In de laatste ronde van de KNSB-competitie 2012-2013 doet zich een claim voor wegens driemaal dezelfde stelling. De speler roept de tussenkomst in van de wedstrijdleider. Echter, hij vergeet daarbij eerst de zet te noteren die leidt tot driemaal dezelfde stelling. Dit verzuim is in strijd met de FIDE-regels. Echter, de vraag rijst wat de gevolgen zijn van dit verzuim.
Er zijn drie mogelijkheden:
1. De leer van de strikte toepassing van de FIDE-regels die inhoudt dat de wedstrijdleider de claim afwijst. Omdat de wedstrijdleider erop moet toezien dat zijn beslissing wordt uitgevoerd, kan de speler zijn verzuim niet herstellen. Een tweede claim is niet mogelijk.
2. De leer dat de wedstrijdleider het verzuim moet kwalificeren als een niet-ontvankelijkverklaring van de claim. De speler kan daarna zijn verzuim alsnog herstellen. Doet hij dat ontstaat een nieuwe situatie en kan de speler wel rechtsgeldig – voor de tweede maal – claimen.
3. De leer van het behoorlijk optreden van de wedstrijdleider. De wedtrijdleider stelt de claimende speler in de gelegenheid zijn verzuim te herstellen.
‘Dan gebeurt het, mijn tegenstander voert zijn 39e zet uit, staat die toren voor, en vergeet zijn klok in te drukken. Meestal attendeer ik mijn tegenstander hierop, nu doe ik niets. Het is al voor de tweede keer in de partij…de eerste keer zei ik overigens ook niets. NU heeft hij nog ruim vier minuten. Ik heb een paar zetten, 39… c5-c4 is wel de beste (en dan sta ik nog steeds totaal verloren), maar ik voer hem expres niet uit,’ aldus Renzo, vgl. schaaksite.nl/liechtenstein-over-schaken-klok-en-geknoei
Renzo wacht en de tijd verstrijkt tot de vlag van de tegenstander valt. De Herr Schiedsrichter kent Renzo de winst van de partij toe. Een verzuim van de tegenstander, maar wel met grote gevolgen. Een juiste beslissing van de Herr Schiedsrichter, zo zit het schaakrecht nu eenmaal in elkaar.
In Wageningen claimt een speler remise wegens driemaal dezelfde stelling, echter hij verzuimt zijn zet eerst te noteren, iets wat is voorgeschreven op grond van de FIDE-regels. Een duur foutje, of moet de wedstrijdleider voor dit foutje zijn hand over zijn hart strijken? Iedereen heeft zo zijn ervaringen of voorbeelden hoe naar scheidsrechterlijke gevallen te kijken.
Daarop zet wit de klokken stil en roept de tussenkomst in van de wedstrijdleider. Hij deelt hem mee dat zijn zet zal zijn 53. Ld7, waardoor voor de derde maal dezelfde stelling verschijnt. Volgens de wedstrijdleider en de zwartspeler heeft de witspeler zijn voorgenomen zet niet genoteerd. Om die reden wijst de wedstrijdleider de claim af en gelast de voortzetting van de partij.
‘En met nog ongeveer een half uur te spelen begon het tij te keren. Zwart stond inderdaad nog altijd een pion achter, maar de tegenstander had zijn paard volledig buitenspel gezet. Zwart speelde vervolgens niet direct even handig waardoor er op enig moment volgens de tegenstander drie keer de zelfde stelling op het bord kwam. Wit wilde remise, maar de claim werd afgewezen omdat deze niet conform de regels was ingediend. Er ontstond wat discussie,
waar naar mijn idee met name Afek wat last van leek te hebben. Hij vroeg in elk geval meerdere keren om stilte, misschien ook omdat Jan-Willem hem toch wel aardig in de problemen had gebracht. Met voor Afek nog bijna zes minuten en voor Jan-Willem nog ruim drie minuten op de klok koos hij er voor zijn paard te offeren en terecht te komen in het altijd lastige eindspel K+T+L – K+T. Bij correct tegenspel remise, maar het gaat wel heel erg vaak mis. En tsja het kost de partij met alleen de toren altijd meer tijd, maar bijna drie minuten verschil……
Met een grote mensenmassa, al dan niet staand op stoelen, om het bord ontspon zich een wilde snelschaakpartij. Volgens meerdere mensen zijn er minstens 70 zetten in het eindspel gedaan, werd er door een aantal omstanders achteraf gesproken over niet netjes midden op het veld plaasten van de stukken door met name Jan-Willem. Maar zowel de spelers als de wedstrijdleider zeiden niets, protesteerden niet, claimden niet, behalve………… door Jan-Willem die met precies vijf seconden op de klok Afek de tijd zag overschrijden. Toeval of niet Afek bleek op dat moment toch ook nog in de fout te zijn gegaan op het bord. Een waanzinnige thriller,
maar nog was het niet afgelopen want bij zwart had de partij zeker tien minuten stil gelegen en zwart had na het afwijzen van de claim ook nog eens twee minuten extra gekregen. En niemand had eigenlijk nog op die partij gelet.
