Meer dan 60 minuten te laat (4)

Meer dan 60 minuten te laat (4)

Zachte heelmeesters en stinkende wonden

Op grond van het KNSB-competitiereglement is een wedstrijdleider dwingend rechtelijk verplicht de partij verloren te verklaren voor de speler die meer dan 60 minuten te laat komt.

Niettemin meent de competitieleider dat hij zo nodig een hardheidsclausule kan toepassen voor zulke telaatkomers. Die mogelijkheid van een hardheidsclausule lijkt overigens heel wat, maar stelt in wezen weinig voor. Zij leidt vooral tot nodeloze conflicten.

De vraag rijst of de competitieleider mag afwijken van het reglement door zelf een hardheidsclausule te ontwerpen. En dat niet alleen, maar ook waarom de commissie van beroep weigert deze hardheidsclausule af te wijzen.

De commissie van beroep heeft als taak ervoor te zorgen dat het KNSB-competitiereglement op de juiste wijze wordt toegepast. Als haar een geschil wordt voorgelegd moet zij waken voor de juiste uitleg. Haar beslissing is immers ook richtinggevend voor de competitieleider en alle scheidsrechters.

In dit artikel wordt uitgelegd waarom de beslissingen van de competitieleider en de commissie van beroep onjuist zijn. Dat doe ik aan de hand van twee gevallen.

Overzicht van aantekeningen

  1. De tweefasentoetsing
  2. Een ernstig auto-ongeluk op de A4
  3. De commissie van beroep over het ongeluk op de A4
  4. Een aanrijding op het spoor
  5. De commissie van beroep over de aanrijding op het spoor

1. De tweefasentoetsing

In de aantekeningen 2 en 4 worden twee gevallen genoemd waarin de competitieleider zich de bevoegdheid toe-eigent in bijzondere gevallen een hardheidsclausule te kunnen toepassen in de KNSB-competitie (ook al wijst hij de verzoeken af). De vraag rijst hoe de commissie van beroep die beslissing moet toetsen.

Om die vraag te beantwoorden moet de commissie (en in feite ook de competitieleider) twee fasen doorlopen.

In de eerste fase moet de commissie van beroep de vraag beantwoorden of de competitieleider in feite wel bevoegd is een hardheidsclausule op te stellen. Indien zij die vraag ontkennend beantwoordt, komt de commissie niet toe aan de tweede fase. Indien zij de vraag bevestigend beantwoordt, treedt de tweede fase in. Dan moet de commissie de vraag beantwoorden of de competitieleider al of niet terecht zijn hardheidsclausule heeft toegepast.

In de beide gevallen heeft de commissie van beroep deze tweefasentoetsing ook bewandeld.

De eerste fase

De commissie van beroep (ongeval op A4):

Noch de FIDE regels voor het schaakspel noch het KNSB-competitiereglement geven expliciete regels om te bepalen wanneer er zo’n uitzonderingssituatie is. In het voorwoord van de FIDE regels is wel de overweging opgenomen dat deze regels niet voor alle situaties een regeling kunnen geven en de regels ook bewust niet te gedetailleerd zijn beschreven; aan de arbiter is een bepaalde vrijheid gelaten om voor een concreet probleem een oplossing te vinden gebaseerd op logica, billijkheid en bijzondere omstandigheden. Het KNSB-competitiereglement geeft daarnaast in artikel 2 lid 1 aan dat de competitieleider de taak heeft te beslissen in geschillen en onvoorziene gevallen, waaronder begrepen gevallen waarin de reglementen niet voorzien.

Deze overweging geeft de eerste fase weer. Zij bevat voor de commissie de grondslag om te concluderen dat de competitieleider bevoegd is een hardheidsclausule op te stellen. Echter, het is onbegrijpelijk waarom de competitieleider die bevoegdheid wel heeft, maar de arbiter niet.

De opvatting van de commissie is onjuist. In mijn artikel ‘Meer dan 60 minuten te laat (1)’ heb ik uiteen gezet dat de Bondsraad van de KNSB willens en wetens de arbiter de bevoegdheid heeft ontnomen rekening te houden met onvoorziene gevallen als een speler meer dan 60 minuten te laat komt, vgl.

schaaksite.nl/meer-dan-60-minuten-te-laat-1

De arbiter, en dus ook competitieleider en de commissie van beroep, hebben dan niet de bevoegdheid af te wijken van het KNSB-competitiereglement. Het is hen verboden een hardheidsclausule op te stellen.

Dit schrijft de competitieleider in zijn beslissing over de aanrijding op het spoor:

‘Allereerst over het besluit van de arbiter. Zijn besluit is correct. Hij is niet in de gelegenheid om te controleren of de aard van de vertraging waar is, het is bovendien ook niet zijn taak.’

