UIT OPTEKENINGEN 3
Een klein jaar na het beëindigen van Wereldoorlog II verliet ik mijn geboorteplaats Schoonhoven om in Rotterdam in dienst te treden als kantoorambtenaar bij PTT, het toenmalige Staatsbedrijf van de Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Al spoedig werd ik daar lid van de Rotterdamse PTT-schaakclub, een onderdeel van de grote omnivereniging Rotterdamse Sport en Ontspanningsvereniging, die naast schaken o.a. voetbal, toneel, tafeltennis, zwemmen enzovoorts omvatte, een vereniging met meer dan 3000 leden. Landelijk waren die omniverenigingen van PTT weer ondergebracht in een Nederlands Verbond van PTT-verenigingen (NVPTT) en dat verbond had dan weer zo’n 40.000 leden. Voorwaar, een massaal gebeuren!
Die schaakafdeling op zich was ook bepaald niet klein. In de eerste jaren na de oorlog kwam de club uit met 5 tientallen in de Rotterdamse Schaakbond en team 1 kwam uit in de Promotieklasse. Gelijktijdig met mijn entree in die club schreef ik in voor de strijd om de nationale PTT-titel schaken in de 1e klasse, de organisatie daarvan was in handen van het NVPTT. De deelnemers waren verspreid over het gehele land. In totaal waren er 54 inschrijvingen. Ze werden ingedeeld in 9 groepen van 6 en die speelden bij de deelnemers thuis, dus je ontving 3 deelnemers en bezocht de andere 2, of als de loting anders uitviel 2 thuis en 3 uit. Van elke groep konden zich 2 spelers klasseren voor een halve finale. Ik won 4 maal en verloor van een Haarlemmer genaamd J.W. Brugman.
J.W. Brugman – A. de Jong
1. Pf3 Pf6 2. d4 d5 3. e3 e6 4. Ld3 Pbd7 5. Pbd2 c5 6. c3 Dc7 7. h3 Le7 8. O-O O-O 9. e4 dxe4 10. Pxe4 Pxe4 11. Lxe4 Pf6 12. Lc2 cxd4 13. cxd4 Ld7 14. Lg5 Lc6 15. Tc1 Dd6 16. Pe5 Tot hier verloopt de partij via min of meer logische lijnen en staat Zwart er niet slecht voor. Alleen moet er dan worden voortgezet met 16.. Tad8. Zwart greep hier echter mis met:
16… Le4? 17. Lxf6 gxf6 18. Dg4+ Lg6 19. Pxg6 fxg6 20. Lxg6 f5 21. Lxf5+ Kh8 22. Lxe6 Tf6 [Beter toch nog: 22… Tf4 maar ook dan is Wit aan de winnende hand.] 23. d5 Ik zag toen het hopeloze van de stelling in en gaf op. 1-0
Het zou van de 15 partijen in dit kampioenschap bij deze ene nederlaag blijven.
Van iedere groep gingen er 2 naar een halve finale, samengesteld uit 3 groepen van weer elk 6 deelnemers. Het resultaat was 3 gewonnen en 2 remises met een Hagenaar en een speler uit ‘s Gravenzande en dat betekende plaatsing in de finale.
Die finale had gezamenlijk plaats in Ootmarsum in het toenmalige PTT-vakantieoord “De Kuiperberg”. We waren daar een week te gast, samen met hoofdklasse-, 1e klasse- en 2e klasse schakers en dito dammers die daar ook hun finale afwerkten. Bij elkaar een groot gezelschap. Bij de finale kwam Euwe langs en ook Mühring was aanwezig. Beide schaakreuzen zou ik later in trainingsstages nog vaak meemaken. Het spelpeil in die finale viel me tegen. Twee van de finalisten had ik al ontmoet in de voorronde en in de halve finale. Drie daarvan waren voor mij volkomen onbekend. Bij de loting was ik niet zo gelukkig: 3 maal zwart en 2 maal wit. De eerste partij tegen een Amsterdammer, getooid met een eeuwig aan de gang gehouden Sherlock Holmes pijp, ging gelijk op totdat de tegenstander een missertje produceerde, voldoende voor mij het punt binnen te halen.
