De K is van Karpov en Kasparov
Het Schaakalfabet is een serie, geschreven door de ons helaas vroeg ontvallen Huub van Dongen, in oorsprong geschreven voor het Brabantse jeugdblad Minorpromotie, waarin alle letters van het Alfabet aan beroemde schakers, schaaktermen of andere schaakcuriositeiten worden gekoppeld.
Kan kleine kampioen Karpov knarsetandende kolos Kasparov kloppen? Iedereen vroeg het zich af toen ze in 1984 voor het eerst om de wereldtitel vochten. Karpov was de wereldkampioen. Kasparov de uitdager. Nooit heeft een strijd om het wereldkampioenschap zo lang geduurd. De uiteindelijke definitieve beslissing viel pas in 1990!
Het is kwaad kersen eten met de K-categorie onder de schakers. Bij de beste 100 spelers van de wereld, staan op dit moment maar liefst tien spelers wiens achternaam met een K begint. Als je heel ruim telt, dan zijn er in de hele schaakgeschiedenis ongeveer zestien wereldkampioenen geweest en van vier van hen begon de achternaam met een K: Karpov, Kasparov, Khalifman en Kramnik. En dan hebben we natuurlijk nog de bijna wereldkampioenen: Knorre, Kieseritzky, Kashdan, Kolisch, Kipping, Keres, Kotov, Korchnoi, Kamskyi, Kasimdzhanov. Stuk voor stuk spelers die met een andere beginletter vette kans maakten om in dit schaakalfabet te worden opgenomen. De meeste beginletters leveren zelfs niet één schaker op van dit kaliber. Wat een pech voor Tim Krabbé, die de leukste schaakwebsite aller tijden onderhoudt en toch niet in het alfabet mag. (Noot HG: in de tijd dat Huub dit verhaal schreef bestond www.schaaksite.nl nog niet 🙂 )
Terwijl Fischer (die van de F) de laatste stappen zette op weg naar zijn wereldtitel, kregen de echte kenners in de gaten dat er in Rusland een uitzonderlijk nieuw talent aan het opbloeien was. Anatoli Karpov, in 1951 geboren in het stadje Zlatoust, werd in 1969 jeugdwereldkampioen en Internationaal Grootmeester. In de vijf daarop volgende jaren maakte hij gehakt van al zijn tegenstanders. Zodoende mocht hij Fischer uitdagen. Maar Fischer wilde niet. En zo werd Karpov, zonder een wereldkampioensmatch te spelen, een paar dagen voor zijn 24e verjaardag wereldkampioen. Veel schakers dachten dat Karpov, een heel klein mannetje met een raar piepstemmetje, geen waardige wereldkampioen zou zijn. Hij speelde een beetje saai, vonden ze, zonder spectaculaire offers, met rustige zetjes, veel ruilen, en dan in het eindspel een beetje schuiven. Nou dat hebben ze geweten! Karpov leek wel steeds saaier te gaan schaken, maar ook steeds beter. Hij won tien jaar lang met overmacht vrijwel alle toernooien waar hij aan deelnam. En natuurlijk alle matches. In totaal schijnt hij zo’n honderd vijftig toernooien te hebben gewonnen. De meeste grootmeesters lukt het nog niet eens om in hun hele leven zo veel toernooien te spelen!
En ondertussen, zo werd er onder de kenners gefluisterd, groeide er ergens in de Sovjet-Unie nóg een sterkere schaker op. Gary Kasparov werd in 1963 geboren in Bakoe, maar was als tienjarig jochie al zo sterk dat hij op de schaakschool van Botwinnik (die van de B) werd aangenomen, een soort Zweinstein voor schaakgrootmeesters. Hij werd al snel grootmeester en zijn partijen werden wereldberoemd. Hij speelde totaal anders dan Karpov, hyper agressief, met veel offers en veel risico. Hij zag er ook heel anders uit. Een zwaar behaarde macho met een grote mond en een uitstraling waar een woedende weerwolf voor weg zou lopen. Al voor zijn 21e mepte hij al zijn concurrenten hardhandig van het schaakbord en bracht hij het tot een match om het wereldkampioenschap. Zijn eerste serieuze krachtmeting met Anatoli Karpov.
