Wie slimmer: mens of computer? (2)
In mijn eerdere artikel Wie is slimmer: mens of computer? drukte ik de volgende diagramstelling af, die ik genomen had uit het blad “Computerschaak”
De vraag was hoe wit remise zou kunnen maken, ondanks zijn grote materiële achterstand. Als oplossing werd vervolgens het volgende gegeven:
Het idee is er een gesloten stelling van te maken waarin het materiële voordeel van zwart geen rol speelt. Daartoe dient de zet … h5-h4 uit de stelling gehaald te worden, waarmee zwart lijnen zou kunnen openen die zijn dame van dienst kunnen zijn. Om dit te bereiken geeft wit zijn beide paarden op de juiste manier weg: 1. Pf7+! Lxf7 2. Pg4+! hxg4 3. d4+ Kf5 Tot zover is de eerste missie geslaagd. De zwarte loper speelt geen rol meer, de koning ook niet. Maar zwarts dame kan nog altijd via de a-lijn, te weten via veld a6 de witte stelling binnendringen. Er zijn maar liefst vier velden waarop zijn zou kunnen ‘enteren’, zoveel velden kan wit onmogelijk gedekt houden. Er moet dus nog steeds iets bijzonders gebeuren. En wits volgende zet is, zelfs voor redelijke schakers, bepaald niet gemakkelijk te bedenken:
4. Th1!! Een geweldig idee dat is gebaseerd op een patmotief. 4… Df8 5. Ke1 De koning vlucht nu ook de hoek in. 5… Da8 6. Kf1 Da6+ 7. Kg1 Zwart kan geen progressie boeken. Als de dame naar binnenkomt is het pat. Gaat zij terug, keert ook de witte koning terug naar f1 en pendelt zo op en neer tussen de velden g1 en f1. Remise is het ongelooflijke resultaat. 1/2-1/2
De pure randomzet 3… Kf5, die in deze oplossing was opgenomen, blijkt echter wel degelijk essentieel te zijn. De koning moet naar een ander veld, zoals onze waardevolle medewerker, grootmeester in de eindspelstudiecompositie, Harold van der Heijden, ons laat weten:
”In jouw rubriek op schaaksite waarin je de vraag stelt of de mens of de computer slimmer is, is de opgave (overigens van A. Rodriguez – ik vind het altijd vervelend als de naam van de componist niet wordt vermeld – gepubliceerd op een internetsite op 25 december 2009) incorrect. De oorspronkelijke bedoeling was 1. Pg4+ hxg4 2.Pf7+ etc, maar andersom werkt het ook. Dit werd door de Noam Elkies en John Nunn op dezelfde site al op 26 december 2009 gemeld. Maar veel erger is dat zwart wel degelijk kan winnen, zoals beide heren ook binnen één dag al aantoonden. Wel een beetje knullig van de Computerschaak-redactie om die melding te overzien:
6… Kd7 7. Kg1 Le8 8. Kf1 Da6+ 9. Kg1 Db5 10. axb5 cxb5 11. Kf1 b4 12. Ke1 Kc6 13. Kd2 Kb5 14. Kc2 a4 15. Kb2 a3+ 16. Kb3 Ka5 17. Tb1 La4+ 18. Ka2 Lb5 19. Ka1 Ka4 En zwart wint, zoals aangetoond door Noam Elkies en John Nunn. 0-1
Kortom, de ene mens is slimmer dan de andere mens, maar misschien had de computer het ook wel gezien… (die van mij overweegt 6…Kd7 na 3 minuten en 48 plies diep, niet echt; denkt namelijk dat “alles” wint)”.
Tot zover Van der Heijden. Dit behoeft enige toelichting. Nadat wit de stelling sluit met 3. d4 moet zwart verder gaan met 3… Ke6!. Zoals hierboven blijkt streeft de koning naar d7 om een handje te gaan helpen op de damevleugel. Door de dame te offeren op veld b5. In het resterende eindspel, blijkt dat zwart met twee pionnen voor de kwaliteit een gewonnen stelling kan bereiken omdat de witte koning en toren bijzonder passief staan.
Ik kreeg nog een reactie hierop, van Kees Schrijvers:
“Ik zag het gelijk Herman, ik heb inmiddels zo veel privé-les gehad dit jaar wegens al die artikelen op de Schaaksite, zo’n probleem is voor mij geen probleem meer 🙂 . Even serieus, ik zag het natuurlijk ook niet. Maar computerprogramma’s kunnen dit niet oplossen omdat de vraagstelling volgens mij verkeerd was. Wanneer men bij het programma uit gaat van “altijd de beste zet kiezen om uiteindelijk remise te houden” (of zo) dan denk ik dat het wel op te lossen was geweest. Maar….ik heb hier geen verstand van.“
Het probleem zit hem er volgens mij vooral in, door de wijze waarop computers een stelling evalueren. Dat gebeurt voornamelijk door een waardering toe te kennen aan een stelling die is opgebouwd uit eenheden van een pion. Even grofweg: als iemand een stuk kwijtraakt gaat de computer ongeveer naar +3 of -3, een stuk is namelijk ongeveer 3 pionnen waard. In de loop van de tijd hebben programmeurs veel slimme technieken toegepast om de evaluatie meer conform de werkelijkheid te maken. Bijvoorbeeld door bonuspunten toe te kennen als een toren op de zevende rij binnenkomt, of als stukken op een andere manier erg actief komen te staan. Men kan ook ‘strafpunten’ toekennen als de koningsstelling verzwakt wordt. Dat neemt niet weg dat het denken op de lange termijn vrijwel onmogelijk te programmeren is. Wel kan men een programma in een specifieke variant heel ‘diep’ laten ‘kijken’, maar dat kan alleen als er sprake is van geforceerde zetten. Waar de computer geen raad mee weet zijn stellingen, waarin op de lange termijn een speler een strategisch voordeel kan behalen. Ik herinner me dat ik ooit een constructiestelling had gezien die Tim Krabbé ooit had gebruikt om dat aan te tonen. Ik heb echter niet meer kunnen vinden waar dat was en hoe die stelling precies was, maar de strekking was ongeveer het volgende:
Ik gebruikte deze stelling ooit een keer tijdens een commentaarsessie bij het Aegontoernooi waarin de mens en de computer het tegen elkaar opnamen. Ik vroeg aan de zaal of mensen met een rating onder 1400 hun vinger wilden opsteken. Nadat ik daar ongeveer de zwakste speler uit had weten te vissen, vroeg ik aan de man of hij kon bedenken hoe wit deze stelling zou kunnen winnen. Na ampel beraad kwam hij met 1. h5!! op de proppen. Het is de enige zet waarmee wit kans maakt nog op winst te spelen. Na elke andere zet speelt zwart … h5 waarmee hij "de deur op slot doet" en wit nooit meer verder kan komen. Dat kon zelfs de zwakste speler in de zaal binnen niet afzienbare tijd bedenken. Het merkwaardige is dat zelfs de sterkste schaakprogramma’s grote problemen hebben bij het oplossen van dit probleem. Ze zijn geneigd een van de toren te gaan redden (hoewel zwart juist na het slaan van een stuk reddeloos verloren is) en de waardering blijft flink in de ‘plus’ staan na een zet als 1. Ta1, terwijl we met het menselijke oog direct kunnen zien dat het na 1… h5! potremise is. Even voor de goede orde een mogelijke winstvoering na bovengenoemde zet: 1… cxb3 [1… h6 2. Tb1 Ke6 3. Taa1 Kf7 4. Th1 Kf6 5. Th4 Kf7 6. Tah1 Kf6 7. Txg4 fxg4 8. Th4 Kf5 9. Lc1 Kf6 10. Txg4] 2. Ta3 b2 3. Tb3 h6 4. Txb2 Ke6 5. c4 dxc4 6. d5+ Kxd5
7. Lc3 en de witte stukken komen binnen, waarna de stelling reddeloos verloren is voor zwart. Het moge duidelijk zijn dat het uit is nu: 7… Ke6 8. Td2 Ke7 9. Le5 Ke6 10. Td6+ Ke7 11. Txh6 1-0
Het afgelopen jaar gaf ik ook commentaar bij de belangrijkste partijen in het ENCI-toernooi in Maastricht. Hoe het ter sprake kwam, weet ik niet meer, wel dat ik bovengenoemde stelling wederom aan het publiek liet zien. Uiteraard vertelde ik er het verhaal bij dat ik mijn sterkste engines een nacht had laten rekenen en dat de winst natuurlijk niet gevonden was. Dat was aanleiding voor iemand in het publiek om dat eens nader te gaan testen. Een tijdje later ontving ik van Jeroen Cromsigt de volgende interessante e-mail:
“Ik heb de IDeA (=Interactive Deep Analysis) functie gebruikt van het software pakket Deep Rybka Aquarium 2010. Deze werkt fundamenteel anders dan een normale oneindige analyse. IDeA maakt een analyse-boom door het werk in stukjes op te hakken, bijv. met 10 seconde rekenwerk en 12 halve zetten diep. Na een 1e verkenningsronde gaat hij hetzelfde doen maar dan een laag dieper de boom in.
In de genoemde positie heb ik een breedte van 100% genomen, zodat alle zetten bekeken werden. In sommige varianten bereikt het programma zo een diepte van 40-60 zetten! Genoeg om het probleem juist te evalueren.
De kunstmatige intelligentie heeft veel bereikt op schaakgebied. Vooral de veel betere hardware is de oorzaak (een moderne PC is minstens zo krachtig als een oude supercomputer), maar ook op software gebied zijn er enige verbeteringen geweest.”
Kortom: het laatste woord is er nog niet over gezegd.
Om het nog even humoristisch af te sluiten de volgende eindspelstudie waarin wit op komische wijze remise maakt. Uiteraard mag u eerst zelf de oplossing zien te bedenken. Dit keer met de naam van de auteur erbij (uiteraard afkomstig uit de eindspelstudiedatabase van Harold v.d. Heijden) en ik denk er nu ook zeker van te zijn dat de oplossing klopt!
Wit speelt en maakt remise.
Bij deze een prettige jaarwisseling en een voorspoedig 2011!
Harold van der Heijden wees me er ook nog even op dat N. Amaker een pseudoniem was van Tim Krabbé!
Herman,
Goede en vooral leuke stukken die je schrijft! Bronnenonderzoek is heden ten dagen wel nodig blijkt. Simpel overnemen van wat anderen schrijven is met internet niet meer mogelijk. Het vraagt dus nog meer van de schrijver.
Ga door met het goede werk, het is en blijft leuk!