30. … Db6+ 31. c5 Dxb3 32. cxd6 Db6+ 33. Kh1 Pc6 34. d7 Pd4 35. Dd5 Tg7 36. De4 Tgxd7 37. g3 Db3 38. f4 Dd5 39. Dxd5 Txd5 40. fxe5 fxe5 41. b4 Kf7 42. h3 Te8 43. g4 Td6 44. Td3 Td7 45. T1d2 Td5 46. Th2 a6 47. a4 Kf6 48. a5 Tb5 49. Td1 Pc6 50. Tb2 Pd4 51. Tbb1 Td5 52. Td2 Tc8 53. Tb3 Tc4 54. Tdb2 Pb5 55. Tb1 Tdd4 56. T3b2 Td3 57. Kg2 Pd4 58. Th1 Zwart heeft een gewonnen stelling, echter de tijdsdruk begint mee te wegen.
58. … Tcc3 59. Kf2 Txh3
Door materiaal te winnen hoopt zwart meer grip op de partij te krijgen.
60. Txh3 Txh3 61. Kg2 Tb3 62. Tc2 Txb4 63. Tc6+
Achter de paaltjes heeft zwart moeite met de verdediging.
63. … Kf7 64. Txa6 Tb5 65. Txh6 Txa5 66. Kg3 Tc5 67. Tg6 e4 68. Te6 e3 69. Txe3 Pc6 70. Te6 Pe5 71. Tf6+ Kg7 72. Th6 Pf7 73. Tf6 Kg8 74. Kf3 Kf8 75. Ke4 Tc2 76. Kd5 Td2+ 77. Ke6
Wit heeft nog dertien minuten bedenktijd, zwart nog 32 seconden. Op dat moment ziet de stelling er als volgt uit.
Zwart doet 77. … Td6+. Hij brengt de klok van wit in beweging en biedt remise aan. Wit accepteert dat.
Daarop ziet zwart dat hij zijn tegenstander heeft mat gezet. Hij beroept zich op artikel 5.1.a van de FIDE-regels.
De wedstrijdleider beslist dat de uitslag remise is. Tegen die beslissing tekent zwart bezwaar aan bij de competitieleider van de SGS. Ook vraagt hij mijn mening.
3.De opvattingen van Gijssen” name=”tekst3″>3.De opvattingen van Gijssen
Gijssen heeft over soortgelijke gevallen wel eens zijn mening gegeven, vgl. de volgende zaken.
In Peru heeft Alenadro Mendoza een vreemd geval meegemaakt. Een speler geeft de partij op. Echter de volgende dag gaat hij naar de wedstrijdleiding en claimt dat de uitslag van zijn partij ongeldig is. Aan de hand van zijn notatieformulier laat hij zien dat hij zijn tegenstander mat had gezet. De wedstrijdleiding accepteert deze claim niet, omdat beide spelers de eerdere uitslag hebben aanvaard.
Gijssen om raad gevraagd, citeert de artikelen 5.1 a en b, 7.4a en 8.7. Hij meent dat op grond van artikel 8.7 het voor een organisator mogelijk moet zijn de uitslag te wijzigen. Hij meent dat op grond van artikel 5.1 de partij door de matzet voorbij is. ‘De matzet hoeft niet te worden geclaimd, de partij is eenvoudig voorbij, en alles wat nadien is gebeurd is domweg niet meer relevant’, aldus Gijssen, april 2005, Those cheating ways.
Daar staat tegenover dat Hans van Mulekom heeft meegemaakt dat een speler een zet heeft gedaan waardoor de koning schaak komt te staan. Vervolgens biedt de speler remise aan en brengt de klok van de tegenstander in beweging. De tegenstander aanvaardt het aanbod. Na afloop van de partij ontdekken zij dat de koning niet alleen schaak staat, maar dat het zelfs mat is. Beide spelers hadden dat niet bemerkt. Hoe moet de uitslag luiden?
Gijsen wederom om advies gevraagd, citeert de artikelen 5.1 a en b en 9.1.b. Voor Gijssen is van belang te weten of mat werd ontdekt na afloop van de partij. Zijn interpretatie van ‘na de partij’ is dat de notatieformulieren zijn getekend als bevestiging van remise. ‘Als het voorval zich voordoet bij rapid of snelschaak waar geen notatieformulieren worden gebruikt, bestaat er naar hij aanneemt geen enkele twijfel over de echte bedoeling van de spelers dat remise is overeengekomen. Men kan betogen dat na de matzet de partij voorbij is en dat de remiseovereenkomst niet heeft plaatsgevonden tijdens de partij, omdat de partij al voorbij was. Niettemin ben ik van mening dat de remiseovereenkomst in stand blijft,’ aldus Gijssen, juni 2011, Leave the tournament? Lose points!
Wat zo lastig is aan deze antwoorden, is dat zij tegenstrijdig zijn.
5.1 a. De partij is gewonnen door de speler die de koning van zijn tegenstander heeft matgezet. Dit beëindigt de partij onmiddellijk, onder voorwaarde dat de zet waarmee de matpositie werd bereikt, reglementair was.
5.2 c. De partij is remise als beide spelers dit tijdens de partij overeenkomen. Dit beëindigt de partij onmiddellijk (zie artikel 9.1).
7.4 a. Als tijdens een partij blijkt dat er een onreglementaire zet is voltooid, waaronder ook begrepen wordt het slaan van de koning van de tegenstander of het niet voldoen aan alle eisen aangaande promotie, moet de stelling teruggebracht worden naar de stelling onmiddellijk voorafgaand aan de onregelmatigheid. Als deze niet kan worden bepaald, moet de partij voortgezet worden vanuit de laatste vast te stellen stelling voor de onregelmatigheid. De klokken moeten worden bijgesteld overeenkomstig artikel 6.13. De artikelen 4.3 en 4.6 zijn van toepassing op de zet die de onreglementaire zet vervangt. De partij moet dan worden voortgezet vanuit deze herstelde stelling.
8.7 Aan het eind van de partij dienen beide spelers beide notatieformulieren te ondertekenen, waarbij de uitslag van de partij wordt aangegeven. Zelfs als deze incorrect is, blijft de uitslag gehandhaafd tenzij de arbiter anders beslist.
