De M is van Morphy

Het Schaakalfabet is een serie, geschreven door de ons helaas vroeg ontvallen Huub van Dongen, in oorsprong geschreven voor het Brabantse jeugdblad Minorpromotie, waarin alle letters van het Alfabet aan beroemde schakers, schaaktermen of andere schaakcuriositeiten worden gekoppeld.

Hebben jullie de laatste tijd nog wel eens iets van Paul Morphy gehoord? Ik eerlijk gezegd niet. Ja, Kasparov schrijft over hem in My Great Predecessors (Mijn grote voorlopers) maar dat boek is veel te duur voor jeugdspelers. En bovendien in het Engels. Maar vroeger, toen ik nog jeugd was, las je in ieder schaakboek over Paul Morphy. De Stappenmethode bestond nog niet. En Hans Bouwmeester en Max Euwe, die de boekjes schreven waar mijn generatie uit leerde schaken, waren lyrisch. Het was Morphy voor en Morphy na. En toch had Morphy ook toen al zo’n 120 jaar geen potje meer gespeeld.

De M in het schaakspel is voor eeuwig het onvervreemdbaar eigendom van de Amerikaan Paul Morphy (1837-1984) geboren en gestorven in New Orleans. Morphy was een echte multiculti. Z’n vader had Spaans en Iers bloed, z’n moeder was Frans. Morphy werd daarom drietalig opgevoed en leerde voor de lol vloeiend Duits. Op zijn twintigste studeerde hij af in Rechten. In die tijd moest je in Amerika volwassen zijn om je als advocaat te mogen vestigen. Daarom ging hij eerst maar eens een jaartje schaken. Geen gek idee, want Morphy had niet alleen een talenknobbel. Sinds zijn tiende was hij al zo’n beetje de sterkste speler van Louisiana en dreef hij zijn tegenstanders tot wanhoop met zijn heldere, onaantastbare spel.

Schaken was in die dagen een echte hype. In 1851 werd in London het allereerste internationale schaaktoernooi uit de geschiedenis gehouden. Het nieuws ging als een lopend vuurtje over de wereld en had in 1857 zelfs de Atlantische Oceaan overgestoken. In dat jaar voor het eerst in Amerika een internationaal toernooi gehouden. In New York. Een knock-outtoernooi met zestien deelnemers. De beroemde Duitse meester Louis Paulsen was favoriet. Maar Morphy mocht ook meedoen. Via negen overwinningen en één remise bereikte Morphy gemakkelijk de finale en vervolgens verpletterde hij Paulsen met 6-2. Heel overtuigend, maar wat vooral opviel, was dat Morphy zo snel speelde. Er werd in die tijd nog zonder klok gespeeld. Van de tweede partij uit de finale, een remise van 53 zetten met Paulsen als witspeler, is opgetekend dat de partij 15 uur duurde, waarvan 12 uur met Paulsen aan zet.

Met het prijzengeld ging Morphy op tournee door Europa. Daar zaten de echte grote schakers. Eerst naar Engeland, waar hij alle meesters die het tegen hem durfde opnemen van het bord joeg. Toen naar Frankrijk. En zelfs de Duitser Adolf Andersen, die het grote toernooi van Londen had gewonnen en algemeen als de sterkste schaker van de wereld werd gezien, werd met 8-3 geslacht.

Toen ie ze allemaal had afgedroogd, ging Morphy naar huis. Hij heeft nauwelijks meer een stuk aangeraakt. Hij werd advocaat. Maar hij schijnt van gekte te zijn gestorven. Daarom wordt nog steeds beweerd dat je van schaken krankzinnig kunt worden. Maar dat klopt niet. Je wordt alleen gek als je er mee stopt. Kijk maar naar Fischer.

Morphy was zijn tijd ver vooruit. Euwe en Bouwmeester raadden ons vroeger aan Morphy’s partijen na te spelen, omdat je daarin het geheim van de opbouw van de zogenaamde ‘Open spelen’ kunt ontdekken: openingen waarin snel een paar centrumpionnen worden geruild zodat de stukken de open lijnen en diagonalen kunnen beheersen. Meestal begint een open partij met 1. e2-e4 e7-e5 waarna wit snel d2-d4 doorzet. Die systemen begreep Morphy zo goed, dat niemand minder dan Robert Fischer, de schaak-idol uit mijn jeugd, beweerde dat je beter de oude partijen van Morphy kon bestuderen, dan de nieuwste Russische theorieboeken. Kasparov vindt dat Fischer overdrijft. Dat zal ook wel, maar de potjes van Morphy zijn in elk geval veel leuker.

Alexander Beaufort Meek – Paul Morphy, Mobile, 1855.

1. e2-e4 e7-e5

2. Pg1–f3 Pb8-c6

3. d2-d4 e5xd4

Kennen jullie de Gouden Regels van de Opening? Pion in het centrum, stukken ontwikkelen, koning in veiligheid. Wie er wat preciezer over wil praten, heeft het over ‘tempi’. Iedere zet die bijdraagt aan de Gouden Regels, noemen we een ‘tempo’ en omdat dat dat Italiaans is, is het meervoud ‘tempi’. Vooral in de Open Spelen zijn die tempi van enorm belang. En Morphy was de eerste die dat goed begreep. Richard Reti legt het in zijn beroemde boek Masters of the Chessboard ongeveer zo uit. In de Schotse Opening is 3. … exd4 beslist geen tempoverlies. De zet ontwikkelt weliswaar geen stuk, maar vroeg of laat zal wit de pion toch met het paard moeten terugslaan en dat is ook geen ontwikkelingszet. Wanneer wit hier nu de normale zet 4. Pxd4 speelt, is de ruil 4. … Pxd4 5. Dxd4 wel tempoverlies. Voor de paardruil is zwart aan zet en hebben wit en zwart allebei één stuk ontwikkeld. Na de ruil is zwart opnieuw aan zet, maar heeft alleen wit een stuk ontwikkeld. Wit staat plotseling een tempo voor. Zwart moet hier dus geen paarden ruilen, maar gewoon verder ontwikkelen met bijvoorbeeld 4. … Pf6 5. Pc3 Lb4 6. Pxc6 (anders kan wit pion e4 niet verdedigen) bxc6 7. Ld3 d5! En na de ruil van pion e4 staat het ongeveer gelijk.