Als dat niet de taak is van de arbiter, is het ook niet de taak van de competitieleider. Als de competitieleider meent dat hij de aard van de vertraging moet controleren, had hij moeten beslissen dat de arbiter dat had moeten doen.

Ook de overweging van de commissie van beroep in de zaak van het auto-ongeluk op de A4 is onbegrijpelijk, vgl.:

Uit de toelichting van de wedstrijdleider blijkt dat hij zich niet bevoegd heeft geacht om een beroep op overmacht te honoreren en dat hij de partij verloren heeft verklaard voor de betrokken speler. Nu er op dit punt kennelijk geen richtlijnen of instructies zijn, acht de commissie deze beslissing begrijpelijk.

Op dat moment hadden bij de commissie van beroep alle alarmbellen moeten rinkelen. Als namelijk een wedstrijdleider niet bevoegd is een beroep op overmacht te honoreren, kan een competitieleider dat ook niet, en dus een commissie van beroep ook niet.

De commissie van beroep en de competitieleider hebben het KNSB-competitiereglement dan ook verkeerd gelezen. De Bondsraad heeft willens en wetens de arbiter de mogelijkheid ontnomen rekening te houden met een uitzonderingssituatie. Dan kan de competitieleider en de commissie hun bevoegdheid niet ontlenen aan het Voorwoord van de FIDE-regels of aan artikel 2, eerste lid, van het KNSB-competitiereglement.

De tweede fase

De competitieleider heeft in de zaak van het ongeval op de A4 de hardheidsclausule als volgt geformuleerd:

‘Een speler dient zo tijdig te vertrekken, dat hij ruim voor het vastgestelde aanvangstijdstip in de speellocatie aanwezig is. Als men met de auto reist, dient men bedacht te zijn op de mogelijkheid van een file. Een file is op zaterdag zeker niet uitzonderlijk. Bij het bepalen van het tijdstip van vertrek dient de speler een zo ruime marge te nemen, dat hij bij een lichte tegenslag, zoals een niet al te grote file, toch nog op tijd aanwezig is. Iemand die te laat vertrokken is, kan nooit een beroep doen op overmacht, ongeacht welke tegenslag hij onderweg ondervindt’

De competitieleider heeft overwogen dat men bij het reizen met de auto tijdig dient te vertrekken met een zo ruime marge, dat men ook bij een file nog op tijd aanwezig is. Iemand die dat niet doet, kan nooit een beroep doen op overmacht. Die hardheidsclausule lijkt heel wat, maar stelt door die cursieve passage in wezen weinig voor. Omdat schakers 60 minuten te laat mogen komen, nemen de meesten het risico van te laat komen. Zij vertrekken daardoor niet overdreven vroeg. Zie ter illustratie de zaak van het ongeval op de A4.

Hoe groot de marge van tegenslag moet zijn, een kwartier, een half uur is onbekend. Door het zo vaag en onbekend te houden heeft de competitieleider alle ruimte om op creatieve wijze in de toekomst met dergelijke verzoeken om te gaan, lees: af te wijzen.

De zaak van de aanrijding op het spoor laat zien dat sprake is van een smoesje. Een moesje dat overigens wel leidt tot een gedeeltelijke terugbetaling van het bedrag dat moet worden betaald om een zaak te laten behandelen door de commissie. Dat is vreemd.

Conclusies

a. Ten onrechte kunnen de competitieleider en de commissie van beroep een hardheidsclausule toepassen bij het meer dan 60 minuten te laat komen.

b. De illegale hardheidsclausule is bovendien een conflictopwekkende bepaling.

Het beste is dat de competieleider zijn hardheidsclausule afschaft, en strikt zich houdt aan het KNSB-competitiereglement. Meer dan 60 minuten is te laat, en betekent het verlies van de partij voor de telaatkomer. Dit betekent duidelijkheid, en geen geschillen. Door dit niet te doen, is de hardheidsclausule een geval van zachte heelmeesters en stinkende wonden.

2. Een ernstig auto-ongeluk op de A4

Competitieleider KNSB

Klasse 3E 2002-2003

28 september 2002

‘Aan de teamleiders van Caïssa 2 en Voorschoten

Caïssa 2 heeft beroep ingesteld tegen de reglementaire nul die Caïssa-speler A kreeg in de KNSB-competitiewedstrijd Voorschoten – Caïssa 2, gespeeld op 28 januari 2002 in klasse 3E.

Caïssa 2 voert het volgende aan. Het aanvangstijdstip is vastgesteld op 12.00 uur. Drie spelers van Caïssa 2 reizen per trein. Vier spelers reizen met een auto. Speler A reist apart met een auto. Als de auto met vier spelers om 11.25 uur op de A4 bij Hoofddorp rijdt, gebeurt er niet al te ver voor hen een ernstig auto-ongeluk. Volgens het ooggetuigeverslag van Caïssa-speler B zijn er drie auto’s met elkaar en de vangrail in botsing gekomen en rennen er mensen naar de auto’s om hulp te verlenen. Doordat zij er vlak achter zitten, komen zij met enig fortuin en slechts lichte vertraging langs de plek des onheils. Zij arriveren rond 11.35/11.40 uur bij de speellocatie. Speler A rijdt om 11.25 uur op de A4 bij Schiphol; normaal gesproken nog 20 minuten rijden vanaf de speellocatie. Het ongeluk bij Hoofddorp vindt ongeveer op dat moment plaats en er ontstaat in zeer korte tijd een file van 7 kilometer. Er wordt niet gereden. Er wordt louter stilgestaan en mensen gaan hun auto’s uit. Elk half uur maakt de radio melding van de file en het ongeluk. Om 11.50 uur als er al enige tijd geen vooruitgang is, belt speler A naar de speellocatie, waar hij speler/teamleider Z te pakken krijgt. Deze legt de situatie uit aan de wedstrijdleider. Deze laat om 12.00 uur beginnen. Speler A arriveert uiteindelijk om 13.40 uur bij de speellocatie.

Hieromtrent overweeg ik het volgende. Volgens de door Caïssa gegeven tijdstippen zou de auto met vier spelers om 11.25 uur bij Hoofddorp rijden en rond 11.35/11.40 uur bij de speellocatie arriveren. De afstand tussen Hoofddorp en de afslag Voorschoten is 29 km. Na de afslag Voorschoten van de A4 is het nog een eind rijden naar de speellocatie van Voorschoten. Als de door Caïssa gegeven tijdstippen zouden kloppen, zou de auto met vier spelers met een ongeloofwaardig hoge snelheid hebben gereden. Deze tijdstippen zijn dan ook ongeloofwaardig. Dit betekent, dat de uit deze tijdstippen voortvloeiende suggestie dat de auto van A slechts kort achter de auto met vier spelers gereden zou hebben, ook ongeloofwaardig is.

Een speler dient zo tijdig te vertrekken, dat hij ruim voor het vastgestelde aanvangstijdstip in de speellocatie aanwezig is. Als men met de auto reist, dient men bedacht te zijn op de mogelijkheid van een file. Een file is op zaterdag zeker niet uitzonderlijk. Bij het bepalen van het tijdstip van vertrek dient de speler een zo ruime marge te nemen, dat hij bij een lichte tegenslag, zoals een niet al te grote file, toch nog op tijd aanwezig is. Iemand die te laat vertrokken is, kan nooit een beroep doen op overmacht, ongeacht welke tegenslag hij onderweg ondervindt.

Uit de door Caïssa verstrekte gegevens blijkt niet, hoe laat speler A vanuit welke locatie is vertrokken. Volgens Caïssa reed speler A om 11.25 uur op de A4 bij Schiphol. Als dat zo is, is de speler A te laat vertrokken. Hij voldoet niet aan de norm dat hij zo tijdig had moeten vertrekken, dat hij ruim voor het vastgestelde aanvangstijdstip aanwezig zou zijn. Nu hij te laat is vertrokken, komt hem geen beroep op overmacht toe, ongeacht welke tegenslag hij onderweg ondervindt.

Dit betekent dat ik het beroep van Caïssa 2 ongegrond acht. De uitslag van de wedstrijd Voorschoten-Caïssa 2 blijft 5 – 3, ‘aldus de competitieleider.

(N.b. beroep is aangetekend, zie de aantekening hierna)

3. De commissie van beroep over het ongeluk op de A4

Commissie van beroep KNSB

0102-1

9 december 2002

‘1. Inleiding

Bij brief van 21 oktober 2002 heeft de schaakclub Caïssa beroep aangetekend tegen de beslissing van de competitieleider van de KNSB, verzonden 9 oktober 2002, betreffende de wedstrijd op 28 september 2002 in de derde klasse van de KNSB-competitie. Eén van de spelers van Caïssa 2, de heer A, was meer dan een uur na het aanvangstijdstip van de wedstrijd verschenen en zijn partij aan bord 2 tegen de heer X werd verloren verklaard. Caïssa heeft een beroep gedaan op overmacht ten aanzien van het te laat komen van de heer A. In zijn beslissing heeft de competitieleider het beroep op overmacht verworpen.

Naast de bestreden beslissing van de competitieleider en het beroepschrift heeft de commissie kennis genomen van de volgende stukken:

• de brief van 30 september 2002 van de schaakclub Caïssa, waarmee zij bij de competitieleider protest aantekent tegen de beslissing van de wedstrijdleider;

• een brief van 22 november 2002 van de wedstrijdleider bij de betreffende wedstrijd;

• een brief van 23 november van de schaakclub Voorschoten, waarin zij haar visie geeft;

• een brief van 24 november 2002 van de schaakclub Caïssa met een nadere toelichting.