9.1 b. Als het toernooireglement een remiseovereenkomst toestaat dan gelden de volgende regels:
1. Een speler die remise wil aanbieden, dient dit te doen nadat hij zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, en voordat hij zijn klok stilzet en de klok van zijn tegenstander in gang brengt. Een remiseaanbod op elk ander moment tijdens de partij is wel geldig, maar moet worden getoetst aan artikel 12.6. Aan het aanbod kunnen geen voorwaarden
worden verbonden. In beide gevallen kan het aanbod niet worden ingetrokken en blijft het van kracht totdat de tegenstander het aanneemt, het mondeling afwijst, het afwijst door een stuk aan te raken met de bedoeling er een zet mee te doen of het te slaan, of de partij op een andere wijze is beëindigd.
En tot slot luidt artikel 13.1 als volgt:
13.1 De arbiter moet erop toezien dat de FIDE-regels strikt worden nageleefd.
6. Het Voorwoord op de FIDE-regels” name=”tekst6″>6. Het Voorwoord op de FIDE-regels
Het Voorwoord van de FIDE-regels luidt in het Engels onder meer:
The Laws of Chess cannot cover all possible situations that may arise during a game, nor can they regulate all administrative questions. Where cases are not precisely regulated by an Article of the Laws, it should be possible to reach a correct decision by studying analogous situations which are discussed in the Laws. The Laws assume that arbiters have the necessary competence, sound judgement and absolute objectivity. Too detailed a rule might deprive the arbiter of his freedom of judgement and thus prevent him from finding the solution to a problem dictated by fairness, logic and special factors.
FIDE appeals to all chess players and federations to accept this view.
Omdat de vertaling van de KNSB onduidelijk is, heb ik een eigen vertaling gemaakt, die luidt als volgt.
‘De FIDE-regels kunnen niet alle gevallen regelen die mogelijk kunnen voorkomen tijdens een partij. Ook kunnen de regels geen antwoord geven op alle problemen waarmee een wedstrijdleider te maken kan krijgen. Indien gevallen niet precies zijn geregeld in een artikel van de FIDE-regels, moet de wedstrijdleider proberen een juiste beslissing te geven door naar analogie te redeneren aan de hand van situaties die wel zijn geregeld in de FIDE-regels.
De FIDE-regels gaan ervan uit dat de wedstrijdleider beschikt over de vereiste deskundigheid, over een goed beoordelingsvermogen en dat hij volstrekt objectief is.
Een te precies geformuleerde regel kan de wedstrijdleider zijn beoordelingsruimte ontnemen, waardoor hij wordt tegengehouden het probleem op te lossen
– gebaseerd op redelijkheid en billijkheid,
– op logisch redeneren en
– en om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval.
De FIDE doet een beroep op alle schakers en schaakbonden deze opvatting te aanvaarden.’
Het Voorwoord is niet in strijd met artikel 13.1 van de FIDE-regels. Dat blijkt wel, nu in het kopje van artikel 13 uitdrukkelijk tussen haakjes wordt verwezen naar het Voorwoord, ook in de Engelse versie, vgl.
– Article 13: The role of the Arbiter (See Preface)
– Artikel 13: De taak van de arbiter (zie Voorwoord)
In wezen bestaat het beoordelen van een zaak op grond van het Voorwoord op de FIDE-regels uit twee fasen. Die overigens soms moeilijk zijn te scheiden. Bij de uitleg gaat het om het idee.
De eerste fase gaat om de vraag of een bepaald voorval tijdens een schaakpartij een bijzondere gebeurtenis is waarop geen regel in de FIDE-regels van toepassing is of niet van toepassing hoort te zijn.
De tweede fase gaat over de vervolgvraag: als er sprake is van een bijzondere gebeurtenis wat moet de arbiter dan beslissen?
In 1979 en 1981 hielp ik bij het organiseren van twee Oudemeester Grand Prix, met onder andere Korchnoi etc. We hadden geen ‘officiële’ arbiters. We hadden geen problemen. Organiseren en het zijn van arbiter is een kwestie van gezond verstand (‘common sense’) en niet van diploma’s!
www.chessvibes.com/reports/fide-on-player-licences-a-major-misunderstanding
Ook in het gewone leven kan soms rekening worden gehouden met de redelijkheid en billijkheid. Die redelijkheid en billijkheid (goede trouw) ziet vooral op het beoordelen van de relatie tussen de spelers onderling. Of, zoals het heet ‘de aanvullende en corrigerende werking van de redelijkheid en billijkheid’. Soms is een regel in het geval dat moet worden beslist, onvoldoende duidelijk. Dan kan de redelijkheid en billijkheid die regel aanvullen. Een andere keer is in een voorkomend geval een regel veel te hard, dan kan de redelijkheid en billijkheid die regel corrigeren.
Van belang is wat bijvoorbeeld spelers over en weer van elkaar mogen verwachten.
Het logisch redeneren waarop het Voorwoord doelt, ziet op het interpreteren van de feiten en de regel/het recht. Het heeft betrekking op de taak van de wedstrijdleider. Ambtenaren moeten bij het uitvoeren van de wet de beginselen van behoorlijk bestuur en de behoorlijkheidsnormen toepassen. En tegenwoordig komt daar nog bij: kunnen de mensen de beslissing nog wel volgen?
Denk hierbij aan het voorbeeld K+P tegen K+P. Die stelling is volgens de arbiters geen remise, maar verloren voor de speler wiens vlag valt. Er is geen enkele grootmeester ter wereld, geen enkele schaker hoger dan stap 1 die zo’n beslissing begrijpt. Welnu, als alleen arbiters zo’n beslissing kunnen begrijpen, is die beslissing dwaas. De arbiters hebben zich vervreemd van de schakers en leven in een ivoren toren.
Tot slot geeft het Voorwoord een opdracht aan de wedstrijdleider rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval.
Juist in de sportwereld – ook in de schaakwereld – moet een wedstrijdleider in het belang van het bijbrengen van de sportiviteit bij de spelers deze drie beginselen in het oog houden. Indien een wedstrijdleider als een kip zonder kop de regels toepast, is dat slecht voorbeeldgedrag voor schakers. Het is fnuikend voor het bijbrengen van sportiviteit, voor het bijbrengen van een beetje begrip hebben voor een ander.