Tsjongejonge wat werd dat een gevecht. De beide tovenaars haalden alle trucs uit hun variantenketel. Ze zouden net zo lang spelen tot één van beide zes partijen had gewonnen. Remises telden niet mee. De ervaren Karpov pakte het aanvankelijk het slimste aan. Kasparov’s aanvallen liepen steeds opnieuw stuk op de ijzeren verdediging van Karpov. En de allerkleinste foutjes werden meteen door Karpov uitgebuit. Zo kwam hij al gauw met 5-0 voor. En we dachten dat het al afgelopen was met die veelbelovende Kasparov. Maar die had er helemaal geen zin in om te verliezen. Dus hij bedacht een nieuwe strategie: zélf zo saai mogelijk spelen en gewoon afwachten of Karpov niet ook eens een foutje zou maken. Er gingen enkele maanden overheen (ze speelden drie partijen in de week), maar uiteindelijk had hij succes. En toen nog eens. En opnieuw. Karpov was kennelijk totaal uitgeput!
Hoe het ook zij, na 48 partijen, bij de stand 5-3 (of inclusief remises 25-23) in het voordeel van Karpov, kreeg het organisatiecomité er genoeg van. De match duurde al vijf maanden. De wereldschaakbond greep in. De match werd als onbeslist afgebroken. Het volgende jaar zou er een nieuwe match worden gespeeld.
Kasparov was hier ontzettend boos over. Hij dacht dat hij de vermoeide Karpov wel snel op de knieën zou krijgen. Maar echt ontevreden mocht hij natuurlijk niet zijn. Hij stond nog altijd twee punten achter, ieder foutje zou meteen fataal kunnen zijn, en nu mocht hij gewoon vooraan beginnen bij 0-0.
In 1985 speelden ze opnieuw. Voortaan zouden de matches om het wereldkampioenschap maximaal 24 partijen duren. Wie het eerst meer dan 12 punten scoorde, was kampioen. Bij 12-12 zou de wereldkampioen zijn titel houden. Het werd gierend spannend. Na 23 partijen stond het 12-11 voor Kasparov. Karpov moest de laatste partij winnen om wereldkampioen te blijven. Hij probeerde van alles, en uiteindelijk te veel. Hij verloor, het werd 13-11 en Kasparov was wereldkampioen.
In 1986 werd een revanchematch gespeeld. Dit keer werd het 12½ – 11½ voor Kasparov. Maar ondertussen was de nieuwe WK-cyclus ook van start gegaan. Zoals gebruikelijk schoof Karpov alle tegenstanders gemakkelijk van het bord. Dus moesten ze in 1987 weer. Kasparov als wereldkampioen, Karpov als uitdager. Iedereen verwachtte dat het nu wel definitief afgelopen zou zijn met Karpov. Hij had er al grijze haren van gekregen en hij begon er een beetje vadsig uit te zien. Maar nu werd het nóg spannender. Na 22 partijen stond het 11-11. Karpov won de 23e partij. Dus net als in 1985 móest de wereldkampioen de laatste partij winnen om bij gelijk spel de titel te mogen behouden. En waar Karpov twee jaar geleden faalde, lukte het Kasparov dit keer wel: 12-12! Wat een kanjer.
En nog was de strijd niet definitief beslecht. In de kwalificatiewedstrijden voor het kampioenschap van 1990 lukte het Karpov opnieuw om boven alle concurrenten uit te stijgen. En wéér zat hij tegenover zijn aartsvijand Kasparov. En weer lukt het niet: 12½-11½ voor Kasparov dit keer. In totaal speelden Kasparov en Karpov 144 officiële WK-matches tegen elkaar. Eindstand: 73-71 voor Kasparov. Wat een eindeloze strijd!
Sinds die tijd is Kasparov altijd de aanvoerder van de wereldranglijst gebleven. Jammer genoeg is hij steeds eigenzinniger geworden. Hij wil meestal niets met de wereldschaakbond te maken hebben en hij heeft al verschillende eigen schaakbonden opgericht die zogenaamd om het wereldkampioenschap spelen, maar tot een eerlijk kwalificatiesysteem is het nooit gekomen. Kasparov mag zelf natuurlijk meedoen. En nog een paar spelers die hij waardig genoeg vindt om tegen hem te mogen uitkomen. Inmiddels is Kasparov zijn eigen wereldtitel trouwens kwijtgeraakt. Hij verloor van Kramnik (natuurlijk met een K).