2. Motivering

Uitgangspunt is uiteraard het vastgestelde begintijdstip van de wedstrijd. In beginsel dient op dit tijdstip ieder team en iedere afzonderlijke speler aanwezig te zijn en worden de klokken dan in werking gesteld. Alleen in uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van overmacht.

Noch de FIDE regels voor het schaakspel noch het KNSB-competitiereglement geven expliciete regels om te bepalen wanneer er zo’n uitzonderingssituatie is. In het voorwoord van de FIDE regels is wel de overweging opgenomen dat deze regels niet voor alle situaties een regeling kunnen geven en de regels ook bewust niet te gedetailleerd zijn beschreven; aan de arbiter is een bepaalde vrijheid gelaten om voor een concreet probleem een oplossing te vinden gebaseerd op logica, billijkheid en bijzondere omstandigheden. Het KNSB-competitiereglement geeft daarnaast in artikel 2 lid 1 aan dat de competitieleider de taak heeft te beslissen in geschillen en onvoorziene gevallen, waaronder begrepen gevallen waarin de reglementen niet voorzien.

Zoals de commissie al eerder heeft overwogen, komt aan de competitieleider een zekere beoordelingsvrijheid toe als het gaat om beslissingen over zaken die niet exact in de reglementen zijn geregeld, zoals de onderhavige. De commissie zal daarom toetsen of de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Voor een beroep op overmacht wanneer een speler te laat is gekomen, moet aan enkele voorwaarden zijn voldaan.

De speler moet tijdig zijn vertrokken, gelet op de omstandigheden die hem bekend waren of bekend konden zijn vóór zijn vertrek. Voorts is vereist dat het te laat komen is veroorzaakt door omstandigheden waaraan hij niets kan doen en die niet in zijn risicosfeer liggen. Tenslotte is van belang dat de speler al het mogelijke doet om zo snel mogelijk bij het speellokaal te komen en contact te zoeken met de wedstrijdleider of thuisclub.

Uit de toelichting van de wedstrijdleider blijkt dat hij zich niet bevoegd heeft geacht om een beroep op overmacht te honoreren en dat hij de partij verloren heeft verklaard voor de betrokken speler. Nu er op dit punt kennelijk geen richtlijnen of instructies zijn, acht de commissie deze beslissing begrijpelijk.

De competitieleider heeft overwogen dat men bij het reizen met de auto tijdig dient te vertrekken met een zo ruime marge, dat men ook bij een file nog op tijd aanwezig is. Iemand die niet zodanig tijdig vertrekt kan nooit een beroep doen op overmacht. Uit de door Caïssa verstrekte gegevens en tijdstippen is naar het oordeel van de competitieleider niet gebleken dat de speler van Caïssa tijdig en met een ruime marge is vertrokken.

Aan de hand van alle gegevens is de commissie van mening dat de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Met de competitieleider is de commissie van mening dat een beroep op overmacht alleen kan worden gedaan wanneer onomstotelijk vaststaat dat men tijdig en met een ruime marge is vertrokken. Dat is hier niet het geval. Verder speelt nog mee dat de andere spelers van Caïssa eerder waren vertrokken en allemaal wel op tijd aanwezig waren.

Het beroep wordt derhalve ongegrond verklaard. In de omstandigheden van de zaak vindt de commissie aanleiding te bepalen dat de cautie dient te worden terugbetaald aan schaakclub Caïssa.

3. Beslissing

De commissie van beroep

• verklaart het beroep ongegrond;

• bepaalt dat de cautie dient te worden terugbetaald aan de schaakclub Caïssa;

• besluit hiervan mededeling te doen aan het bestuur van de KNSB,’ aldus de commissie van beroep.

4. Een aanrijding op het spoor

Competitieleider KNSB

Klasse 2A 2011-2012

30 november 2011

Utrecht 2 heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de wedstrijdleider om de partij aan het zesde bord verloren te verklaren voor Utrecht 2.

Ik heb kennis genomen van:

– Het bezwaar van de begeleider externe teams van Utrecht

– Een verklaring van de door de KNSB aangestelde onafhankelijke arbiter.

– Daarnaast heb ik inlichtingen ingewonnen bij de NS.

De feiten

De wedstrijd wordt gespeeld in het Jannes van der Wal denksportcentrum aan de Oliemuldersweg te Groningen. Het aanvangstijdstip van de wedstrijd is vastgesteld op 13.00 uur.

De speler van Utrecht 2 reist per trein van Arnhem naar Groningen. Het meest logisch traject is dan via Deventer en Zwolle.

In de loop van de ochtend heeft op het traject tussen Deventer en Zwolle een aanrijding tussen een auto en een trein plaats. Het spoor wordt gesloten en er rijden vanaf dan geen treinen meer op dat traject.