In paragraaf 3.10 van ‘Een introductie in het schaakrecht’ heb ik de volgende formule gegeven:
FIDE-regels + strikte naleving, met verstand = een gegeven voor een wedstrijdleider
Daar gaat het om: gebruik je common sense bij het uitvoeren van de FIDE-regels.
9.Tijdsdruk is wezenlijk element van schaken” name=”tekst9″>9.Tijdsdruk is wezenlijk element van schaken
In de SGS-zaak gaat het om een speler die de spanning van het schaken niet meer aankan als hij in tijdnood zit. Hij ziet het niet meer, hij is er doorheen, hij zit stuk. Zoals een marathonloper zijn krachten moet verdelen, zo moet de schaker zijn bedenktijd verdelen. Dat is een fundamentele regel in elke sport.
Zelfbeheersing is van groot belang in het dagelijkse leven. Ook in onze samenleving moeten onder tijdsdruk (zware) beslissingen worden genomen. En ik heb de indruk dat in onze jachtige tijd in sommige beroepen die krappe tijdsdruk steeds belangrijker wordt. Voor steeds meer functies geldt als eis dat iemand stressbestendig moet zijn. In wezen geldt tijdsdruk met name voor alle opleidingen: onvermijdelijk komt er het moment van een toets, een tentamen, een examen etc. Zorgen dat de betrokkene de stof tijdig beheerst. Binnen de afgesproken tijd moet het werk zijn opgeleverd. Binnen zoveel dagen moet een bezwaar- of beroepschrift zijn ingediend.
Schaken is een denksport. Dat de SGS-schaker zijn krachten niet goed heeft verdeeld, is zijn eigen verantwoordelijkheid: het komt voor zijn eigen rekening en risico. Het kunnen beheersen van de zenuwen is een wezenlijk onderdeel van schaken. Dat betekent op verstandige wijze de bedenktijd verdelen, en rekening houden met het moeten nemen van beslissingen onder tijdsdruk. Neemt men deze elementen weg, is schaken geen sport meer te noemen. Daarom betreur ik ook de invoering van de incrementregel in de KNSB-competitie (waar arbiters uit eigen belang zo voor pleiten, omdat ze met hun zwarte-kousen-interpretaties er zelf een janboel van hebben gemaakt).
Een reactie op het Australische arbitersforum van 21 april 2013:
There are probably almost no analogue clocks in use now, no comps run on them – but really has the game progressed?
One other person and myself stated the lateness of arriving home after increment time plus long travel time – this still deters me, it stuffs up the next day (at least when you get older it does). It is okay if no responsibilities.
The arbiters can sit on their back sides and less controversy but completely changes the aspect of the game for someone who was good at time and hated losing that natural advantage. They can play without me.
Maar deze laatste reactie als hartekreet terzijde.
Foto: sir Francis
In de ene schaal liggen de argumenten dat ‘mat de partij heeft beëindigd’, in de andere schaal dat ‘de remise-overeenkomst de partij heeft beëindigd/belofte maakt schuld’. Wat weegt zwaarder?
De schaal dat de matzet voorgaat bevat de volgende argumenten. In artikel 5.1a is bepaald dat de matzet de partij onmiddellijk beëindigt. ‘De matzet hoeft niet te worden geclaimd, de partij is eenvoudig voorbij, en alles wat nadien is gebeurd is domweg niet meer relevant’, zo zegt Gijssen het, vgl. april 2005, Those cheating ways.
De schaal dat de remise-overeenkomst voorgaat, bevat de volgende argumenten. Een schaker die meent dat de partij nog aan de gang is, moet niet voor de grap remise aanbieden. Remise aanbieden is een hoogst ernstige aangelegenheid. Een speler moet dan ook opletten als hij remise aanbiedt. Als hij dat doet na wat later blijkt de matzet te zijn, blijft hij gebonden aan zijn gegeven woord. Een beroep doen op dwaling kan niet slagen. Daar is dwaling niet voor, want van een speler mocht worden verwacht dat hij bewust, willens en wetens remise aanbood. Wat er ook van zij, de speler zit vast aan zijn remise-aanbod. De speler mag niet terugkrabbelen, hij mag zijn aanbod niet intrekken. Precies zoals hij zijn gedane zet niet mag terugnemen. Zo gaat het ook in het dagelijks leven als iemand onder tijdsdruk een voorlopig koopcontract heeft getekend, en daar spijt van heeft, is dat ook te laat.
Het afwegen van de argumenten is geen wiskunde, maar een persoonlijke aangelegenheid. De SGS-zaak is een voorbeeld van een geval waarbij de correctie van het Voorwoord op artikel 5.1 (mat beëindigt de partij onmiddellijk) van toepassing is. Strikt vasthouden aan de toepassing van artikel 5.1 is in strijd met een of meer elementen van het Voorwoord.
Ik meen dan ook dat de wedstrijdleider de partij terecht remise heeft verklaard.
Tot slot: met dank aan de zwartspeler voor zijn informatie over de zaak.
Nog niet lang geleden eenzelfde voorbeeld gehad, maar dan met pat.
In een bekerwedstrijd met drie partijen in tijdnood ziet de wedstrijdleider dat bord 3 pat is. Hij vult remise in op het wedstrijdformulier en richt zijn aandacht op de overige twee borden.
Nadat die partijen afgelopen zijn blijkt dat de schaker die pat stond na minuten nadenken de partij heeft opgegeven. Beide spelers hebben de zachte uitroep van de wedstrijdleider "dat is pat" niet gehoord en beiden hebben dus ook minuten naar een pat-stelling zitten kijken zonder te realiseren dat het pat was.
De wedstrijdleider handhaaft pat ook omdat de overige twee spelers de stand hadden doorgekregen
Om eerlijk te zijn, het waren geen minuten maar 20-30 seconden, in de spanning voelt het echter als minuten.
Bij pat moet je wel goed opletten als wedstrijdleider. Aan een stelling alleen kun je niet zien of het pat is of niet. Het hangt er namelijk van af welke speler aan zet is. Wanneer twee spelers allebei naar een stelling staren, kun je dus niet weten of het pat is, tenzij je de voorafgaande zet hebt gezien. De stand van de klok geeft ook geen uitsluitsel, aangezien een speler gezet kan hebben, maar vergeten is de klok in te drukken.