Ik ook niet, sterker nog, na de winst van Jan-Willem was ik zelfs eerst de zaal uitgelopen en zag toen ik weer in de zaal terugkeerde een uitslag ½-½ op het scorebord staan. Voor LSG is het prettig dat dit niet correct was. Zwart was in alle ‘rust’ optimaal gebruik gaan maken van het ‘misplaatste’ paard. Hij won op die manier toch het eindspel met een pion minder. Mocht de partij alsnog remise verklaard worden dan zal de eindstand 5-5 worden en blijft LSG kampioen,’ aldus het verslag van LSG.
9.2 De partij is remise, als de aan zet zijnde speler terecht claimt dat dezelfde stelling voor minstens de derde keer (niet noodzakelijkerwijs door opeenvolgende herhaling van zetten)
a. tot stand gaat komen, als hij eerst zijn zet op zijn notatieformulier noteert en de arbiter zijn
voornemen meedeelt om deze zet spelen, of
b. zojuist tot stand is gekomen, en de speler die remise claimt aan zet is.
(…)
9.5 Als een speler remise claimt op grond van artikel 9.2 of 9.3, dan mag hij beide klokken stilzetten (zie artikel 6.12b). Hij mag zijn claim niet intrekken.
a. Als blijkt dat de claim terecht is, dan is de partij onmiddellijk remise.
b. Als blijkt dat de claim onterecht is, dan moet de arbiter drie minuten toevoegen aan de
bedenktijd van de tegenstander. Daarna moet de partij worden voortgezet. Als de claim
gebaseerd was op een voorgenomen en genoteerde zet (9.2a; 9.3a), dan moet deze zet
worden gedaan met inachtneming van artikel 4.
13.1 De arbiter moet erop toezien dat de Regels voor het Schaakspel strikt worden nageleefd.
13.3 (…) Hij moet erop toezien dat door hem genomen beslissingen worden uitgevoerd, en de spelers zonodig bestraffen.
Die zaak was voor de FIDE aanleiding om op 1 juli 2009 de dwingend rechtelijke verplichting tot het stilzetten van de klokken in artikel 9.5 van de FIDE-regels te wijzigen in een facultatieve mogelijkheid. In dat artikel is ‘dan zet hij onmiddellijk beide klokken stil’ gewijzigd in: dan mag hij beide klokken stilzetten. Het mogelijke verzuim de klokken stil te zetten heeft dus geen gevolgen meer voor het behandelen van de claim.
(3) het feit dat de speler van Wageningen de zet 53. Ld7 niet eerst heeft genoteerd is in strijd met de FIDE-regels.
De vraag rijst wat het gevolg is van het overtreden van de regel. Welnu,
– indien de zet is gedaan en de klok van de tegenstander niet in beweging is gebracht, wordt de remiseclaim afgewezen
– indien de klok van de claimende speler blijft lopen (en de klokken dus niet zijn stilgezet) werd tot 1 juli 2009 de remiseclaim afgewezen
– dus, indien de zet niet eerst is genoteerd, wat dan?
Bij het indienen van een claim moet de juiste volgorde in acht worden genomen. Bijvoorbeeld eerst a, dan b, vervolgens c en tot slot pas d. Indien van die volgorde wordt afgeweken bijvoorbeeld eerst b, dan a, is dat vreemd. Want, een zet wordt genoteerd terwijl de klokken zijn stilgezet. Dat mag niet.
Echter, Gijssen is nogal verbaasd over deze gang van zaken, vgl. februari 2008, Is the arbiter always right? Gijssen meent dat het beste is de zet pas te noteren nadat de speler de tussenkomst van de wedstrijdleider heeft ingeroepen. Het vasthouden aan de volgorde in artikel 9.2 onder a vindt hij kinderachtig (‘childisch’).
De vraag rijst dan ook wat de opvatting is van de competitieleider van de KNSB.
In de eerste plaats behandelt een competitieleider op grond van artikel 21.3 van het KNSB-competitiereglement geen ‘protest’, maar: een bezwaarschrift. Indien een bezwaarmaker zijn geschrift een ‘protest’ noemt, neemt een competitieleider die term niet over, maar hanteert hij de juiste term. De competitieleider kent de regels en past die toe. Bepaalde termen moet men nu eenmaal op de juiste wijze gebruiken, anders praten we langs elkaar heen. Door die begripsverwarring begrijpen we elkaar niet.
