Oude doos (17): Het PAM-toernooi (1961)
In de Nederlandse schaakgeschiedenis kennen we vele toernooien met langjarige geschiedenissen, waarschijnlijk meer dan eenmalig georganiseerde toernooien. Zo’n eenmalig toernooi was wel het PAM-toernooi in 1961 in Utrecht. Een toernooi met vijf grootmeesters.
De stad Utrecht kent een rijke traditie, met vele clubs waarvan de oudste (Schaakclub Utrecht) in 1886 werd opgericht. Een internationaal toernooi werd er voor 1961 echter nooit gehouden en het Nederlands kampioenschap streek slechts eenmaal (1926) in de Domstad neer. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan besloot Utrecht-coryfee en schaakjournalist Eduard Spanjaard iets groots te organiseren. Hij vond gehoor bij de SHV (Steenkolen Handelsvereeniging) van de familie Fentener van Vlissingen, later bekend van de Makro, die zijn hoofdkantoor in Utrecht had. Het benzinemerk van SHV heette PAM, dat in Nederland ongeveer tot 1980 tankstations had. Het lukte journalisten niet erachter te komen waar die naam vandaan kwam, Spanjaard schreef gekscherend dat het een combinatie was van PAT en MAT. Hoofdredacteur Slavekoorde van het bondsblad in 1961: “Van officiële zijde werd het diepste stilzwijgen bewaard. Het woord betekent… niets! Meer konden wij niet te weten komen.” Robert Beekman kon dat 43 jaar later wel. De schrijver van Utrechts prachtige jubileumboek ging in 2004 bij SHV op bezoek om meer over PAM te weten te komen en kreeg te horen dat het de naam was van de echtgenote van een van de heren Fentener van Vlissingen.
Rugbyschaak van Van Geet
Het PAM-toernooi had een belangrijk toernooi in onze geschiedenis kunnen worden, Mikhail Botwinnik en Salo Flohr hadden hun deelname toegezegd. Ze kregen echter geen visum. Volgens Beekman was de reden dat Botwinnik geen lid was van de Communistische Partij en was dat ook de reden dat Botwinnik weinig buitenlandse toernooien speelde. Dat klinkt niet erg waarschijnlijk voor de grote held van het Russische schaken, maar dat hij geen visum kreeg mogen we als feit beschouwen. Toch werden vijf grootmeesters binnengehaald: O’Kelly, Robatsch, Bisguier, Matanovic en onze eigen Hein Donner. Van Utrechtse zijde waren Hans Bouwmeester, Dick van Geet en Jan van de Pol present. Laatste deelnemers waren de Spaanse meester Perez en de titelloze Kick Langeweg.
Van Geet, over wie ik op deze site na zijn overlijden een artikel schreef, begon goed met een overwinning op Bisguier. Spanjaard in het toernooiboek: “Het is zonder meer ‘onmogelijk’ met 1.Pc3 een drager van de hoogste FIDE-titel om het leven te brengen, maar toch presteerde de onvervaarde Van Geet het. Van Geet is een enfant terrible in de nette schaakgemeenschap, een schaker-guerrillastrijder. Hij speelt rugbyschaak, met opgewekt voorbijgaan van de subtiele openingsstelsels, voor welker bestudering hij nimmer tijd heeft gevonden.”
De schakers en hun publiek werden verwend in de keurige kantine van SHV, maar dat bleek niet aan het publiek besteed. Spanjaard: “Tientallen schaakkijkers, staande op hun brede, onbeweeglijke benen, starende naar houten poppetjes, zwijgend, zwijgend, zwijgend. Na een uur en 18 minuten gevoelde iemand behoefte aan koffie; twee uur later zelfs aan een flesje cola. De dame aan de kassa sprak een karakteristiek woord: ’t lijkt wel het Bio-Vacantie Oord.”
Het halfjaar van Kick Langeweg
Winnaar werd de vijftigjarige Belgische grootmeester graaf Alberic O’Kelly de Galway, die op dat moment ook speelde in het wereldkampioenschap correspondentieschaak, dat hij een jaar later winnend zou afsluiten. De hoofdprijs bedroeg 500 gulden. Beste Nederlander werd niet Donner, maar de 24-jarige Kick Langeweg.
Hij won niet alleen 100 gulden, maar scoorde ook zijn derde meesternorm en behaalde daarmee de titel. Het systeem was destijds anders dan nu, soms kon je met een of twee normen een titel halen. Langeweg had drie normen nodig, maar had misschien wel het beste halfjaar in zijn leven. In de zomer had hij het eerste IBM-toernooi gewonnen waar hij twee en een half punt boven de meesternorm scoorde. In november scoorde hij in het Peter Stuyvesant Toernooi in Zevenaar (ook geen blijvertje als toernooi) zijn tweede norm en nu in december in Utrecht miste hij de grootmeesternorm op een half punt. Ook in 1961 werd hij vijfde bij het Nederlands kampioenschap, waar hij tot en met 1989 negentien keer aan zou deelnemen. Zijn beste NK-resultaat was de gedeelde eerste plaats met Hans Ree in 1969, waarna hij geen beslissingsmatch mocht spelen omdat Ree als kampioen zijn titel behield.
Pr-waarde nihil
Terug naar het PAM-toernooi. In het bondsblad sprak Slavekoorde uiteraard de hoop uit: “Bestuur en leden van Utrecht waren terecht maar wat trots op dit toernooi. In alle toonaarden kon met beluisteren, dat dit slechts het begin was. Rechtuit en meer bedekt werd bij herhaling gezegd dat men alles op alles zou zetten om hiervan een jaarlijks toernooi te maken!”
Dat gebeurde echter niet. SHV liet het bij één keer en liet aan Spanjaard weten tevreden te zijn over het toernooi en zelfs over de publiciteit, maar dat de publiciteit te weinig waarde voor hun geld bood. In 2004 kwam Beekman op de SHV-burelen echter tot de schokkende ontdekking dat het bedrijf dat in 1961 veel te aardig had omschreven. Een interne nota over het PAM-toernooi, door Beekman samengevat: “Niemand interesseert het. Niemand begrijpt er iets van. Niemand in Nederland is het opgevallen. Behalve een paar luttele schakers.”
Daarom bleef het bij wat ook de oorspronkelijke bedoeling van SHV was: een eenmalig cadeau aan de 75-jarige Schaakclub Utrecht.
Robert Beekman schreef in 2011 samen met Peter de Jong het boek ‘Qui perd gagne!’ over de 125-jarige geschiedenis van de Schaakclub Utrecht. Een prachtig boek met vele mooie anekdotes.