Voor wat betreft de casus van het remiseaanbod terwijl mat reeds een feit is: de conclusie van Pieter de Groot en het besluit van de wedstrijdleider ter plaatse zijn beide onjuist. Mat is mat. Alles wat er daarna gebeurt is niet relevant, de spelers hebben er verder ook niets meer over te zeggen. Het belang van de uitslag overtreft ook het belang van de partij en de spelers. De uitslag is namelijk onderdeel van het toernooi en/of de teamuitslag.
In dit geval had de wedstrijdleider gezien wie aan zet was. Hij hield de partij nl in de gaten en zag het gebeuren.
Ik vind het bijzonder dat een voorwoord een dwingendrechtelijke bepaling ("mat beëindigt de partij") opzij kan zetten. Zo kun je dus met een beroep op het voorwoord alle jouw onwelgevallige beslissingen op basis van gevoelsargumenten, ondersteund door het voorwoord, opzij gaan zetten. Lijkt mij nogal afbreuk te doen aan de rechtszekerheid.
Mat beëindigt de partij, daar is geen speld tussen te krijgen, zelfs niet een naderhand tussen de spelers overeengekomen andere uitslag.
Ik denk dat analogie met een andere sport wel goed mogelijk is: Een voetballer scoort terwijl zijn ploeg eigenlijk de bal uit het veld wil schieten omdat er een tegenstander geblesseerd is. Dit is wel eens goedgemaakt doordat het team er daarna aan meewerkt de tegenstander ook een doelpunt te laten scoren. Maar dus niet door bij de scheidsrechter te vragen het doelpunt te annuleren. Een bal over de lijn is een doelpunt, mat is een punt. Eind.
De tekst in het voorwoord leent zich m.i. slechts als aanvulling op de regels, d.w.z. indien de regels geen uitkomst bieden. Artt. 5.1.a en 5.2.c sluiten elkaars toepassing uit: de partij is beëindigd zodra (onder meer) mat is gezet, of remise is overeengekomen. Samenloop bestaat niet, totdat exact op hetzelfde moment mat wordt gezet als remise wordt overeengekomen. Dat vind ik zelfs voor een fictieve casus te fictief.
De vraag is dus niet: welke regel gaat voor, maar: wat gebeurde als eerst? In dit geval is mat gezet voordat het remise-aanbod kwam. Daarmee kwam de partij onmiddelijk ten einde en er is dus geen partij meer waarin remise aangeboden kon worden. Gelukje voor de zwartspeler dus.
Met het voorwoord kun je een regel niet opzij zetten; hooguit het beroep op zo’n regel. Maar dit lijkt me niet het geval bij een regel als 5.1.a, die de arbiter ambtshalve moet toepassen.
Punt 9, Tijdsdruk is wezenlijk element van schaken.
Ik vind het spelen met 30 seconden increment wel een verbetering. De tijdsdruk is niet weg als je die tijd per zet erbij krijgt. Een vaste eindtijd voor bijvoorbeeld een examen is logisch. Je weet hoeveel vragen je krijgt, en dan kan je een planning maken. Bij schaken weet je niet van te voren hoeveel zetten je moet doen. Schaken is dus te vergelijken met een examen waarbij het van te voren niet vaststaat hoeveel vragen je moet beantwoorden. Dan vind ik het logisch om de tijd die je voor je examen krijgt te laten afhangen van het aantal vragen.
@Jeroen Schuil,
Het recht is (gelukkig) niet altijd zo zwart wit. De ene keer is de regel hard en laat zij geen afwijking toe (afgaan van een mobiele telefoon omdat het de betrekkingen met andere spelers betreft) of omdat de regelgever uitdrukkelijk geen afwijkingen wil (bijvoorbeeld bij telaatkomen), en de andere keer wel (omdat het ziet op de relatie speler en tegenstander). Dat laatste is nu eenmaal de zeer beperkte ruimte die het Voorwoord biedt.
De ruimte die het Voorwoord uitdrukkelijk biedt om in bijzondere gevallen van de FIDE-regels af te wijken, mag niet worden weggeëecarteerd door een voorschrift dat niet te doen. Zou men dat wel doen, is dat een zorgelijke ontwikkeling. Wellicht dat ik een volgend artikel nog een voorbeeld kan geven van de toepassing van het Voorwoord op een zaak.
Dat de afweging anders kan uitvallen heeft ook te maken een schuivende waarden, het voortschrijdend inzicht. Over tien jaar denken we onder invloed van bepaalde voorbeelden wellicht anders over bepaalde kwesties, en valt de afweging anders uit. Vergelijk bijvoorbeeld de twee verschillende antwoorden van Gijssen. De ene keer vond hield hij vast aan de regel, de andere keer niet. Zij het dat Gijssen er in het tweede geval niet in slaagt zijn mening te motiveren, sterker nog hij motiveert helemaal niet: hij laat zijn hart spreken.
Bij redelijkheid en billijkheid gaat het om twee verschillende facetten. Bij redelijkheid om je verstand, bij billijkheid om je gevoel, je hart. Welnu, het gaat om de combinatie van die twee, en die is vaak moeilijk onder woorden te brengen. Maar een begin van een motivering moet wel te geven zijn. Echter, door die gevoelskwestie is de motivering niet helemaal sluitend te geven, en ontstaat er een sprong naar de beslissing (de zgn. sprong van Bregstein).
Zo gaat het ook in het dagelijkse leven. Dat is heel normaal. Uiteindelijk gaat het om een afweging: en de ene kan nu eenmaal anders afwegen dan de andere. Het heeft te maken met overtuiging. En soms kunnen mensen elkaar niet overtuigen. Indien de wedstrijdleider in zijn beslissing uitdrukkelijk verwijst naar het Voorwoord, wordt in bezwaar en beroep zijn beslissing marginaal getoetst.
@Pieter,
het gaat er bij mij niet in dat je een zo duidelijke regel als "mat beëindigt de partij" in dit geval opzij zou kunnen zetten door een partijafspraak, ook al is deze afgeleid op een voorwoord (dus niet eens de codificatie zelf!). Elke afspraak na de partij doet er m.i. niet meer toe.
In de uitspraken van Geurt Gijssen lees ik echter van 2005 naar 2011 een verschuiving in de interpretatie. Hij beroept zich daarbij niet op het voorwoord maar concludeert zonder nadere uitleg. Ik vind beiden een zwaktebod en bezie een en ander in verband met de rechtszekerheid toch liever zwart-wit.
