en brengt de klok van zwart in beweging. Wit heeft zijn zet voltooid. Nu is het de beurt aan zwart. En hé, wat is dat? Zwart heeft zijn dame vast. Aanraken is zetten, artikel 4.3 van de FIDE-regels. Zwart is dus verplicht een zet te doen met de dame. Zo straft het kwaad zichzelf. Eigen schuld, dikke bult. Had zwart maar moeten wachten met het aanraken van een schaakstuk. En zo gaat de partij verder.

b. Wat gebeurt er als zwart zijn dame heeft losgelaten voordat wit zijn zet heeft gedaan of voltooid?

c. Sommigen menen dat wit misbruik maakt van het aanraken van zwart van zijn dame. Zij menen dat artikel 12.1 van toepassing is, het verbod het schaakspel in diskrediet te brengen.

d. etc.

13 Reacties

  1. Avatar
    Paul-Peter Theulings 04 augustus 2011

    Je hoeft niet te wachten met zetten totdat de klok is ingedrukt.

    Als je het daar niet mee eens bent moet je dat regelen door een reglementswijziging.

    Een ander punt is wanneer je precies mag beginnen met zetten.

    Ik vind dat je als je niet aan zet bent je hand ook niet boven het bord mag hangen. Blijf dus achter de "baseline" met je hand totdat er is losgelaten door je tegenstander.

    Staat dit zo expliciet in de regels? Nee, maar in de regels staat wel dat je je tegenstander niet mag hinderen. Het is duidelijk dat je gehinderd kan worden als de hand van je tegenstander boven het bord hangt terwijl je aan zet bent. Die hand belemmert mogelijk het zicht op sommige velden en kan ook fysiek in de weg zitten bij een zet in de richting van die hand.

  2. Avatar
    Paul-Peter Theulings 04 augustus 2011

    Ik ben het niet eens met de uitleg van Pieter.

    De reglementen maken duidelijk wanneer een zet is "gedaan" en wanneer

    "voltooid". Je bent aan zet als de tegenstander zijn zet heeft gedaan.

    Je hoeft dus niet te wachten tot voltooid. Altijd de kans krijgen om de klok stil te zetten betekent niet zonder meer dat je tóch moet wachten tot voltooid. Zo gaf Rob Hartoch aan Arno Bezemer de kans om de klok stil te zetten.

  3. Avatar
    Pieter de Groot 04 augustus 2011

    Paul-Peter,

    Een bijzondere regel gaat voor een algemene regel

    Het eerste hoofdstuk van de FIDE-regels gaat over het schaken in het algemeen, waar wordt gespeeld zonder klok. Het tweede hoofdstuk over de wedstrijdregels, waar wordt gespeeld met een klok.

    De FIDE-regels maken een onderscheid tussen een zet die is ‘gedaan’ en die is ‘voltooid’:

    – indien een speler een zet heeft uitgevoerd op het bord, heet dat: gedaan

    – indien een speler na het doen van de zet de klok van de tegenstander in beweging heeft gebracht, heet dat: voltooid.

    Men zou dan ook denken dat het systeem er als volgt uitziet. De tegenstander is aan zet indien wordt gespeeld

    – zonder klok: wanneer de speler de zet heeft gedaan

    – met klok: wanneer de speler de zet heeft voltooid.

    De motivering van Hartoch is onjuist. Ook Gijssen houdt er niet van om zich op artikel 1.1 te beroepen als rechtvaardiging, vgl. zijn antwoord van juni 2003.

    Wat er aan de hand is, is dat het gaat om de zgn. voorrangsregels in het recht. Die regels worden gehanteerd als verschillende regels van toepassing zijn. Voorrangsregels zijn bijvoorbeeld ‘een latere regel gaat vóór een oudere regel’, ‘het hogere recht gaat vóór het lagere recht’ en ‘een specifieke regel gaat vóór een algemene regel’. Door gebruik te maken van de laatste voorrangsregel gaat de bijzondere regel van artikel 6.8 vóór de algemene regel van artikel 1.1. Daarom moet voor de uitleg wanneer bij wedstrijdschaak een speler aan zet is, artikel 1.1 wijken voor artikel 6.8.

  4. Avatar
    Paul-Peter Theulings 05 augustus 2011

    Pieter, ik kan je niet volgen:

    "Het eerste hoofdstuk van de FIDE-regels gaat over het schaken in het algemeen, waar wordt gespeeld zonder klok."

    Dit FIDE reglement is opgesteld voor wedstrijden waar er met klok gespeeld wordt.

  5. Avatar
    Pieter de Groot 05 augustus 2011

    Paul-Peter,

    De FIDE-regels bestaan uit een Voorwoord, hoofdstuk 1 ‘Basisspelregels‘, hoofdstuk 2 ‘Wedstrijdregels’ en bijlagen. In het eerste hoofdstuk speelt de klok geen rol. Het is een algemeen hoofdstuk. Het tweede hoofdstuk is een bijzonder hoofdstuk en is alleen van toepassing bij wedstrijdschaak.

    Wanneer wordt gespeeld met een klok in een wedstrijdverband moet men dus eerst kijken naar dat hoofdstuk dat over wedstrijden gaat. Dat is een specifiek hoofdstuk. In dat hoofdstuk regelt artikel 6.7a de volgorde van het doen van een zet. Waarbij zelfs nog expliciet wordt geregeld dat een speler ‘altijd’ de gelegenheid moet hebben zijn klok stil te zetten. Dan is een beroep op een algemeen hoofdstuk niet op zijn plaats, als men zegt dat daar iets anders is geregeld. Allicht is daar iets anders geregeld, want in het eerste hoofdstuk speelt de klok geen rol. Vandaar dat in dit verband artikel 1.1 geen rol speelt.