Karpov is intussen ook nog een keer wereldkampioen geworden, bij de wereldschaakbond, maar bij dat kampioenschap doen tegenwoordig helaas de beste spelers niet meer mee (want die zitten in de club van Kasparov). Het ziet er naar uit, dat Karpov’s grote tijd voor goed voorbij is: hij staat inmiddels 20e op de wereldranglijst. Van Kasparov zullen we nog wel het een en ander horen. Die wil beslist weer wereldkampioen worden. Maar of dat zal lukken? (Noot HG: we weten inmiddels dat Kasparov officieel gestopt is met wedstrijdschaak. Hij speelde zijn laatste partij tegen Topalov in Linares 2005. Kasparov heeft nog wel een record op zijn naam staan. Tot op de dag van vandaag heeft nog nooit iemand de door hem behaalde hoogste rating van 2851 geëvenaard. Carlsen, Aronian, Anand en Kramnik zijn de kapers op de kust anno 2012!)
Interpolis-toernooi 1991
In 1991 speelden Karpov en Kasparov allebei mee in het Interpolis-toernooi. in Tilburg (dat toernooi van de I). Ze speelden er een partij tegen elkaar die symbool kan staan voor al hun onderlinge ontmoetingen. een botsing van schaakstijlen die na een uiterst langdurig en spectaculair gevecht eindigt in remise.
Karpov-Kasparov, Tilburg 1991.
Na 19 zetten begon Kasparov met zwart een woeste offercombinatie om met zijn stukken in de buurt van de witte koning te komen. Hij forceerde, zoals wij in de Stappenmethode zeggen, toegang tot de witte koning.
Om de volgende opgave te kunnen maken, moet je deze stelling op het bord zetten en de zetten naspelen.
19… Ph5xg3
20. h2xg3 Pf6-h5
21. f3-f4 e5xf4
22. c5-c6 b7xc6
23. d5xc6 Ph5xg3
24. Tb3xg3 f4xg3
25. c6xd7 g3-g2
26. Tf1-f3 Dd8xd7
Opgave 1:
Wie is er in deze stelling eigenlijk materieel in het voordeel? Tel de punten maar eens bij elkaar op!
Karpov heeft zich geweldig verdedigd. Hij is op de damevleugel doorgebroken en gebruikt nu de zwarte pion op g2 als schild voor zijn koning. Slim hè! Beide spelers bleven geweldig op elkaar inhakken en na de tijdcontrole bij de 40e zet stond het zo.
Zwart moet verschrikkelijk oppassen voor de witte pion op b4. Bovendien staat zijn toren aangevallen. Hij redt zich met:
41. ..Tf6-f5
42. Pd5-e3 Tf5-f4
43. Pf3-e1 Tf4xb4
44. Ld1xg4
Opgave 2:
En wie is er nu materieel in het voordeel?
Als je drie stukken hebt om pionnen aan te vallen, en de tegenstander alleen een toren, dan móeten die pionnen natuurlijk verloren gaan. Probeer de stelling zelf maar eens uit te spelen om te kijken of het je lukt de zwarte pionnen te veroveren. Karpov deed er 19 zetten over om alle zwarte pionnen op te peuzelen. Nog 30 zetten later, slaagt hij erin de koning naar de rand te drijven. en uiteindelijk staat de zwarte koning bijna mat in de hoek. Daarbij moest wit goed opletten dat zwart zijn toren niet voor de loper zou ruilen.
Opgave 3:Waarom wil wit niet dat zwart de toren tegen de loper ruilt? De toren is toch meer waard?
Opgave 4:
Wat volgt op 114. .. Ta6-a5?
Opgave 5:
Hoe slaagde Kasparov er nu toch in de toren voor de loper te ruilen?
Oplossingen:
1. Zwart heeft twee paarden en een loper (9 punten) tegen een toren en vier pionnen (ook 9 punten).
2. Drie stukken tegen een toren en drie pionnen: 9-8 voor wit.
3. Koning en twee paarden kunnen niet winnen van de koning alleen.
4. 114. .. Ta6-a5? 115. Pe7-g6 mat.
5. Zwart speelde 114. .. Ta6-f6! Als wit pakt is het pat, en anders slaat zwart de loper eraf.
Het fragment via de viewer:
A B C D E F G H I JK L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Voor de overzichtspagina klikt u hier.