Ik zal de vraag ook aan Geurt voorleggen.
Ik heb een vraag geformuleerd, vanavond de Engelse tekst even controleren en hopelijk eind mei de mening van Geurt op Chesscafe.
Mat is een fundamenteel onderdeel van het schaakspel. De hele partij is erop gericht de tegenstander uiteindelijk schaakmat te zetten.
Het is dan ook buitengewoon vreemd dat Pieter de Groot daar nu aan wil tornen. "Ja, het is wel mat, maar je hebt naderhand ook remise aangeboden – en dat laatste telt dan zwaarder!" Deze opvatting is losgeslagen van de werkelijkheid.
Stel nu, dat de zwartspeler na het uitvoeren van de zet 77.Td6# de partij had opgegeven. Zou dat dan ook zwaarder tellen dan het mat? Ik zie het al voor mij, na afloop van de partij samen aan de bar. "Joh, als jij mij nu nog een lentebok geeft, dan geef ik de partij alsnog op!".
Overignes begrijp ik ook niet waarom er zoveel gewicht wordt gegeven aan de opvattingen van ene Geurt Gijssen, te meer daar hij blijkbaar verschillende antwoorden heeft gegeven op dezelfde vraag.
Mat is relatief geworden. Alle schaakboeken moet worden herschreven. Probleemcomponisten hebben nieuw materiaal. Een matstelling kan nu ook eindigen met remise.
Helaas is een kenmerk van veel schakers: het is zwart of wit. Een andere mogelijkheid is er niet. Echter, het is allemaal niet zo zwart wit als Lucas ons wil doet voorspiegelen. Mat blijft mat. Echter, een hoogst enkele keer houdt de arbiter op grond van het Voorwoord rekening met de bijzondere omstandigheden van het geval.
Het voorbeeld van Lucas van het opzettelijk opgeven na de matzet is geen bijzonder geval. Het is een voorbeeld van de boel bij de benen nemen. Een klein beetje gezond verstand is al voldoende om dat te begrijpen. Dus blijft de matzet overeind staan.
Als het team van Lucas in de laatste ronde strijdt tegen degradatie en de uitslag van de partij van Lucas moet minimaal remise zijn om degradatie te voorkomen, en Lucas’ tegenstander – die door de tijdnood en de spanning niet meer ziet welke zetten hij moet doen – biedt na de matzet (waarvan hij niet weet dat dat de matzet is) remise aan, neemt Lucas het aanbod aan. Hij schreeuwt moord en brand als de wedstrijdleider de partij voor hem verloren verklaart. En anders doen zijn teamgenoten dat wel.
Dat is nu het recht: de kunst van het redelijke en billijke. Op grond van het Voorwoord kan een wedstrijdleider rekening houden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Door dat te doen wordt mat helemaal niet relatief. Overdrijven is ook een vak. Of, wat ik Lucas adviseer: hij moet pleiten bij de scheidsrechterscommissie van de KNSB (of bij zijn regionale bond) om de procedure in gang te zetten het Voorwoord op de FIDE-regels buiten werking te stellen. Als de Bondsraad of de algemene ledenvergadering dat voorstel overneemt, heeft hij zijn doel bereikt.
Het voorbeeld van K+P tegen K+P snijdt in mijn ogen geen hout. Het is logica die ik niet begrijp, zie mijn blog ‘Dwaze beslissing?’ In een latere blog ga ik in op de kern van de zaak. Overigens heel interessant dat je dit soort zaken bespreekt!
Helaas is een kenmerk van veel schakers: het is zwart of wit. Een andere mogelijkheid is er niet.
Inderdaad. Dat is nu juist de reden voor veel schakers om de schaaksport te beoefenen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld voetbal, waarbij over elk besluit van de arbiter onderhandeld kan worden. De arbiter zelf doet daar ook vrolijk aan mee, met redeneringen als "Je krijgt nu een waarschuwing voor deze overtreding, maar de volgende keer is het geel!". Deze koehandel komt in de schaaksport gelukkig niet voor.
Bij het schaken is vrijwel alles is duidelijk, er zijn bijna nooit misverstanden. Nou goed, misschien dat in 0,00000000000001% van de schaakpartijen een situatie voorkomt die niet precies is vastgelegd in het reglement. In dat geval mag de arbiter naar eer en geweten een besluit nemen. Maar de hier besproken casus behoort daar zeker niet toe. Zoals hierboven al door verschillende personen uitgelegd: in geval van mat is precies vastgelegd wat het resultaat van de partij is. Er is geen misverstand, geen onduidelijkheid, helemaal geen probleem.
Je kunt hooguit zeggen dat raar of grappigis dat de zwartspeler na afloop van de partij nog remise aanbiedt. Maar ook niet meer dan dat. Het beste is daar dan hartelijk om te lachen, en zeker geen moord en brand te schreeuwen zoals hierboven wordt gesuggereerd.
Aangezien er dus geen enkel misverstand is (behalve dan bij die toevallige wedstrijdleider), is het gehele Voorwoord dat Pieter erbij haalt, niet van toepassing.
Maar goed – laat ik ter wille van de discussie nu eens net doen alsof dat Voorwoord wél van toepassing is. Dan nóg ben ik het oneens met de redenering van Pieter.
Pieter brengt naar voren dat de zwartspeler niet wist dat hij mat gaf. Om die reden vindt hij het ongeldige remiseaanbod dat daarop volgt zwaarder wegen. Dit is een gelegenheidsargument. Nergens in schaakregels staat dat je moet weten wat je doet. De praktijk is nu juist dat schakers heel vaak niet precies weten wat ze doen. Vele zetten worden "automatisch" uitgevoerd. Is schaak geen schaak meer als de schaakgever niet weet dat hij schaak geeft? Nee. Is pat geen pat meer als de patgezette niet weet dat hij pat staat? Nee. En, zoals hier, is mat geen mat als de matzetter niet weet dat hij mat geeft. Nee. Mat blijft mat.
Pieter brengt het begrip billijkheid naar voren. Zijn gevoel zegt dat het niet helemaal eerlijk is dat zwartspeler wint, omdat hij óók, een fractie van een seconde later, remise heeft aangeboden.
Ik draai dat om: deze zwartspeler verdient de winst juist, omdat hij de matzet uitvoerde zonder dat hij wist dat het mat was! Blijkbaar werkte zijn intuitie, een hogere vorm van weten, zodanig dat hij automatisch de de ultieme zet uitvoerde, de zet die mat gaf en de partij onmiddellijk beëindigde. Dat verdient juist applaus!
Het is in dat licht dat ook zeer onbillijk van zijn tegenstander, de witspeler, om alsnog een remise te willen hebben. Ik begrijp dat niet. Je wordt matgezet en in plaats van de tegenstander te feliciteren met zijn prestatie, probeer je via een woordentrucje hem alsnog een half punt te ontfutselen. Onsportief.
Volgens mij is de zaak glashelder. De beslissing van de arbiter was onjuist. Zwart had het punt moeten krijgen. Zie:
De partij is remise als beide spelers dit tijdens de partij overeenkomen. Dit beëindigt de partij onmiddellijk (zie artikel 9.1)
De crux zit in het woord tijdens. De partij was echter al beëindigd omdat wit mat stond. Een partij kan toch niet twee keer eindigen? Waar je in zo’n geval naar moet kijken is simpel: Wat is er als eerste gebeurd?
Dat was overduidelijk de matzet. Die matzet, zie artikel 5.1.a beëindigt de partij onmiddellijk. Daarna is er dus geen ‘tijdens de partij’ meer. Het is de logica waar het voorwoord van de FIDE-regels uitdrukkelijk naar verwijst. Of één of beide spelers het hebben opgemerkt doet feitelijk niet ter zake. Er zijn zoveel dingen die mensen niet opmerken tijdens een schaakpartij.
Dat het strikt vasthouden aan de toepassing van artikel 5.1 in strijd is met een of meer elementen van het voorwoord is naar mijn smaak onjuist. Het voorwoord zegt zelfs met zoveel woorden:
‘De regels gelden en moeten worden toegepast. Maar je kunt nu eenmaal niet alles regelen. Als je meent dat het reglement ergens niet in voorziet, dan geldt het voorwoord en anders niet.’
Het gaat al helemaal niet om, zoals Pieter betoogt, een persoonlijke aangelegenheid. Vrouwe justitia draagt niet voor niets een blinddoek. Lees nog een keer deze zin uit het voorwoord:
In de Regels wordt er vanuit gegaan dat arbiters over de vereiste bekwaamheid beschikken, een goed beoordelingsvermogen hebben en volstrekt objectief zijn.
Kortom: het voorwoord is slechts van toepassing als je er met de bestaande regels niet uitkomt. Dat een schaker in een soort roes verkeert en veronderstelt dat de partij nog aan de gang is doet er niet toe. Na het mat was het gewoon over en uit.
Zie ook mijn blog ‘Wat zeggen de schaakregels over een gevalletje van schaakblindheid?’
Zie hier de correcte weergave van het voorwoord (sorry Pieter je vertaling klopt niet helemaal).
In principe vind ik ook dat het mat telt, maar wat doe je als iemand een uitslag ondertekent en uren later in het hotel erachter komt dat het ergens mat, of pat, stond? Moet de uitslag veranderd worden en de indeling van de volgende ronde in het toernooi ook? Of moet de ondertekende uitslag gehandhaafd blijven? Het kan ook nog gebeuren dat iemand een mat uit ronde 2 pas ziet als hij de partij 3 dagen later na ronde 5 in de computer invoert.
De kernvraag wordt dus, blijft mat echt altijd mat, of zijn er ergens toch uitzonderingen?
Paul-Peter, jouw voorbeelden komen er op neer dat er een foutieve uitslag in de toernooiresultaten is verwerkt, en dat men daar pas later achter komt. Die situatie komt in de praktijk af te toe voor, vaak als gevolg van administratieve fout. In zo’n geval wordt wel de partijuitslag alsnog gewijzigd, maar zonder dat dat consequenties heeft voor de indeling en de nadien gespeelde ronden. Dus inderdaad, als je echt kunt bewijzen dat je in ronde 1 de tegenstander hebt matgezet, maar daar pas in ronde 5 achter komt, dan wordt de uitslag van die partij in ronde 1 alsnog gewijzigd.
@Michel,
Ik heb niet voor niets de officiële Engelse tekst opgenomen in mijn artikel. Dat is de tekst die bepalend is. Niet de vertaling van de KNSB (die ook maar is gemaakt door goedbedoelende vrijwilligers). Omdat ik die vertaling onjuist of onbegrijpelijk vind, heb ik een eigen vertaling gemaakt. Een vertaling met begripen die gangbaar zijn. Kennelijk vind je de vertaling van de KNSB beter. Mijn vragen aan jou:
– Kan jij de lezers uitleggen om welke ‘administratieve kwesties’ het gaat in de FIDE-regels (en dus niet competitie- of toernooireglement)?
– Kan je me uitleggen wat ‘fairness’ is? Is dat ‘billijkheid’ zoals de vertaling van de KNSB luidt? Als dat de vertaling is, zou dat in deze zaak pas echt geestig wezen. De vertaling ‘eerlijk’ verwijst ook naar iemand integriteit. Is een beslissing nog wel eerlijk als deze betekent dat in een sport een speler zich niet hoeft te houden aan zijn gegeven woord?
– En ‘special factors’: bijzondere omstandigheden. Kunnen er omstandigheden een rol spelen die niets met het geval te maken hebben?
Over K+P tegen K+P zie: Het schandaal op het wereldkampioenschap voor vrouwen
pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_111.html
En aantekening 1 en 3 van ‘is schaken een sport?’
pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_146.html
Het onderhavige geval plus K+P tegen K+P laten zien dat als men zich letterlijk vastklampt aan de FIDE-regels, de sportiviteit is weggejuridiseerd uit het schaakspel.
@Lucas,
Wat betreft de toepassing van het Voorwoord verschillen wij van mening. Ik kan slechts verwijzen naar mijn artikel. Recht is geen wiskunde, het is vaak een kwestie van overtuigen, en dat lukt niet altijd. Zo gaat het ook in het dagelijkse leven.
Billijkheid is niet genoeg, het gaat om redelijkheid èn billijkheid. Zowel het verstand als het gevoel, het hart. Gevoel alleen is niet genoeg. Gijssen liet slechts zijn gevoel spreken. Dat nu is voor het nemen van een beslissing veel te weinig. Zijn antwoord is dan ook vanwege het motiveringsgebrek onjuist. Hij had meer moeten uitleggen. Er moet een motivering worden gegeven, zij het dat die vaak niet voor 100% sluitend is te geven, vandaar een sprong in de redenering. Zie de inhoud van de andere schaal in mijn stukje.
Er bestaan overigens twee soorten vrouwe Justitia, de ene met blinddoek, de andere zonder. De officiële is zonder blinddoek: de rechter kijkt de verdachte, de betrokkenen recht in het gezicht om hem te laten weten: ‘Ik ben niet bang voor je. Ik kijk je aan en luister.’ Toen in de Middeleeuwen rechters corrupt bleken en luisterden naar de rijken en niet naar de armen, kwam het idee op om de rechter symbolisch een blinddoek voor te doen, zodat hij niet kon zien wie rijk was of arm (bij de top in de schaakwereld speelde – of misschien speelt – dit overigens wel degelijk een rol. De speler met de hoogste rating krijgt eerder gelijk, omdat men vreest dat hij anders wegloopt uit het toernooi). Laten we juist hopen dat die blinddoek niet nodig is, omdat de wedstrijdleider niet bang is voor welke speler dan ook.
@Paul-Peter,
Er bestaan meer voorbeelden dat men uren na de wedstrijd onregelmatigheden ontdekt die zich hebben voorgedaan in een partij. Dat levert altijd soortgelijke commentaren op als in dit geval. Voor diegenen die zich blijven vastklampen aan de regel geldt: ‘Jeder Konsequenz führt zum Teufel’. Zo zit het schaakrecht niet in elkaar.
Lucas,
een mat uit de eerste ronde van een toernooi pas ronden later alsnog toekennen verstoort wel het toernooiverloop.
Als het een Zwitsers toernooi is heeft de speler ronden lang een zwakkere tegenstander gehad, en dan krijgt hij ineens een punt erbij.
Houd ook rekening met de situatie dat een speler denkt dat remise een uitslag is met goede kansen op de toernooizege. Dan komt ineens die concurrent voorbijfietsen met zijn mat uit de eerste ronde. Dus ergens moet er toch wel een grens zijn, ga je daar voorbij dan telt het mat niet meer. De vraag blijft dan staan waar die grens ligt. Een competitiewedstrijd kan ook verstoord worden. Bord 6 noteert ½-½, dan staat het op een gegeven moment 5-4, dan denkt bord 2, mooi de remise pakken en 5½-4½ winnen. Op dat moment komt de speler van bord 6 erachter dat het mat was. Is 5-5 dan wel een gerechtvaardigde uitslag?
Paul-Peter, alles wat je zegt is waar en je voorbeelden zijn terecht. Echter, dit zijn allemaal administratieve kwesties. Natuurlijk kunnen die administratieve problemen verstorend, lastig en vervelend zijn. Maar ze veranderen niets aan de gespeelde schaakpartij. Deze situaties komen niet vaak genoeg voor om er een aparte regeling voor te bedenken. Als dat wel zo zou zijn, dan zou je er ook weer een administratieve oplossing voor kunnen verzinnen, bijvoorbeeld het mat en de partijwinst toekennen (volgens het reglement), maar tegelijkertijd een punt aftrek in de toernooitabel wegens verstoring van het toernooiverloop. Dit is een fictief voorbeeld van mij, in de praktijk gebeurt dat niet, omdat, zoals gezegd, het te weinig voorkomt.
@Pieter De vertaling van de KNSB blijft dichter bij het Engels dan jouw vertaling. Dat is de aanmerking die ik er op heb. Ik ga er niet voetstoots vanuit dat iedereen de Engelse tekst er bij houdt, laat staan dat de lading voor iedereen helemaal duidelijk is. Maar jouw vertaling van deze zin:
The Laws of Chess cannot cover all possible situations that may arise during a game, nor can they regulate all administrative questions.
in
De FIDE-regels kunnen niet alle gevallen regelen die mogelijk kunnen voorkomen tijdens een partij. Ook kunnen de regels geen antwoord geven op alle problemen waarmee een wedstrijdleider te maken kan krijgen.
klopt niet. Die wedstrijdleider wordt hier niet eens genoemd. Die komt pas later aan bod. De correcte vertaling lijkt me:
De FIDE-regels voor het Schaakspel kunnen niet alle mogelijke situaties dekken die tijdens een partij voorkomen. Evenmin kunnen ze alle administratieve en organisatorische kwesties regelen.
Het Engelse woord ‘administrative’ is een breder begrip dan wij in Nederland hanteren. Wij vinden administratie vooral papierwerk. In het Engels gaat het verder en bedoelt men vaak ook organisatorisch. Dus op dat punt schiet ook de KNSB-vertaling wat tekort. Denk bijvoorbeeld aan wat de Amerikanen zeggen ‘our administration’. Daarmee bedoelen ze zoiets als onze regering.
Nu het woord fair: eerlijk, billijk, schappelijk, redelijk, oprecht, redelijke, rechtschapen, deugdzaam, eerzaam.
Uit het grote aantal synoniemen, kun je opmaken dat wij dit woord niet precies kunnen vertalen. Daarom vind ik de KNSB vertaling nog zo gek niet. En ik heb ook geen moeite moet jouw ‘redelijkheid en billijkheid’. Wat zo’n beetje het uitgangspunt is in het Nederlandse recht.
Verder vind ik weinig onduidelijkheden in de KNSB-vertaling van het voorwoord. Hier vind je de vertaling
@Pieter
Wat is redelijk en billijk? Stel je de volgende situatie eens voor. Een speler knokt om het kampioenschap van zijn club. Het is de laatste ronde. Hij moet winnen om kampioen te worden. Hij belandt in een eindspel met K+P tegen K+P. Zijn tegenstander heeft nog slechts 20 seconden om zijn zetten te doen. En dat zijn er 50 als je bedenkt dat zojuist het laatste stuk is geslagen. Hij besluit zijn tegenstander door zijn vlag te jagen. Ik vermoed dat veel clubleden hem niet feliciteren met zijn op onsportieve wijze (dat vind ik dus ook) behaalde kampioenschap.