De speler van Utrecht 2 moet nu zijn reis aanpassen en reizen via Amersfoort. Het omrijden kost anderhalf uur.

In de speelzaal heeft de arbiter de wedstrijd tijdig gestart. Wanneer een uur na aanvang van de wedstrijd aan bord 6 nog geen speler is, stelt de arbiter vast dat het resultaat van die partij 1-0 in het voordeel van Unitas 2 is.

De begeleider externe teams van Utrecht heeft zaterdagmiddag contact met mij gehad om te vragen of een dergelijke vertraging een beroep op overmacht mogelijk zou maken. Dat heb ik bevestigd. Ook heb ik vermeld dat het daarbij van belang is, dat de speler tijdig is vertrokken. Volgens de begeleider externe teams van Utrecht zou de treinreis van Zwolle naar Groningen een kleine 3 kwartier in beslag nemen. Dat blijkt echter meer dan een uur te zijn.

Het protest

Utrecht stelt dat haar speler ruim op tijd is vertrokken (10.10 uur uit Arnhem, met geplande aankomst om 12.22 te Groningen) en dat het te laat komen is veroorzaakt door een omstandigheid waartegen de speler van Utrecht 2 in redelijkheid geen voorzorgsmaatregelen kon nemen. Er is sprake van een hoge graad van overmacht. Utrecht vindt dat de partij onder sportief gelijke voorwaarden hoort te worden gespeeld.

Utrecht verzoekt de partij alsnog te spelen.

Overwegingen

Allereerst over het besluit van de arbiter. Zijn besluit is correct. Hij is niet in de gelegenheid om te controleren of de aard van de vertraging waar is, het is bovendien ook niet zijn taak.

Volgens inlichtingen van NS heeft het spoorongeval plaatsgevonden iets na 9.00 uur.

Om een beroep te kunnen doen op overmacht vind ik het van belang of een speler voldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen.

De speler van Utrecht 2 heeft te Arnhem de trein van 10.10 uur genomen, met geplande aankomst te Groningen om 12.22 uur. Wanneer hij een trein later zou hebben genomen, met vertrektijd 10.40 dan was de geplande aankomst te Groningen om 12.52 uur. Naar mijn idee te laat om dan nog om 13.00 uur achter het bord te zitten aan de Oliemuldersweg aldaar.

Dat betekent dat de speler van Utrecht 2 in redelijkheid de laatste verbinding heeft gekozen, waarmee hij tijdig aan het bord zou zijn.

Wanneer de speler van Utrecht 2 een trein eerder zou hebben genomen, met vertrektijd 9.40 uur, dan was hij met omrijden via Amersfoort om 13.22 gearriveerd te Groningen. Te laat weliswaar, maar nog wel op tijd om zijn partij te kunnen spelen.

Met al het bovenstaande in gedachten kom ik tot de conclusie dat de speler van Utrecht 2 geen voldoende marge in zijn reis heeft opgenomen om een treinvertraging van welke aard dan ook te ondervangen.

Het door Utrecht aangevoerde argument dat haar speler ruim op tijd is vertrokken houdt dan geen stand.

Besluit

Het protest van Utrecht wijs ik af.

De uitslag van de partij en wedstrijd blijft ongewijzigd,’ aldus de competitieleider.

(N.b. beroep is aangetekend, zie de aantekening hierna)

5. De commissie van beroep over de aanrijding op het spoor

Commissie van beroep KNSB

Klasse 2A 2011-2012

Zaaknummer 1112-2

15 januari 2012

1. Inleiding

Bij e-mail van 13 december 2011 met bijlagen heeft de secretaris van de schaakclub Utrecht beroep aangetekend tegen de beslissing van de competitieleider van de KNSB, verzonden op 30 november 2011, betreffende de wedstrijd Unitas 2 – Utrecht 2 in de tweede klasse A van de KNSB-competitie. Eén van de spelers van Utrecht 2, speler A, was meer dan een uur na het aanvangstijdstip van de wedstrijd verschenen en zijn partij aan bord 2 tegen speler B werd verloren verklaard. Utrecht 2 heeft een beroep gedaan op overmacht ten aanzien van het te laat komen van speler A. In zijn beslissing heeft de competitieleider het beroep op overmacht verworpen.

(…)

2. Het beroep

Utrecht 2 stelt het volgende. Speler A heeft de trein genomen die om 10.10 uur uit Arnhem moest vertrekken. Die trein vertrok met circa 10 minuten vertraging. In Deventer heeft de trein lange tijd stilgestaan. Op een gegeven moment werd er omgeroepen dat vanwege een ongeval geen treinverkeer mogelijk was tussen Deventer en Zwolle. Een NS-medewerker heeft speler A aanbevolen via Amersfoort naar Groningen te reizen. A is vervolgens met de trein naar Amersfoort gereisd. Vanuit Amersfoort heeft hij de trein naar Groningen genomen. Vanuit het station Groningen heeft hij een taxi genomen naar de speelzaal. A heeft intussen telefonisch contact onderhouden met zijn teamleider. Bij aanvang van de wedstrijd heeft de teamleider van Utrecht 2 aan de wedstrijdleider meegedeeld waarom speler A te laat zou arriveren.