    Het gaat om het toepassen van de regel: een bijzondere regel zet een algemene regel opzij.

  6. Avatar
    Paul-Peter Theulings 05 augustus 2011

    Pieter,

    als jouw uitleg gebruik gaat worden bij snelschaaktoernooien zal het claims gaan regenen en de arbiters krijgen het daar dan erg druk mee.

    Kijk eens naar het youtube filmpje van een snelschaakpotje tussen Nakamura en Carlsen. www.youtube.com/watch?v=tGXvcQP6VPo

    Na 2 minuut 21 doet Nakamura een zet terwijl Carlsen de klok nog niet heeft ingedrukt. Daar ben je als arbiter mooi de pisang als iemand in een vergelijkbare situatie gaat claimen.

    Het gaat gewoon niet werken als je de moet wachten totdat de tegenstander de klok heeft ingedrukt. Je bent gefocust op het bord, niet op de klok die door de tegenstander wordt ingedrukt.

    Wel erg mooi in dat filpje is dat het voordeel van increment duidelijk te zien is. Het eindigde niet in gooi en smijtwerk dat niets meer met schaken te maken heeft.

  7. Avatar
    Pieter de Groot 05 augustus 2011

    Paul-Peter,

    Als het geoorloofd is dat een speler een zet mag doen voordat zijn klok in beweging is gebracht, geldt het recht van de sterkste, de snelste, en het recht van degene met de grootste bek. Dan is er geen ruimte voor het geven van ‘waarschuwingen’ of kwalificaties als ‘niet erg eerlijk gespeeld’.

    Zo zitten de FIDE-regels gelukkig niet in elkaar. Dat het met de interpretatie de verkeerde kant is uitgegaan, heeft te maken met arbiters met slappe knieën. Zij durfden niet op te treden, en zij durfden niet een speler aan te spreken op diens gedrag. Het feit dat iets lastig is, wil nog niet zeggen dat het gedrag dan goed gekeurd moet worden.

    Waar het om gaat is om het gedrag van een speler. Niet om de vraag of sprake is van al of niet een ongeoorloofde zet. De core business van een scheidsrechter is gedragsbeïnvloeding. Dat hoeft niet gepaard te gaan met straffen. Liefst niet. En het hoeft ook niet gepaard te gaan met claimgedrag. Vooral niet als geen sprake is van opzet. En als e.e.a. niet te bewijzen valt valt er helaas ook niets aan te doen. Maar dat neemt niet weg, dat er wel een antwoord gegeven kan worden op de vraag of iemand zo snel een zet mag doen.

    Daar komt bij dat het juiste gedrag wel degelijk valt aan te leren. Maar, waarom zou je dat doet als de arbiters ongewenst gedrag goedpraten?

  8. Avatar
    Paul-Peter Theulings 05 augustus 2011

    Kernvraag is natuurlijk of het gedrag van Nakamura bij 2:21 ongewenst of onreglementair moet zijn.

    Ik vind van niet. Ik gaf al aan dat een speler gefocust is op het bord, niet op de klok.

  9. Avatar
    Pieter de Groot 05 augustus 2011

    Indien de opvatting van Gijssen geldt, is het gedrag van Nakamura geoorloofd en reglementair. Gijssen zal tijdens de partij en na afloop niets doen.

    In mijn opvatting is het gedrag van Nakamura ongeoorloofd en in strijd met artikel 6.7a van de FIDE-regels. Ik zal tijdens de partij ook niets doen, als het gedrag van Nakamura incidenteel is geweest (mijn ingreep is meer storend). Wel zal ik hem na afloop daarop aanspreken en hem verzoeken voortaan beter op te letten met het doen van een zet.

    Maar dit is nogal stoere praat van mij: ik kan me niet voorstellen dat ik ooit scheidsrechter zal zijn op een internationaal toernooi. Om dat te kunnen kost mij namelijk veel te veel kostbare tijd, dat ik dat er niet voor over heb.

  10. Avatar
    Kees Schrijvers 06 augustus 2011

    De youtube-film kan direct getoond worden

    
    [youtube]tGXvcQP6VPo[/youtube]
    
    
  11. Avatar
    Lucas 14 augustus 2011

    Een bijzonder lang verhaal over een eenvoudige kwestie: zolang de klok nog niet is ingedrukt, mag de tegenstander niet zetten. Dat is zo klaar als een klontje. Nu weet ik wel dat dat in de praktijk vaak (steeds vaker) gebeurt. Maar het is gewoon onbeschoft. De oorzaak is dat het schaken steeds sneller schijnt te moeten. Vroeger snelschaakten we alleen voor de lol. Nu worden vrijwal alle "serieuze" partijen ook beeindigd volgens de regels van "versneld uitspelen". Een jammerlijke ontwikkeling die het schaken ernstig heeft aangetast. Steeds vaker word ik geconfronteerd met tegenstanders die helemaal niet goed willen schaken, maar alleen maar de uitvluggerfase willen bereiken. Dan kan het arsenaal aan op-de-klok-rammen, zetten-voor-je-beurt, stukken-omgooien, etc. uit de kast worden gehaald om zodoende de partij te "winnen". Ook een populaire "truc" om de tegenstander te hinderen is: een zet uitvoeren en daarbij een stuk omgooien, de klok snel indrukken, en vervolgens in de tijd van je tegenstander het stuk rechtzetten. De structurele oplossing is volgens mij het invoeren van het Fisher of Bronstein systeem op de klok.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.