Een paar weken later doet zich een soortgelijke situatie voor. Nu in de laatste partij van een teamwedstrijd. Verder is de situatie identiek. ‘Onze speler’ moet winnen en dan winnen wij de wedstrijd en zijn wij kampioen. De speler besluit precies hetzelfde te doen en jaagt zijn tegenstander door zijn vlag. Hoe zouden zijn clubgenoten nu reageren? Ik vermoed dat ze in koor roepen ‘geweldig gedaan’!
Ik hoop dat ik hiermee duidelijk heb gemaakt dat situaties en hoe wij er op reageren verschillen. En daarom is het zo goed dat er regels zijn. Zowel de regels als het voorwoord zeggen dat je die regels moet hanteren en als dat onmogelijk blijkt er zo dicht mogelijk tegenaan moet gaan zitten (vergelijkbare situaties en regels toepassen).
Pieter, jouw interpretatie komt me nogal ruim voor. Het voorwoord is hier niet van toepassing omdat je prima met de regels uit de voeten kunt. Of iedereen dat als redelijk en billijk ervaart is een andere zaak. Maar zoals je gezien hebt kunnen wij daarover tot in lengte van dagen van mening verschillen. Mat blijft voor mij gewoon mat. Einde partij.
‘Administrative questions’; administratie = bestuur. ‘Administratieve zaken’ betekent hetzelfde als: bestuurszaken. De eerste term werd vooral gebezigd in de jaren voor 1980 (zo bestond het vak Administratief recht, dat nadien Bestuursrecht werd genoemd, denk bijvoorbeeld aan de Algemene wet bestuursrecht). Bij veel overheidsinstanties kent men de ‘dienst bestuurszaken’, en ‘afdeling bestuurlijke aangelegenheden’ o.i.d. Deze behandelen zaken die gaan over de relatie burger – bestuur, zoals aanvragen, bezwaarschriften, klachten, vragen uit de gemeenteraad etc.
Wat het Voorwoord betreft gaat het dus om ‘bestuurszaken’. Maar, wie is belast met de bestuurszaken, met de uitvoering van de regels? Dat is die persoon die later in het Voorwoord op de proppen komt, de arbiter. De termen ‘administratie’ (een term die we niet meer gebruiken) en ‘organisatie’ (ik kan het mis hebben, maar m.u.v. het aanwijzen van assistent-arbiters valt er weinig te organiseren in de FIDE-regels) zijn verwarrend. En dat geldt ook als de term bestuurzaken wordt gebruikt (dat zegt de meeste schakers en arbiters niets, of ze denken aan zaken van het bestuur van de KNSB of eigen vereniging). Omdat regels begrijpelijk moeten zijn – ook voor de gewone schaker en wedstrijdleider – heb ik ‘administrative questions’ vertaald als: ‘alle problemen waarmee een wedstrijdleider te maken kan krijgen.’ Dat omvat alles wat met de uitvoering van de FIDE-regels heeft te maken. Door het zo te formuleren kan het nooit fout zijn, terwijl het voor lezers wel begrijpelijker is dan ‘administratieve zaken’.
Verder heb ik de terminologie gebruikt die gangbaar is bij regels.
De Nederlandse schaakwereld is hondstrouw aan de letterlijke woorden van regels. We zijn in de rechtsontwikkeling blijven steken in het jaar 1900. Toen ‘recht’ nog de betekenis had van: wetmatigheid. We hielden in ons land (en overigens gold dat ook voor de landen om ons heen) precies en letterlijk aan de woorden van de wet. Er bestaan vele bespottelijke voorbeelden uit de jurisprudentie van voor die tijd met leuke termen, zoals de Zutphense waterjuffouw.
Een leuke is het volgende dat in die tijd zich in Duitsland voordeed. Iemand laat op een schip een waardevol glas vallen. Indien het glas op het dek valt en kapot gaat, moet degene die het glas liet vallen de schade vergoeden. Echter, als het glas overboord in het water valt, en dus niet kapot gaat, hoeft de veroorzaker niet de schade te vergoeden.
Na 1919 gaat het in het recht niet om ‘wetmatigheid’, maar om rechtmatigheid. En de afgelopen twintig jaar is de rechtsontwikkeling nog verder gemoderniseerd.
Ik durf het nog niet hardop te zeggen, maar mijn indruk is dat het schaakrecht in de negentiende eeuw is blijven steken. Misschien dat ik er nog es enkele artikelen over dit fenomeen schrijf. David Schields en Brenda Bredemeier lieten dat al zien in hun onderzoek: wedstrijdsport leidt eerder tot minder dan tot meer sportiviteit.
Het is het primitieve beginsel van ‘Als men mij een kunstje met de FIDE-regels (K+T tegen K+T is geen remise) heeft geflikt, wil ik dat in de toekomst ook met anderen uithalen.’ Kijk, zo blijven we in de rechtsontwikkeling van vroeger steken. En haken schakers af. Een leuk onderwerp voor een student om een scriptie over te schrijven.
De Nederlandse schaakwereld is hondstrouw aan de letterlijke woorden van regels. We zijn in de rechtsontwikkeling blijven steken in het jaar 1900. Toen ‘recht’ nog de betekenis had van: wetmatigheid.
Gelukkig wel! Ik hoop van harte dat dit ook zo blijft en dat wij schakers verschoond blijven van "moderne" rechtsspraak. Ik zie het al voor me: ja, mijn client heeft weliswaar fraude gepleegd door tijdens de partij een computer te raadplegen, maar hij was op dat moment tijdelijk verminderd toerekeningsvatbaar. Dus we kunnen het hem niet aanrekenen.
Het probleem van verlies door tijdsoverschrijding in een K+P tegen K+P eindspel is eenvoudig opgelost door het toenemend gebruik van een tijdsincrement per zet.
Los daarvan is er helemaal niets vreemds aan zo’n verlies. Alles staat in het reglement, dus beide spelers weten vooraf waar ze aan toe zijn. Niemand zegt bijvoorbeeld dat een remise pat "oneerlijk" is, omdat je de tegenstander immers hebt vastgezet. Nee, dat pat een remise oplevert, weet iedereen en maakt dus onderdeel uit van het spel. Net zoals een tijdsoverschrijding.