Oude doos (23): Timman hoger dan Giri

Anish Giri is Nederlands kampioen geworden met de score van vijf overwinningen en twee remises. Een prachtige score, hier en daar werd een parallel getrokken met de zege van Viktor Kortchnoi in 1977. Cijfermatig is dat ten onrechte. Bovendien heb ik nergens gelezen dat ook Jan Timman twee keer hoger heeft gescoord dan Giri. En natuurlijk Max Euwe.

Eerst maar eens het lijstje met hoogste NK-scores in de geschiedenis:

1929 Max Euwe          8,5 –  9   94,4%

1977 Viktor Kortchnoi 12 – 13 92,3%

1926 Max Euwe 10 – 11 90,9%

1958 Hein Donner 9 – 10 90,0%

1933 Max Euwe 8 - 9 88,9%

1950 Max Euwe 9,5 – 11 86,4%

1975 Jan Timman 9,5 – 11 86,4%

1987 Jan Timman 9,5 – 11 86,4%

1912 R.J. Loman 6 – 7 85,7%

2012 Anish Giri 6 – 7 85,7%

Donner: klasse op zichzelf

Max Euwe vier keer bij de eerste zes, in zijn tijd kon er niemand aan hem tippen. Enigszins verrassend is de hoge positie op deze lijst van Hein Donner, bij zijn derde nationale titel. Redacteur Slavekoorde van het bondsblad zocht de oorzaak bij de afwezigen: Euwe, Bouwmeester, Prins, Kramer en Muhring. Toch was Donners prestatie gewoon heel goed, hij speelde remise tegen Van Scheltinga en Spanjaard en versloeg zijn naaste concurrenten Cortlever en Barendregt. Een jaar eerder, toen het NK veel sterker bezet was, had hij met 9 uit 11 ook uitstekend gescoord.

Slavekoorde: “De Bondspraeses, Mr. De Blécourt, merkte bij de prijsuitreiking terecht op, dat het aanvankelijk gevoelen dat Donner eigenlijk kampioen ‘bij de gratie van de afwezigheid van Dr. Euwe’ is, bepaaldelijk begint te slijten. Niet omdat de capaciteiten van Dr. Euwe nu lager zouden worden aangeslagen dan voorheen, maar in positieve zin: omdat Donner steeds meer imponeert, sterker wordt. Hij is doende een klasse op zichzelf te worden.”

Een grotere verrassing dan deze overtuigende nationale titel was uiteindelijk dat het zijn laatste bleek te zijn.

Kortchnoi: vechtlust

De zege van Viktor Kortchnoi in 1977, nummer twee op de lijst, moet hoger worden aangeslagen dan die van lijstaanvoerder Euwe in 1929. De ex-Rus stond slechts remises af aan Langeweg en Hartoch en versloeg onder anderen Donner, Timman, Ree en Ligterink. In het veld van veertien deelnemers (dat waren nog eens tijden) bleven Donner en Timman drie en een half punt op hem achter. In het bondsblad gaf Hans Böhm een opsomming van de spelers die allemaal goed hadden gestaan tegen de reus. Maar, schreef Böhm: “U moet weten, dat het zeer boeiend en tevens lachwekkend was, Kortchnoi weer eens achter een zeer slechte stelling te zien zitten. Iedereen wist het: ook al stond-ie slecht, rot, huizenhoog verloren… remise sloeg hij af! Een prachtig staaltje vechtlust, dat in dit toernooi zijn slechte spel compenseerde.”

Böhm: super nummer twee

Böhm was zelf een hoofdpersoon in het kampioenschap van 1975. Timman, Böhm, Hartoch en Ree eindigden op de eerste vier plaatsen. Böhm won van Hartoch, die zelf van Ree won. De andere partijen tussen de eerste vier eindigden in remise. Was het een vierkamp geweest, dan was Böhm dus kampioen geweest. Hij stond echter nog remises af aan Dieks en Enklaar en eindigde zo wel op de prachtige score van 9 uit 11, een kampioensscore. Timman hield het echter bij de remises tegen zijn drie concurrenten en versloeg alle mindere goden. Daardoor eindigde hij op 9,5 uit 11.

Böhm heeft later vaak gezegd dat zijn score onder de huidige regels een grootmeesternorm zou zijn geweest. Wellicht heeft hij gelijk voor wat betreft de TPR, maar hij kreeg met Timman maar één grootmeester tegenover zich en dan kun je geen norm scoren. Ook niet onder de huidige soepele regels. Wel mag Böhm zeggen dat hij zonder enige concurrentie de allerhoogste score heeft behaald van alle nummers twee in de geschiedenis.

foto ANP-archief: Jan Timman in 1974, het jaar van zijn eerste nationale titel

Timman: beter met zwart

Timman was echter superieur en zo superieur was hij pas weer in 1987, toen hij opnieuw 9,5 uit 11 scoorde. Nu in een veel sterker veld: remises tegen Van der Wiel, Kuijf en Boersma en overwinningen op o.a. Sosonko, Van der Sterren en Ree. Timman was in 1982 de nummer twee van de wereld geweest, maar was gezakt naar een plaats in de top twintig die hij moest delen met Van der Wiel. Op de vraag van Minze bij de Weg in het bondsblad of hij een strafexpeditie had gehouden, zei Timman: “Dat was voor mij geen duidelijke overweging om mee te doen. Hoewel het misschien wel een beetje op de achtergrond meespeelde toen ik aanvaardde, want ik stond op de wereldranglijst toen gelijk met John van der Wiel. Maar tijdens het toernooi speelde het niet meer, want ik had alweer zoveel goede resultaten geboekt. (…) Het was mijn streven om weer derde te worden op de wereldranglijst en dat is gelukt. Ik heb hier 17 punten gewonnen. Bovendien was dit een interessant toernooi omdat je ook met zwart op winst moet spelen. Dat is goed gelukt. Met zwart had ik nog een betere score dan met wit.”

Wereldtop

Euwe behaalde zijn superscores in de tijd dat hij langdurig tot de wereldtop behoorde. Kortchnoi was in 1977 de nummer twee van de wereld. Timman stond in de jaren tachtig in de top vijf. Naar Giri kun je die vergelijking nog niet doortrekken. Zou het een voorbode zijn?

1 Reactie

  1. Avatar
    jan van os 31 juli 2012

    Hans heeft wel recht van spreken. Dat hij toen slechts één grootmeester kreeg kwam omdat je toen niet makkelijk grootmeester kon worden. Er waren er gewoon minder, toen enkelen. tegenwoordig een hele hoop. Daarnaast was het moeilijker om te scoren, tegenwoordig zijn de regels veel soepeler geworden. Bij dezelfde kansen als tegenwoordig waren er een flink aantal van zijn tegenstanders grootmeester geweest.

    Bij de start van de elo-rating in 1971 waren er slechts 79 schakers met een rating van 2500 en hoger.

    Toen was een speler boven de 2600 een topspeler nu moet je boven de 2750 zijn om bij de top te horen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.