Niet verschijnen aan het bord (6)
Niet verschijnen aan het bord (6)
Het gaat om het zelf aanvaarden van de gevolgen van pech
In Den Haag wordt een speler een half uur voorafgaand aan de wedstrijd in een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Zij die op dat moment aanwezig zijn in de speelzaal kunnen de sirene horen. De speler heeft een koolmonoxide vergiftiging. Deze wetenschap is niet bekend tijdens de wedstrijd. De speler is niet verschenen en ontvangt dus een reglementaire nul. Drie dagen na de wedstrijd tekent het team bezwaar aan. De competitieleider meent dat sprake is van overmacht en bepaalt dat de partij moet worden overgespeeld. Is zijn beslissing juist? Nee, het is opnieuw het oprekken van een buitenwettelijke bevoegdheid om overmacht toe te passen.
1. De koolmonoxide vergiftiging
Klasse 2B 2005-2006
4 februari 2006
Beslissing van de competitieleider KNSB
DD heeft geprotesteerd tegen de beslissing van de wedstrijdleider tijdens de wedstrijd DD- Fischer Z op 4 februari 2006 om de speler A een reglementaire nul te geven wegens meer dan een uur te laat komen. Van DD kwam op 7 februari 2006 een e-mail binnen, waarin een beroep werd gedaan op overmacht.
Ik heb tevens kennis genomen van een toelichting per e-mail van de wedstrijdleider.
Vooropgesteld dient te worden, dat het voor een goed verloop van de competitie noodzakelijk is, dat beroepen op overmacht niet snel worden gehonoreerd. Normaal gesproken geldt dat iemand die te laat vertrokken is om op het vastgestelde tijdstip in de zaal te zijn, nooit een beroep op overmacht kan doen.
Het blijkt dat de heer A, die op loopafstand van de zaal woont, een half uur voor het begin van de wedstrijd met spoed, samen met twee medebewoners van het appartementen-complex, naar het ziekenhuis moest worden vervoerd wegens koolmonoxide vergiftiging. Derhalve was hij niet in staat om op tijd te vertrekken.
Ik sluit me aan bij de mening van DD dat hier sprake is van overmacht en stel daarom vast dat de partij van de heer A alsnog gespeeld moet worden. Aangezien Fischer Z niets aan deze omstandigheden kon doen, bepaal ik dat de partij bij Fischer Z gespeeld dient te worden.
2. Pech hoort bij het schaken
De competitieleider beslist dat de partij in verband met overmacht moet worden overgespeeld.
Ik ken de betrokken speler, en gun hem uiteraard van harte dat hij de mogelijkheid heeft gekregen de partij over te spelen. Echter, zaken moeten worden gescheiden van het meisje.
Stel nu dat de betrokken speler geen schaker was geweest, maar een voetballer of een handballer. Dan was hij niet verschenen voor de wedstrijd, en had het team met één speler minder moeten spelen. Als zij later de ware toedracht van de afwezigheid vernemen, is het bij die sporten niet mogelijk de wedstrijd te laten overspelen.
Het is ook ongewenst de schaakpartij te laten overspelen. Toen de wedstrijd werd gespeeld gingen alle spelers uit van de reglementaire nul voor de speler van DD. Dat had vervolgens invloed op het spel van de overige spelers. Er werd bijvoorbeeld calculerend gespeeld: de laatste speler(s) die nog spelen van het team dat voorstaat, gaan niet spelen op winst, want dat kan riskant zijn. In het belang van het team spelen zij of speelt hij op remise. En omgekeerd, het andere team dat moet winnen, gaat risicovol spelen, etc.
Daarbij komt dat bezwaar moet worden aangetekend door een vermelding op het uitslagenformulier. Dat is in dit geval niet gebeurd. Pas drie dagen na de wedstrijd werd bezwaar aangetekend. Dat is te laat. De uitslag was onaantastbaar. Deze regel is er niet voor niets, zie hierna.
Het gaat erom dat pech een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het leven. Pech hoort bij het leven, en pech hoort bij schaken. ‘Want het leven is een soort schaakspel,’ aldus Benjamin Franklin. En Kasparov zegt het hem na. Het is een fundamenteel beginsel dat een mens moet leren omgaan met pech. Hij moet de gevolgen daarvan zelf dragen. Echter, in de moderne maatschappij hebben we op een aantal terreinen voorzieningen getroffen om de gevolgen van pech zoveel mogelijk teniet te doen. Denk aan schadevergoedingen, verzekeringen, sociale en medische voorzieningen. Daardoor lijkt het dat we alles in het werk moeten stellen om de betrokkenen te helpen die pech hebben. Echter, bedacht moet worden dat die voorzieningen uitzonderingen zijn, en dat de hoofdregel blijft dat de betrokkene – en hij alleen – de gevolgen heeft te aanvaarden dat hij pech heeft gehad.
In dit geval gaat het om koolmonoxide, maar er zijn meer gerechtvaardigde redenen waarom een speler niet kan verschijnen aan het bord (‘een speler kan altijd een gerechtvaardigde reden geven waarom hij is verhinderd’). Dat geeft niet, maar de gevolgen komen wel voor diens rekening. Dat is ook sportiviteit: zelf de gevolgen van pech aanvaarden waar een ander niets mee te maken heeft. Daarom komt de afwezigheid van de speler voor diens eigen rekening en risico.
Het probleem komt niet alleen voor in de schaakwereld. Ook daarbuiten. Mensen komen nu eenmaal te laat bij bijeenkomsten, besprekingen, vergaderingen, of verschijnen helemaal niet.
Tot slot gaat het om een behoorlijkheidsvraag. Toen de betrokken speler zonder bericht afwezig was, was dat jegens de teamleden en de tegenstander van Fischer Z. onbehoorlijk gedrag. Echter, door het vermelden van de reden na afloop kwam dat gedrag in een ander daglicht te staan. De speler kon het niet helpen dat hij niet tijdig zijn afwezigheid kon doorgeven. Die toelichting achteraf was voldoende om het gedrag te wijzigen van ‘onbehoorlijk’ in: behoorlijk.
De conclusie is dan ook dat de competitieleider zijn buitenwettelijke bevoegdheid verder heeft opgerekt. Dit is een zorgelijke ontwikkeling. Het schaakrecht wordt veel te ingewikkeld en daardoor onuitvoerbaar voor amateurs. De schaakwereld moet ophouden bij gevallen van te laat komen soft te zijn, en wennen dat het leven hard is. Of, zoals mijn wijze leermeester vroeger zei: ‘Het leven is hard, wen er maar jong aan.’
(wordt vervolgd)
De consequentie van dit betoog is dat een team waarvan 4 spelers urenlang in met de trein een weiland stilstaan een uur na aanvang van de wedstrijd op 4 nullen getrakteerd wordt. Het team zal het moeten doen met "Pech hoort bij het leven, en pech hoort bij schaken. De schaakwereld moet ophouden bij gevallen van te laat komen soft te zijn, en wennen dat het leven hard is. Of, zoals mijn wijze leermeester vroeger zei: ‘Het leven is hard, wen er maar jong aan.’" Laten we het niet soft maar hard spelen. 4-0, en daarmee basta.
Ja, dat klopt. Op grond van het KNSB-competitiereglement is er geen ander antwoord mogelijk.
Wat wel kan is dat de gastheer te kennen heeft gegeven in jouw voorbeeld onder die omstandigheden zo niet te willen winnen. Als de gastheer verneemt van het oponthoud vraagt hij de arbiter te wachten met het indrukken van de klokken. Dat heet sportiviteit. Vandaar dat communiceren zo belangrijk is. Men moet niet juridiseren. Men moet respect tonen voor de tegenstander die in moeilijkheden is gekomen. Wel moeten de gasten tijdig de gastheer laten weten wat er aan de hand is. Als zij dat niet doen, hebben ze pech gehad.
De ervaring die ik heb, is dat als je het de spelers van de gastheer kunt uitleggen, zij daaraan uiteraard willen meewerken.
Kortom, men moet anders denken.
Dan laat je wel alles afhangen van een sportieve houding van de ontvangende vereniging. Meestal wordt het probleem tot tevredenheid van beide teams opgelost, maar wat doe je als de thuisclub helemaal niet coulant wil zijn tegenover de 4 spelers in het weiland? Wordt het dan reglementair 4-0, of kies je voor een reglement dat die 4-0 nog kan voorkomen? Ik kies voor een reglement dat nog beroepsmogelijkheden heeft, met alle nadelen die daar aan kleven.
Als het ontvangende team niet wil meewerken, heeft het alvast vier punten binnen. We hopen dan maar dat het er gelukkig mee zal worden. Ik vrees dat er inderdaad teams zullen zijn die de punten zullen claimen. Al was het maar omdat zij zelf in het verleden slachtoffer zijn geworden van de pietluttige interpretaties van de regels die niets meer met schaken te maken hebben. ‘Als ze mij zo hebben gepakt, doe ik het ook bij een ander.’ Zo gaat dat nu eenmaal in het leven. Het is dan ook de kunst deze vicieuze cirkel te doorbreken.
De sportiviteit is nu helaas uit het schaakspel weggejuridiseerd. Vooral in Nederland. Het is de opdracht aan met name de jongere generatie arbiters of zij erin slagen de sportiviteit terug te brengen in het schaakspel. Daarom ben ik ook zo’n grote voorstander van mutaties in de commissies van de KNSB.
Want het probleem valt niet op te lossen met een hardheidsclausule in het KNSB-competitiereglement.
In de eerste alinea geef je precies aan waar het om draait, Pieter.
Als er geen hardheidsclausule is zal een team dat een keer de 0-4 om de oren krijgt de volgende keer zelf ook niet meer sportief zijn. We krijgen een sneeuwbaleffect, een vicieuze cirkel waar je niet meer uit komt.
De sfeer in de competitie gaat dan hard achteruit.
Hoe doorbreek je dat, is jouw vraag. De hardheidsclausule is het antwoord.
Die zorgt er voor dat een vicieuze cirkel niet begint.
Als we toch zo over regels zeuren: mag een ontvangend team wel sportief zijn als tegenstanders te laat zijn?