3. Motivering

Uitgangspunt is uiteraard het vastgestelde begintijdstip van de wedstrijd. In beginsel dient op dit tijdstip ieder team en iedere afzonderlijke speler aanwezig te zijn en worden de klokken dan in werking gesteld. Alleen in uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van overmacht.

Zoals de commissie van beroep eerder heeft overwogen, komt aan de competitieleider een zekere beoordelingsvrijheid toe als het gaat om beslissingen over zaken die niet exact in de reglementen zijn geregeld, zoals de onderhavige. De commissie van beroep zal daarom toetsen of de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Voor een beroep op overmacht wanneer een speler te laat is gekomen, moet aan enkele voorwaarden zijn voldaan. De speler moet tijdig zijn vertrokken, gelet op de omstandigheden die hem bekend waren of bekend konden zijn vóór zijn vertrek. Voorts is vereist dat het te laat komen is veroorzaakt door omstandigheden waaraan hij niets kan doen en die niet in zijn risicosfeer liggen. Tenslotte is van belang dat de speler al het mogelijke doet om zo snel mogelijk bij het speellokaal te komen en contact te zoeken met de wedstrijdleider of de thuisclub.

Utrecht stelt dat speler A de trein heeft genomen die om 10.10 uur uit Arnhem moest vertrekken. Verder heeft Utrecht een dagverslag over 26 november 2011 van ProRail overgelegd, waaruit blijkt dat een trein zonder reizigers van NS om 11.20 uur een auto aanreed op een onbeveiligde overweg in Olst, waarbij beide inzittenden van de auto bij dit ongeval om het leven kwamen, en dat er tussen Deventer en Olst vanaf dat tijdstip geen treinverkeer mogelijk was. Volgens de Reisplanner van de NS zou de trein die op 26 november 2011 om 10.10 uur uit Arnhem moest vertrekken, als die trein geen vertraging zou hebben, echter reeds om 11.13 uur in Zwolle hebben moeten arriveren, dat wil zeggen voordat het ongeval bij Olst volgens ProRail zou hebben plaatsgevonden.

In beginsel ligt het op de weg van degene die zich op overmacht beroept, om de omstandigheden die aan dit beroep op overmacht ten grondslag liggen, aannemelijk te maken. Omdat de competitieleider blijkens zijn beslissing van NS informatie heeft gekregen dat het spoorongeval iets na 9.00 uur zou hebben plaatsgevonden, en volgens het dagverslag van ProRail om 11.20 uur en er dus geen volledige duidelijkheid is over het tijdstip van het ongeval, heeft de commissie van beroep besloten zelf schriftelijke informatie bij NS Klantenservice op te vragen of de trein die om 10.10 uur uit Arnhem moest vertrekken, Zwolle heeft bereikt.

NS Klantenservice heeft de commissie van beroep schriftelijk meegedeeld, dat de trein 3628, die op 26 november 2011 om 10.10 uit Arnhem naar Zwolle vertrok, in de administratie van NS niet geregistreerd staat als zijnde vertraagd en dat de treinen die hierop volgden grote vertraging hebben ondervonden als gevolg van een aanrijding.

Dit betekent dat Utrecht, die stelt dat speler A de trein heeft genomen die om 10.10 uur uit Arnhem moest vertrekken, overmacht niet aannemelijk heeft gemaakt. De commissie van beroep zal dan ook het beroep van Utrecht ongegrond verklaren.

4. De cautie

De commissie van beroep vindt reden om 50% van het in art. 3.2 bedoelde bedrag aan Utrecht te laten terugbetalen.

5. De beslissing

De commissie van beroep:

– verklaart het beroep ongegrond;

– bepaalt dat 50% van het door Utrecht betaalde bedrag als bedoeld in art. 3.2 van het Competitiereglement, aan Utrecht zal worden terugbetaald.

(wordt vervolgd)

10 Reacties

  1. Avatar
    Ludo Tolhuizen 22 februari 2012

    Pieter, waarom schrijf je toch zulke lange stukken? In plaats van het vele plakken en knippen kun je beter een link geven, dan wordt de rest misschien gelezen. Overigens begrijp ik je redenering niet. Je zegt: de arbiter, en dus ook competitieleider en de commissie van beroep, hebben dan niet de bevoegdheid af te wijken van het KNSB-competitiereglement. Hoezo dus?? Je kunt dan evengoed zeggen: de arbiter mag geen competitie indeling maken, en dus de competitieleider ook niet. Quod licet Iovi, non licet bovi.