Het volgende slachtoffer was een Hagenaar, die zich later in de week als een uitstekend
voetballer ontpopte, toen een team geformeerd uit schakers en dammers uitkwam tegen een selectie uit Ootmarsum In het Juli-nummer van “In Vrije Tijd”in 1949, een PTT-tijdschrift, dat destijds maandelijks in een oplaag van meer dan 100.000 stuks verscheen, becommentarieerde Mühring de partij als volgt:
“De Jong werd triomfator. Gezond en logisch was het spel van de winnaar en combinatoir kwam hij meer dan eens aardig uit de hoek. Op Doornebal had hij het speciaal gemunt. Met een waarlijk overrompelende aanval, gepaard gaande aan offers, werd Doornebal in een matcombinatie opgerold Hieronder volgt dit amusante duel”.
Doornebal – De Jong
1. d4 d5 2. c4 e6 3. Pc3 Pf6 4. Pf3 Pbd7 5. Dc2 Le7 6. e3 Meer ondernemend was 6. e4. 6… O-O 7. Ld3 dxc4 Zwart maakte er een soort Aangenomen Damegambiet van. 8. Lxc4 c5 9. dxc5 Lxc5 10. O-O a6 Als voorbereiding voor de ontwikkeling van Zwarts dameloper. 11. a3 Doeltreffender was 11. e4 om 12. Lg5 te laten volgen. [11. e4] 11… Dc7 12. Ld3 b5 13. b4 Hier moest 13. Pe4 geschieden. [13. Pe4] 13… Ld6 14. Te1 Ondoelmatig; met 14. Pe4 had Wit nog gelijk spel kunnen bewerkstelligen. 14… Lb7 Dreigt slaan op f3 gevolgd door pionwinst door nemen op h2. 15. e4
15… Pe5! Zwart komt nu in het voordeel. 16. Pxe5 Lxe5 Met aanval op c3 en h2. 17. Lb2 Lxh2+ 18. Kh1 Le5 19. g3 Een verdere verzwakking met funeste gevolgen. 19… Tac8 [De afwikkeling 19… Lxc3 20. Lxc3 Pxe4 21. Lxe4 Lxe4+ 22. Dxe4 Dxc3 had Zwart ook kunnen kiezen. Blijkbaar gaf hij er echter de voorkeur aan Wit in een aanval op te rollen.] 20. Tac1 Tfd8 21. Kh2 h6 22. Dd2 Dd6 23. Ted1 Pg4+ Het onweer breekt los. 24. Kg2
24… Pxf2 Onder opoffering van de cavalerie wordt de witte stelling onder schot genomen. 25. Dxf2 Lxc3 26. Lxb5 Lxe4+! 27. Kf1 Dxd1+!! (zeer fraai gespeeld) Er volgde nog: 28. Txd1 Txd1+ en Wit gaf er de brui aan (commentaar Mühring). 0-1
In de derde ronde was het de beurt aan de man, die mij in de voorronde mijn tot nu enige nederlaag had bezorgd: de Haarlemmer Brugman. Qua aanwezige klasse moest ik hem ook als de zwaarste rivaal beschouwen. En opnieuw had ik zwart tegen hem. En gelet op de met hem opgedane ervaring een voor mij psychologisch nadeel, dat gedurende de partij toch aan je blijft knagen. Dat begon al bij de keuze van de opening: weer dat voorgeprogrammeerde Colle-achtige systeem. Deze keer kwam ik toch tot een goed middenspel en er was niets te vrezen, totdat ik op de 25e zet een vreselijke beoordelingsfout maakte. Binnen de kortste keren kwam ik een pion achter en nog wel een vrijpion.