4. Lf1–c4 Lf8-c5

5. Pf3-g5

Wat krijgen we nou? Die Meek heeft zeker nooit van de gouden Regels gehoord.

5. … Pg8-h6!

Verdedigt en ontwikkelt tegelijkertijd. Dit is veel beter dan 5. … Pe5, want dan zondigt zwart ook tegen de Gouden Regels. Na 6.Pxf7 Pxf7 7.Lxf7+ Kxf7 8.Dh5+ g6 9.Dxc5 ontstaat bijna dezelfde stelling als in het volgende diagram. Er is één klein verschilletje en daardoor is de diagramstelling goed voor zwart en deze stelling goed voor wit.

Opgave 1: zoek het verschil!

6. Pg5xf7 Ph6xf7

7. Lc4xf7+ Ke8xf7

8. Dd1–h5+ g7-g6

9. Dh5xc5

Wit heeft met zijn combinatie een heleboel tempi afgeruild. Zijn mooi ontwikkelde pard en loper heeft hij geruild tegen zwarts juist ontwikkelde paard en loper. Even kijken of ie er wat mee opgeschoten is. Beide spelers hebben nu één stuk ontwikkeld. Materieel staat het gelijk. De koningen zijn nog niet in veiligheid. Maar zwart heeft een overzicht in het centrum, is aan zet en hij kan de witte dame gaan zitten opjagen. Hij kan daardoor supersnel ontwikkelen en dus tempi winnen.

9. … d7-d6

10. Dc5-b5 Th8-e8

Ineens heeft wit een probleem. Hij staat al een tempo achter. Als je goed kijkt, is zwarts koning ineens ook tamelijk veilig. Rokeren, wat misschien nog wel de beste zet is, kost een pion. 11. Pd2 is een onhandige ontwikkelingszet die Lc1 blokkeert en zo de hele witte damevleugel buitenspel zet. En 11. f3 helpt niet. Er volgt: 11. … Dh4+ 12. g3 Txe4+! 13. Kd1 (of 13. Kf2) Df6 en in het beste geval wint wit de tempi terug, maar blijft een pion achter.

11. Db5-b3+ d6-d5

12. f2-f3 Pc6-a5

13. Db3-d3 d5xe4

14. f3xe4 Dd8-h4+

15. g2-g3 Te8xe4+

Zonder daarvoor een tempo te hoeven inleveren, pakt wit een centrumpion.

16. Ke1–f2 Dh4-e7?

Hier maakt Morphy volgens mij een foutje. 16. … Df6+ wint gemakkelijk.

17. Pb1–d2?

Wit mist zijn kans om door snel te ontwikkelen een stel tempi terug te winnen: 17.Lc1–g5! De7-e5 18.Pb1–d2 Lc8-f5 19.Dd3-f3 en er is ineens weinig meer aan de hand.

17. …Te4-e3!

18. Dd3-b5

Het is belangrijk na te gaan dat andere zetten ook niets meer helpen. Bijvoorbeeld 18. Dxd4 Te2+ en nu:

A: 19. Kf1 Opgave 2: Hoe loopt wit dan mat?

B: 19. Kg1 Lh3 20.Dd5+ De6 en de afgesneden witte koning garandeert zwart de winst.

C: 19. Kf3 Lh3 20.Dd5+ Kg7 21. Dd4+ Kg8 22. Dd5+ Le6 23. Dxa5

Opgave 3: Hoe wordt wit nu geslacht?

18. … c7-c6

19. Db5-f1

19. …Lc8-h3!

20. Df1–d1

Opgave 4: na 20. Dxh3 is het snel uit. Bewijs het maar!

20. …Ta8-f8

21. Pd2-f3 Kf7-e8

Laten we nog even de tempi tellen. Zwart heeft een pion in het centrum, vijf stukken ontwikkeld en de koning staat veilig. Wit heeft niets ontwikkeld, behalve een stuk dat ie verliest. En zijn koning is al ongeveer in een matnet gevangen. Tempoverhouding: ongeveer één tegen zeven. Het is voorbij. Wit geeft op.

Oplossingen:

Opgave 1: In het diagram staat het zwarte paard op c6 en dekt dus pion d4. In de stelling uit de variant staat het paard op g8, is niet ontwikkeld en doet niet mee. Zwart heeft dus een tempo minder, verliest daardoor pion d4 en staat heel slecht.

Opgave 2: 19. … Lh3+ 20. Kg1 Te1 en nu 21. Kf2 De2 mat of 21. Pf1 Txf1 mat.

Opgave 3: 23. … Tf8+ 24. Kxe2 Lc4+ 25. Kd1 De2 mat.

Opgave 4: 20. Dxh3 Te2+ 21. Kf3 (anders is het mat) De3+ 22. Kg4 h5+ en wit moet de dame al geven want 23. Kh4 De7 is mat.

Het fragment via de viewer:

(De foto’s en illustratie zijn van onbekende bronnen)

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Voor de overzichtspagina klikt u hier.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.