  2. Avatar
    Paul-Peter Theulings 23 februari 2012

    Ik ben het helemaal oneens met deze conclusie.Het beste is dat de competieleider zijn hardheidsclausule afschaft, en strikt zich houdt aan het KNSB-competitiereglement. Meer dan 60 minuten is te laat, en betekent het verlies van de partij voor de telaatkomer. Dit betekent duidelijkheid, en geen geschillen.

    Zukertort Amstelveen kan een uitwedstrijd hebben, waar 2 spelers met de auto vanuit Almere vertrekken, 4 spelers met de trein vanuit station Amsterdam Zuid en 4 spelers vanuit Amsterdam Centraal.

    Het kan gebeuren dat één van deze treinen de bovenleiding kapot trekt.

    Urenlang staat de trein stil in een weiland, niemand mag de trein verlaten omdat dat gevaarlijk is. Een voorbeeld van zo’n trein.

    Met een keihard reglement zonder beroepsmogelijkheden komt Zukertort met 4-0 achter te staan. Dat vind ik een zeer slechte oplossing van het probleem.

    Pieter, ken jij schakers die het terecht vinden een 0 te krijgen als ze urenlang vastzitten in een trein?

  3. Avatar
    Pieter de Groot 23 februari 2012

    Paul-Peter,

    Je moet niet bij mij zijn. Je moet bij de arbiterscommissie zijn. Die kan voorstellen indienen via het bestuur van de KNSB bij de Bondsraad tot wijziging van het KNSB-competitiereglement. Dus ook voor het opnemen van een hardheidsclausule. Met het bestaande reglement kan een hardheidsclausule niet worden toegepast. Het staat er meer dan één keer dat na 60 minuten de zaak is afgelopen.

    Wat ik niet begrijp is waarom dit probleem zich voordoet in de schaakwereld. Bij andere sporten komt dat niet voor. Voetbalvelden, handbalvelden worden gehuurd voor een team voor een bepaald tijdstip. Hooguit mag men enkele minuten te laat beginnen, maar dat is dan ook alles. Alle reisproblemen komen voor rekening en risico van de telaatkomer. Het team dat door overmacht te laat komt, kan de huur van het veld betalen. Dat vindt men daar heel gewoon. Ook jouw bovenleidingverhaal. Het heeft te maken met duidelijkheid en voorspelbaarheid. Het is risico-aansprakelijkheid.

  4. Avatar
    Pieter de Groot 23 februari 2012

    Overigens, binnen het bestaande kader van de FIDE-regels en KNSB-competitiereglement leent jouw voorbeeld zich juist voor een oplossing in de sfeer van de sportiviteit. Wanneer de tegenstander het verhaal hoort, neemt die het initiatief om tot een andere oplossing te komen. Onder deze omstandigheden wil dat team niet de punten ontvangen. Als jouw tegenstander door deze omstandigheid niet komt opdagen, claim jij dan je punt? Vandaar dan ook dat spelers bij problemen moeten communiceren en niet juridiseren.

    Overigens, wil ik wel graag van je weten welke marge de te laat komende spelers hebben genomen. Zie de beslissing over de aanrijding op het spoor. (Terzijde: zo zie je maar weer hoe belangrijk het is de uitspraken van de competitieleider en de commissie van beroep te kennen. En is het niet goed om slechts te verwijzen naar de vindplaats op de site van de KNSB). Als de marge onvoldoende is, slaagt een beroep op overmacht niet eens. En dat laatste vind ik nou juist wel zorgelijk. Want als het ging om een inhaalwedstrijd is het team voor twee jaar geschorst om deel te nemen aan de KNSB-competitie…

  5. Avatar
    Paul-Peter Theulings 23 februari 2012

    Welke marge is billijk, is een vraag.

    In het voorbeeld Unitas 2 – Groningen 2 vind ik de trein van 10.10 uit Arnhem nog net billijk. Geen reglementaire 0 in dat geval, wel spelen met minder bedenktijd.

    Plant de speler nog een trein eerder, dan is hij als alles goed verloopt een uur voor aanvang in de speelzaal. Een speler met zo’n ruime planning verdient het om te mogen spelen met volle bedenktijd.

  6. Avatar
    Paul-Peter Theulings 23 februari 2012

    Het voorbeeld moet Unitas 2 – Utrecht 2 zijn.

  7. Avatar
    Pieter de Groot 23 februari 2012

    In jouw voorstel aan de arbiterscommissie moet je duidelijk de voorwaarde aangeven die geldt voor het toepassen van een hardheidsclausule. Bijvoorbeeld, dat als de betrokken speler geen oponthoud had gehad, hij minimaal dertig minuten (of noem een andere tijd) voorafgaande aan het aanvangstijdstip aanwezig had kunnen zijn.

    Vervolgens moet je uitleggen hoe het komt dat het te laat komen wel een probleem is bij het schaken, maar waarom niet bij andere sporten. Wat maakt het schaken zo uniek dat het daar wel een probleem is? Vandaar dat het in jouw visie ongewenst is de rekening en het risico van het te laat komen te leggen bij de betrokken te laat komende speler. Maar dat jij die rekening wilt leggen bij de wachtende tegenstander. En tot slot waarom een tegenstander op grond van de sportiviteitsregel niet wil meewerken aan een andere oplossing. Want, ik neem aan dat jij onder zulke omstandigheden geen punt wilt claimen van je te laat komende tegenstander.

    De arbiterscommissie moet de vraag beantwoorden of een aanzuigende werking uitgaat van de hardheidsclausule. Dat wil zeggen, de vraag of het aantal geschillen juist gaat toenemen. Dat dus sprake is van een conflictopwekkende hardheidsclausule. Interessant zou bijvoorbeeld zijn te weten hoeveel verzoeken de competitieleider inmiddels heeft gehad, en hoe vaak hij deze heeft afgewezen. Als bijvoorbeeld blijkt dat een verzoek zelden wordt toegekend (wat volgens mij het geval is) betekent dat de hardheidsclausule alleen maar ellende, ruzie en werklast oplevert. Zo fungeert een hardheidsclausule als zachte heelmeesters en stinkende wonden.

  8. Avatar
    Paul-Peter Theulings 24 februari 2012

    Een hardheidsclausule zorgt best wel voor complicaties, dat is waar, maar toch vind ik dat beter dan een niet te veranderen 0-4 stand als 4 spelers van een team de pech hebben urenlang in een trein in een weiland staan.

    Een sportieve instelling naar je tegenstander vind ik te waarderen.

    Voorbeeld: Een uitteam plant 12.15 uur als aankomsttijd bij de speelzaal.

    Het team mist 2 keer een treinaansluiting en verwacht dan om 13.15 te arriveren. De thuisclub kan de arbiter verzoeken om een kwartier later te beginnen met de wedstrijd.

    Nog een voorbeeld: Een team plant 12.15 als aankomsttijd bij de speelzaal.

    Pech met treinvertraging zorgt ervoor dat men pas om 13.35 arriveert.

    De wedstrijd 35 minuten uitstellen gaat niet vanwege de zaalhuur.

    20 minuten uitstel is wel mogelijk en de thuisclub zet om 13.20 de klokken aan.

  9. Avatar
    Pieter de Groot 24 februari 2012

    Waarom wil een thuisclub geen rekening houden met de omstandigheid dat het bezoekende team urenlang in een trein zit die in een weiland staat? Als ik tot het ontvangende team had behoord had ik onmiddellijk aangeboden de wedstrijd op een andere dag in te halen.

    In jouw voorbeeld van 35 minuten uitstellen vanwege de zaalhuur: waarom past men de bedenktijden van beide teams niet aan door elke speler 20 minuten minder bedenktijd te geven?

    Het antwoord ligt bij de schakers zelf, niet bij de arbiter, competitieleider of commissie van beroep. Want het KNSB-competitiereglement – op democratische wijze vastgesteld – is meer dan duidelijk: geen enkele ruimte voor een hardheidsclausule.

  10. Avatar
    Paul-Peter Theulings 24 februari 2012

    Ruimte voor een hardheidsclausule blijkt er toch te zijn.

    Iemand die naar het oordeel van de competitieleider of desnoods van de beroepscommissie voldoende ruim gepland heeft zal zijn gelijk kunnen krijgen.

    Je kan ruimte voor een hardheidsclausule vinden in artikel 2.1:

    De algemene leiding van de in artikel 1 bedoelde wedstrijden berust bij de

    competitieleider van de KNSB. Hij is belast met de uitvoering en handhaving van dit reglement en het beslissen in alle geschillen en onvoorziene gevallen, welke zich ter zake mochten voordoen.

    Urenlang stilstaan in een weiland met de trein is wel uit te leggen als een onvoorzien geval. Het is te billijken als een competitieleider dit zo wil zien.

    Ik vind wel dat onvoorziene gevallen van ernstige vertraging voor de duidelijkheid ook benoemd mogen worden in artikel 23.

    We overrulen dan een beslissing van de bondsraad, dat is waar, maar dat gebeurt toch al via artikel 2.1

    Als we het netjes willen spelen kunnen we dit bij een volgende bondsraad behandelen.

    Willen we artikel 23 handhaven zoals het is?

    Is het daarmee de bedoeling dat spelers die urenlang in de trein vastzitten een niet te wijzigen reglementaire 0 krijgen?

    Dat zijn vragen die je kan behandelen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.