UIT OPTEKENINGEN 2

Nadat ik mij in 1986 uit het arbeidsleven had teruggetrokken, nu bijna 25 jaar geleden, heb ik mijn duizenden zelfgespeelde schaakpartijen onderworpen aan een onderzoek, wat daarvan van belang leek chronologisch gebundeld, hier en daar van enige verbindende tekst voorzien en in ringbanden opgeslagen. Dat alles met behulp van een schrijfmachine … het tijdperk computer was nog niet aangebroken. Niets daarvan is digitaal opgeslagen en het resultaat is in feite slechts bedoeld om herinneringen levend te houden, voor mezelf en eventueel voor mijn nabestaanden.

De Optekeningen bestaan uit 4 ringbanden, waarvan de laatste nog onvoltooid, ieder onderverdeeld in bepaalde tijdvakken. Iedere ringband kent dan weer bepaalde verzamelingen, ringband 1 heeft dan afgeronde rubrieken zoals "Het Begin", de "Vroege vijftiger jaren", de "Tweede helft van de vijftiger jaren" enz. enz. Steeds tijdvakken van rond 5 jaren.

"Het Begin" beschrijft 216 partijen, waarvan de notaties bewaard zijn gebleven. Hiervan won ik er 163, speelde er 32 remise en verloor er 21. Hieruit heb ik er 37 chronologisch verzameld en in Optekeningen 1 opgenomen: 24 winstpartijen, 7 remises en 6 verloren partijen.

In 1938, zittend in de laatste klas van de lager school, maakte ik kennis met het schaakspel. Het bestaan ervan kende ik al wel, omdat in de kranten de troonsafstand van Euwe tegen Aljechin niet onopgemerkt was gebleven. De hoofdonderwijzer van die lagere school, zelf een verwoed beoefenaar van het spel, was in het kleine stadje Schoonhoven, zijn tijd aardig vooruit. Na schooltijd verzamelde hij een groepje leerlingen en legde hen de eerste beginselen van het spel uit. Ome Jan van het neefje was ook hier al behulpzaam. Daarna werd er onderling geoefend. Enkele dagen per week ging dat zo en het mondde uit in een heuse schoolcompetitie.

Ik sprong er niet uit wat "sterkte"betreft. Ik herinner me dat ik het vrijwel altijd moest afleggen tegen Peter Edeling en Joop Fetter. Tot de enthousiaste leerlingen behoorden ook mijn schoolvrienden Jan van Os van den Abeelen en Freek van Ipenburg, Met hen zou ik later nog vaak de degens kruisen op de 64 velden.

Na schooltijd speelde ik nog bij anderen thuis en daar had ik meer succes. Ook Peter en Joop gingen er dan vaak onderdoor. Jammer genoeg gingen deze jongens in later jaren verloren voor "het spelletie".

In 1939 werd ik lid van de "arbeidersschaakclub" Denk en Zet in Schoonhoven. Veel sterke spelers waren daar niet met schaken bezig, zij hielden zich meer op met dammen. Een tijdspassering waarmee ik me in die tijd ook wel onledig hield. In dat kader kwam ik zelfs uit tegen andere clubs. Bezoeken aan Benschop, Gouda, Haastrecht en Waddinxveen liggen me nog wel in het geheugen. In het eerste jaar van mijn lidmaatschap behaalde ik uit 8 partijen schaak, die telden voor het clubkampioenschap, 5 1/2 punten. Dat bleek voldoende om in die groep van 5 spelers, als eerste te eindigen. De daaraan verbonden medaille is in het ongerede geraakt, de herinnering daaraan niet.

Van het feit werd melding gemaakt in de Goudse editie van "Het Volk" , een voorganger van het huidige AD/Rotterdams Dagblad. Ook die herinnering is in het geheugen gegrift gebleven.

Intussen was ik, 13 jaar oud, in 1940 ook lid geworden van de "notabelenschaakclub" Schoonhoven. Dat ging nog via een ballotagecommissie. Maar aangezien de hoofdonderwijzer daarin mijn voorspraak was, was het passeren letterlijk en figuurlijk kinderspel. Ook in dat selecte gezelschap wist ik de heren al snel de oren te wassen en ook daar eindigde dat met een kampioenschap. Mijn theoretische kennis van het spel was beperkt tot de inhoud van het boek van Euwe "Handleiding voor het schaakspel". Daarnaast had ik enkele boekjes "Openingen" ook van Euwe. Niet bepaald een basis om de schaakwereld (voor mij toen wel heel erg klein) te bestormen! Enkele partijen zijn bewaard gebleven, toevallig wel tegen de betere spelers. Ze volgen hierna, beiden gespeeld in 1940.

A. de Jong – D. Herkhof

1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lb5 d6 4. d4 exd4 5. Pxd4 Ld7 6. Pxc6 Lxc6 7. Lxc6+ bxc6

Destijds was ik me niet bewust van goede en slechte pionnenformaties, maar in de partij gaat dat wel een rol spelen. 8. O-O Pf6 9. De2 Le7 10. Td1 O-O 11. e5 Pd7 12. e6 Pe5 13. exf7+ Pxf7 14. Pc3 Dd7 15. b3 Lf6 16. Ld2 Tfe8 17. Dc4 d5 18. Df4 Lg5 19. Dg3 Lxd2 20. Txd2 De7 21. Te2 Dd7 22. Tae1 Pd6 23. Dh4 Pf5 24. Dg4 Txe2 25. Dxe2 Pd6 26. De6+ Dxe6 27. Txe6 Kf7 28. Te1 Te8 29. Txe8 Kxe8

30. f3 Pb5 31. Pe2 Kf7 32. a4 Pd6 33. Pd4 c5 34. Pc6 Ke6 35. Pxa7 Kd7 36. Pb5 Pxb5 37. axb5 c4 38. bxc4 dxc4 39. Kf2 Kd6 40. Ke3 Kc5 41. c3 Kxb5 42. Kd4 c5+ 43. Kd5 Kb6 De zwarte koning rest niets anders dan wachten op het onvermijdelijke einde.

44. g3 Kb5 45. h4 Kb6 46. g4 Kb5 47. f4 Kb6 48. h5 Kb5 49. g5 Kb6 50. f5 Kb5 51. f6 gxf6 52. gxf6 Eerst toen gaf Zwart het op. 1-0

De sterkste speler in die contreien was ontegenzeggelijk J.M. Bruggeman. Deze was in de tijd dat ik hem op het bord kreeg te bekampen al boven de 60 jaar. Deze speler was in zijn jongere jaren lid geweest van N.R.S.V. uit Rotterdam en speelde, zoals mij eerst heel veel later bekend werd, in de twintiger jaren van de vorige eeuw in het eerste tiental in de hoogste Nederlandse klasse.

(wordt vervolgd)

De vorige aflevering leest u hier

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.