Hoewel Wit twee dubbelpionnen heeft, is de witte positie toch heel behoorlijk. Maar ik hielp hem een handje met mijn antwoord: 25… Txe5 26. fxe5 g5 27. hxg5 hxg5 28. Td1 Tc8 29. Td7+ Kg8? Niet bepaald de beste keuze! De koning had bij de eigen pionnen moeten blijven via 29… Kg6. 30. e6 Kf8 31. Tf7+ Ke8 32. Txf5 Ke7 Wit staat er nu prima op, maar van beide zijden wordt het verdere eindspel menigmaal mishandeld….
33. Te5 Tf8+ 34. Kg3 g4 35. Te4 Tf3+ 36. Kg2 Tf6 37. Txg4 Kxe6 38. Te4+ Kd6 39. f3 c5 40. Kf2 a6 41. b4 cxb4 42. Txb4 b5 43. Td4+ Ke5 44. b4 Tc6 45. Td3 Kf4 46. Ke2 Te6+ 47. Kd2 Th6 48. Te3 Td6+ 49. Ke2 Tc6 50. Te4+ Kg3 51. Tg4+ Kh3 52. Kd3 Tf6 53. Te4 Zwart kan nu remise bereiken met 53… Txf3+ 54. Te3, Kg4, maar telde de rest verkeerd uit. 53… Kg3 54. Te3 Kf4 55. Kd4 Tc6 56. Kd5 Tc8 57. Te6 Txc3 58. Txa6 Tc4 Meer Haarlemmerdijkjes waren voor Wit niet voorhanden! Remise dus. Het bleef voor mij in deze partij bij een blauw oog, maar daar valt mee te leven. 1/2-1/2
Na de remise had ik 2½ uit 3, m’n concurrent op afstand gehouden en nog 2 partijen in het verschiet, waarin ik mezelf prima kansen toedichtte. De eerstvolgende tegenstander was Braggaar, die me in de halve finale een half punt had ontfutseld. Tijd voor revanche dus! Ik besloot hem van meet af onder druk te zetten. Ik koos daarvoor een Italiaan. Binnen enkele zetten ging hij danig in de fout. Stukwinst was m’n deel, De rest was aftellen, maar hij hield nog even stug vol. Toen ik met mat dreigde kon hij dat slechts ten koste van een tweede stuk voorkomen. Nadat ik nog enige pionnen had geconsumeerd streek hij de vlag. Ik had 3½ uit 4 en Brugman was m’n naaste belager met een vol punt achterstand. Ik stond op de drempel!
De volgende dag met Zwart tegen een Dordtenaar. Ik kon het dus kalm aan doen en intussen op de prestaties van Brugman letten, die naast me ploeterde voor zijn laatste theoretische kans. Hij wist tegen de Amsterdammer Van Erk geen voordeel bereiken, hij had ongelukkigerwijze ook nog Zwart. Zelf kwam ik in de opening al spoedig een pion voor, hield mijn tegenstander in de rest van de partij constant onder druk en bracht de pion over naar een eindspel waarin hij weinig te hopen had. Toen Brugman bij de tijdcontrole in remise berustte, bood ik mijn tegenstander ook remise aan omdat ik de buit toch al binnen had.
Ik mocht mij kampioen 1e klasse van PTT noemen. De bijbehorende onderscheiding werd mij uitgereikt door 2 hoofddirecteuren, die van Personeelszaken en die van Maatschappelijk Werk.
De titel in de Hoofdklasse ging dat jaar naar Jan van Eden, die in een beslissingswedstrijd J.A.B. Zoontjes uit Beverwijk aftroefde. Zoontjes was destijds op 3 na de sterkste speler van Noord Holland. Derde en vierde werden Barkema (Philidor Leiden) en Smit (Kralingen, Rotterdam, maar ook lid van PTT Rotterdam). De behaalde kampioenstitel gaf mij het recht voortaan uit te komen in de Hoofdklasse. Doordat ik aan studie veel tijd moest geven, kon ik een aantal jaren daaraan geen gevolg geven.
(wordt vervolgd)
De vorige afleveringen treft u hieronder aan: