Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 1: oorsprong schaakspel
Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het ons gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin we de schaakgeschiedenis voor het voetlicht willen brengen.
Dit is het eerste deel dat handelt over de oorsprong van het schaken.
Het schaakspel is ontstaan in Indië in de loop van vele eeuwen. Het is tot op de dag van vandaag onduidelijk wanneer het precies is ontstaan. Het uitgangspunt was het nabootsen van een veldslag tussen twee Indische legers en het doel was het tonen van een gevecht dat afwisseling bood en waarbij elk fysiek geweld vreemd was. Dit spel sluit aan bij de boeddhistische denkwijze en werd vooral door de monniken gespeeld. De stukken waren gevormd naar analogie van het Indische leger, dat was ingedeeld in voetvolk, ruiterij, olifanten en strijdwagens.
Opvallend is de rol die het getal 8 bij het schaken speelt. Bepaalde bronnen geven aan dat het getal zo gekozen is omdat het getal 8 op zijn zij in de wiskunde het symbool voor ‘oneindig’ is. Dit vanwege het ‘oneindig’ aantal mogelijkheden dat het schaakspel rijk is. Het schaakbord omvat 8×8 velden, ‘het leger’ bestaat uit 8 stukken en 8 pionnen en de koning en het paard bestrijken ieder 8 velden.
Heel beroemd is het aloude “Indische probleem”. De opgave is: wit geeft mat in drie zetten.
De oplossing is ronduit verbluffend. Zwart dreigt zichzelf pat te zetten na … b5-b4. Als wit de penning op het paard zal moeten opgeven, zal hij de tegenstander nooit meer in zo’n kort bestek van drie zetten mat kunnen zetten. Het winnende idee is prachtig:
1. Lc1!!
De bedoeling komt zo dadelijk aan het licht.
1…b4 2. Td2!!
Door de toren voor de loper te zetten, krijgt de zwarte koning precies op tijd een vluchtveld en wel zodanig dat hij zich in de batterij van toren en loper begeeft.
2…Kf4 3. Td4#
De batterij wordt afgevuurd en daarmee dwingt wit mat af.
1-0
Eerlijkheidshalve moet worden opgemerkt dat het probleem in 1845 – volgens onze nieuwe regels – werd gecomponeerd door Loveday, die echter een zwarte pion op b6 had toegevoegd en toen mat in vier als vraagstelling had. Dat blijkt echter teveel nevenoplossingen te bevatten, vandaar bovengenoemde aanpassing.
Vanuit Indië verspreidde het schaakspel zich naar Perzië. Een legende beschrijft de manier waarop het ging. De Indiërs schonken de koning van Perzië een schaakbord en stukken en vertelden dat de regels van het spel alleen in Indië bekend waren. Als de Perzen de opstelling van hun stukken en hun loop en de regels zouden raden, dan zouden de Indiërs schatten aan de Perzen betalen. Zouden de Perzische wijzen het schaakspel niet kunnen doorgronden, dan werd hun land schatplichtig (het lukte de Perzen). Tegen het midden van de zevende eeuw veroverden de Arabieren Perzië en maakten daar kennis met het schaakspel, dat furore maakte. In de achtste eeuw introduceerden de Arabieren het schaakspel in Spanje, Sicilië en Sardinië en zodoende kwam het spel ook in Europa.
Alhoewel het schaken in de middeleeuwen door de kerk verboden werd, omdat er om hoge geldbedragen gespeeld werd, was het zeer populair onder edelen, ridders en geestelijken. Het eerste geschreven document dat over het schaakspel in Europa gaat, is een testament uit het jaar 1010, dat momenteel in het Arrogon-archief te Barcelona wordt bewaard. Na enige tijd wordt het spel verder in Europa verbreid en zijn de spelregels onderhevig aan veranderingen, waardoor het een attractiever spel wordt. De loop van enkele stukken veranderde en ook werd de rokade-regel ingevoerd. Later kwam daar de "en passant-regel" bij. Maar daarna zijn de spelregels niet meer gewijzigd. In de late Middeleeuwen wordt in Duitsland het eerste officiële toernooi gehouden, dat in 1467 in Heidelberg wordt gespeeld. De ene na de andere offerpartij wordt gespeeld. Vooral Gioacchino Greco (zie afbeelding, bron onbekend) kon er wat van.
Greco, Gioacchino – NN
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Lc5 4. c3 Pf6 5. d4 exd4 6. cxd4 Lb4+ 7. Pc3
Dit pionoffer heeft de naam van de witspeler meegekregen. Het is algemeen bekend dat 7. Ld2 Lxd2+ 8. Pbxd2 niets voor wit oplevert vanwege 8…d5! 9. exd5 Pxd5
7…Pxe4 8. O-O Pxc3 De moderne hoofdvariant gaat verder met 8…Lxc3! 9. d5
9. bxc3 Lxc3
Hiervan weten we dat het te gevaarlijk kan zijn.
10. Db3 Vermoedelijk is 10. La3! nog sterker.
10…Lxd4?
Dit verliest zeker. 10…d5 was de enige kans om na 11. Lxd5 verder te gaan met 11…O-O
11. Lxf7+ Kf8 12. Lg5 Beter is 12. Lh5
12…Lf6 13. Tae1 Pe7 14. Lh5
14…Pg6?
In die tijd werd er zwak verdedigd en dit gaat heel snel mis. Zwart had 14…d5! maar ook dan heeft beslissend voordeel. Dan moet hij wel een paar geniale zetten vinden. Te beginnen met 15. Te2! Bereidt een eenvoudige verdubbeling voor over de e-lijn, waartegen zwart niets tegenover kan zetten. Bijvoorbeeld: 15…Pg6 16. Lxf6 gxf6 17. Tfe1 en dit houdt hij niet droog.
15. Pe5!
Wit grijpt het initiatief.
15…Pxe5 16. Txe5 g6 17. Lh6+ Lg7
18. Tf5+
Objectief niet de beste zet. Want 18. Df3+ leidt tot het snelste mat. Maar de pointe is aardig.
18…gxf5 Na 18…Ke7 gaat het ook mat na 19. Lg5+ Kd6 20. Dd5# (zie analysediagram)
19. Df7# 1-0
Dit soort partijen wordt veel gespeeld aan het begin van wat later de ‘Romantische periode’ genoemd zal worden.
Greco, Gioacchino – NN
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Pf6 4. Pg5 d5 5. exd5 Pxd5
6. Pxf7!?
Dit paardoffer is waarschijnlijk objectief correct. Het levert in elk geval veel praktische kansen op en een avontuurlijke stelling waarin de tegenstander onder druk staat. Ik heb me wel eens laten vertellen dat 6. d4 nog beter zou zijn.
6…Kxf7 7. Df3+ Ke6
De koning moet naar voren omdat hij anders zonder slag of stoot een pion achter komt en zijn rokade is kwijtgeraakt.
8. Pc3 Pce7 9. O-O Tegenwoordig valt snel te vinden dat 9. d4! de juiste weg naar voordeel is. Bijvoorbeeld: 9…c6 10. dxe5 en wit heeft ruim voldoende compensatie voor het geofferde materiaal. Een leuke stelling om uit te spelen!
9…c6 10. Te1 Ld7 Hier had 10…Kd6 toch echt gemoeten, hoewel wit ook dan met 11. d4! de stelling opentrekt.
11. d4 Kd6 12. Txe5
12…Pg6?
Dat verliest geforceerd. 12…Kc7 is wat hardnekkiger.
13. Pxd5 Pxe5
Nu gaat het zelfs geforceerd mat.
Hardnekkiger was 13…cxd5 maar ook dan zal zwart na 14. Txd5+ Kc7 15. Dg3+ het loodje moeten leggen. Zo volgt na 15…Kc8 [15…Kb6 16. Ld2! a5 17. Db3+] 16. Lb5! (zie analysediagram)
met winst.
14. dxe5+ Kc5
15. Da3+
Greco mist het mat in twee. Dat was voor handen met 15. b4+ Kd4 16. Df4 hetgeen met alle huis-, tuin- en keukencomputerprogramma’s in een oogwenk gevonden kan worden. 15. b4+ Kxc4 16. Dd3#
15…Kxc4 16. Dd3+ Kc5 17. b4#
1-0
Tegenwoordig wordt het schaakspel over de hele wereld beoefend. Door toedoen van de wereldschaakbond (FIDE) wordt het spel ook in derde wereldlanden gepromoot. Tegenwoordig lijkt het erop dat de FIDE geregeerd wordt door louche zakenmensen. De tijden dat integere mensen als de Nederlander Euwe en de IJslander Olafsson president waren van deze organisatie hebben we lang achter ons gelaten. Vanaf 1948 is er sprake van een Russische suprematie, zo erg dat er schertsend wordt beweerd dat elke willekeurige Russische ober in Nederland bij de top 30 zou horen. Dat de Russische overheersing anno 2014 beëindigd lijkt, blijkt wellicht uit de eindstand van de laatste Olympiade. Daar werd Rusland vierde, achter China, Hongarije en India. Maar daarover in latere artikelen meer.
(Geraadpleegde bron o.a. “Geschiedenis van het schaakspel” door Silbermann/Unzicker). Deze serie is lange tijd geleden verschenen in het Eindhovens Dagblad. Inmiddels zijn deze artikelen aangepast en verder uitgebreid.
Alle partijen of fragmenten via de viewer:
Er waren in bepaalde perioden nog meer redenen voor de kerk om het schaakspel af te wijzen:
– vaak werd gespeeld met dobbelstenen (om te bepalen welk stuk moest zetten) waarmee het schaakspel gelijkgesteld aan het verboden dobbelen / gokken.
– nadat de oorspronkelijke mannelijke raadgever van de koning was getransformeerd tot vrouw, konden eenvoudige mannelijke soldaten (pionnen) promoveren tot dame; dus een ‘verwerpelijke’ geslachtsverandering ondergaan, of zich minstens aan travestie bezondigen.
– de mogelijkheid van een of meerdere pionnen om tot dame te promoveren, terwijl de eerste dame nog op het bord stond, stond gelijk aan veelwijverij of bigamie, wat uiteraard streng verboden was.
Van deze drie aspecten heb ik nooit eerder gehoord, maar het zal ongetwijfeld waar zijn geweest.
Je baseert je op het Prismaboekje Geschiedenis van het schaakspel van Silbermann en Unzicker. Maar daar staat over het oudste Europese document over het schaakspel dat het in het Arragon-archief te Barcelona bewaard wordt.
Dan wordt het met behulp van Wikipedia al duidelijker.
Aragón (Nederlands, verouderd: Arragon, Arragonië) is een van de 17 autonome regio’s / deelstaten van Spanje met meer dan 1,3 miljoen inwoners en ligt in het noordoosten van Spanje. De hoofdstad van Aragón is Zaragoza.
Ik denk dat het oudste Europese schaakdocument zich daar in een archief bevindt, omdat Barcelona toen de belangrijkste havenstad van het koninkrijk Arragon was, dat in het uiterste noordwesten grensde aan het khalifaat, dat zich over het grootste deel van Spanje uitstrekte. Europa kreeg immers het schaakspel van de Arabieren.
Arragon met Barcelona lag toen natuurlijk in het uiterste noordoosten!