In de tweede plaats is het maar een wonderlijke werkwijze van de competitieleider. Het komt erop neer dat de wedstrijdleider de eerste claim moet afwijzen (in de term van de competitieleider: niet-ontvankelijk). Vervolgens zijn er omstanders of teamgenoten die de claimende speler voorzeggen dat hij zijn zet moet noteren. Als de speler dat vervolgens doet, claimt hij daarna voor de tweede keer remise. Die tweede claim zou dan wel kunnen worden behandeld. Allereerst staat de betrokken wedstrijdleider niet alleen in zijn hemd, maar er wordt ook nog getornd aan zijn eerste beslissing die in strijd met artikel 13.3. niet wordt uitgevoerd. Voorts als een ambtenaar bij de gemeente voor het behandelen van een aanvraag voor een vergunning zou handelen zoals de competitieleider meent te moeten doen, is dat honend voorpaginanieuws van het grootste dagblad van Nederland. Hierna leg ik dat uit.
Volgens Gijssen is het verloop van de partij als volgt: 41. Kh1 De4 42. Kh2 Df4+ (tweede keer) 43. Kg1 De3+ 44. Kh2. Nu wordt de partij afgebroken. Zwart doet in een verzegelde envelop de zet 44. … Df4+. Dit is nu de derde keer dat deze stelling op het bord verschijnt.
Op het moment waarop de volgende dag de partij wordt vervolgd, claimt zwart remise wegens driemaal dezelfde stelling. De arbiter wijst deze claim af, omdat de verzegelde zet beschouwd wordt als te zijn voltooid. In dit geval had zwart moeten claimen voordat de zet in de envelop werd gedaan.
Als het waar is dat het zo is gebeurd, ben ik het eens met deze beslissing. Daar komt bij dat zwart de hele nacht gniffelend heeft kunnen slapen in de wetenschap dat zij remise claimde, terwijl wit die nacht doorploeterde op de partij. Ha ha ha. Het gedrag van zwart is onsympathiek en bovendien onsportief.
Echter, op chessgames.com gaat de partij verder waarbij zwart een andere 44ste zet doet, namelijk 44. … Df2 45. Le5 Tb5 46. Db8 Df5 47. Ld6 Td5 48. Txd5 exd5 49. Lxf8 Dxf8 50. Dxb7 Dd6+ 51. Kg1 d4 52. Kf2 Df4+ 53. Df3 Dxf3+ 54. Kxf3 Kf7 55. Ke4 ½-½.
Sommige wedstrijdleiders vrezen de beoordeling van een remiseclaim wegens driemaal dezelfde stelling. Er is daarvoor geen enkele grond. De toets is tamelijk eenvoudig.
De wedstrijdleider maakt de spelers erop attent dat een remiseclaim ook een remiseaanbod is. Hij vraagt de speler van LSG of hij het remiseaanbod aanvaardt. Als de speler van LSG dat doet, is de partij onmiddellijk door remise geëindigd.
Indien de speler van LSG het aanbod afwijst, vraagt de wedstrijdleider de speler van Wageningen de stelling na de 52ste zet van zwart op een apart bord te plaatsen. De speler is veel handiger in het opzetten daarvan dan de wedstrijdleider. Dat tweede bord staat liefst naast het wedstrijdbord van de spelers. Als de speler van Wageningen de stelling heeft opgezet vraagt de wedstrijdleider aan de speler van LSG of dit de juiste stelling is. Als deze dat beaamt, vraagt de wedstrijdleider de speler van Wageningen de zet 53. Ld7 uit te voeren. Daarna ontstaat de stelling zoals weergegeven in het diagram in aantekening 2.
Vervolgens vraagt de wedstrijdleider aan de speler van Wageningen wanneer deze stelling voor het eerst op het bord is verschenen. Deze antwoordt: ‘Na 49. Ld7.’ De wedstrijdleider signaleert dat in deze stelling zwart aan zet is. Daarop vraagt de wedstrijdleider de speler van Wageningen de partij aan de hand van zijn notatieformulier te vervolgen. Er volgt 49. … Ka5 50. Le8 Kb6 51. Ld7. De speler van Wageningen verklaart dat de stelling voor de tweede maal is verschenen. De speler van LSG en de wedstrijdleider verifiëren of dit juist is. De wedstrijdleider signaleert opnieuw dat ook in deze stelling zwart aan zet is. Nu tweemaal de stelling dezelfde is, vraagt de wedstrijdleider aan de speler van Wageningen de partij te vervolgen. Er volgt 51. … Ka5 52. Le8 Kb6. En nu zegt de speler van Wageningen dat door 53. Ld7 de stelling voor de derde maal verschijnt. De wedstrijdleider signaleert tot slot dat ook in deze stelling zwart aan zet is.
De speler van LSG en de wedstrijdleider concluderen dat driemaal dezelfde stelling op het bord is verschenen. De speler van Wageningen is in zijn bewijs geslaagd. Pas door deze constatering is de partij op grond van de FIDE-regels geëindigd in remise. Zo simpel is dat, en is het naspelen van de hele partij overbodig.
Erg verwarrend allemaal! Voor het correct uitvoeren van een remiseclaim krijg je dus ontheffing om voor het uitvoeren van je zet deze alvast te noteren. Eerder meende ik te hebben opgevangen dat het vooraf noteren soms zelfs wordt gezien als het gebruik van hulpmiddelen. Wat is er mis met het inschakelen van de arbiter en vervolgens het indienen van de remiseclaim voorafgaande aan het ook meteen uitvoeren van de zet? Dan speelt toch dat hele verhaal rond het uitvoeren van alsnog een mogelijke andere zet niet? Van bovengenoemde opties zou ik voor 3 gaan, maar ik zou liever zien dat je een arbiter roept en vervolgens claimt terwijl direkt daaropvolgend je de zet uitvoert of mag je na een claim niet meer aan de stukken zitten? We maken het wel ontzettend ingewikkeld zo!
Interessant om nog eens te lezen hoe deze regel precies is geformuleerd, en wat er de laatste jaren zoal in is gewijzigd.
Wat betreft de voorgelegde opties: ik kies voor 2 of 3. Ik zie het verschil niet hiertussen. Beide hebben hetzelfde resultaat.
De arbiter had eerst moeten controleren of aan alle voorschriften was voldaan (zoals het noteren van de voorgenomen zet) en pas daarna de stelling moeten onderzoeken. Nu hij deze zaken heeft omgewisseld, was dat in het voordeel van de witspeler. Die wist daardoor immers na het onderzoek dat zijn geplande zet 49. Ld7 inderdaad drie maal dezelfde stelling opleverde. Als dit niet het geval was, dan had hij nog kunnen kiezen voor een andere zet. Het feit dat hij 49. Ld7 mondeling had aangekondigd, heeft geen waarde. Hij kan namelijk aanvoeren dat hij eigenlijk "Lb7" mompelde of "ik moet naar de wc". Vandaar dat het noteren van de voorgenomen zet een vereiste is.
Pieter schrijft Omdat de wedstrijdleider erop moet toezien dat zijn beslissing wordt uitgevoerd, kan de speler zijn verzuim niet herstellen. . Waarschijnlijk bedoelt Pieter hiermee dat de witspeler de zet 49. Ld7 had moeten uitvoeren, waarmee de partij was voortgezet. Dat lijkt mij onjuist: zoals gezegd, de zet 49. Ld7 is slechts mondeling aangekondigd, en heeft daardoor geen waarde. Er was dus geen beslissing die nog uitgevoerd diende te worden.
Een iets ander geval, ook uit de laatste ronde van de KNSB-competitie:
* Speler A noteert, speler B niet meer. Speler A staat twee pionnen voor en heeft meer tijd, en neemt rustig de tijd om al zettend een winstplan te vinden. Iets te rustig, want op een gegeven moment zegt speler B "Ik claim remise wegens drie maal dezelfde stelling."
* De arbiter wijst de claim af (wegens geen notatie) en pakt de klok op om speler A twee minuten extra te hebben.
* Speler B werkt de notatie bij (dus niet in eigen tijd, maar met beide klokken stil). Zijn klok wordt aangezet, en hij claimt opnieuw remise.
Ik heb altijd geleerd dat mondeling net zo rechtsgeldig is als schriftelijk. Dat iemand daarna ontkent of wat anders beweert doet wat mij betreft niet terzake. Er staat een arbiter en een speler bij. Iemand kan ook een enorme punter onder de tafel doorgeven en zeggen dat hij niks gedaan heeft of het zachter bedoelde. Mondeling heeft volgens mij evenveel waarde, alleen de bewijsvoering is lastiger. Daarom doe je dat in het bijzijn van de arbiter. Het is wat raar om bij de arbiter mondeling met het uitvoeren van de zet remise te claimen en dan vervolgens te zeggen dat je zei dat je naar het toilet moest.
Verder zou het mooi zijn als we gewoon gingen schaken, herhalen we de zetten een paar keer, dan hoeven we elkaar eigenlijk alleen maar aan te kijken. Meestal begint het ook gewoon met een remiseaanbod, al mag dat hier in Polen niet voor de 40e zet. Dat vind ik wel een geinige regel overigens, hoewel het er een beetje raar uitziet dat een arbiter voor de 40e moet controleren of het wel daadwerkelijk 3x dezelfde stelling is geweest…
Bij de meeste normale partijen is deze poespas inderdaad overbodig, en is een mondeling overeenkomst tot remise zo gesloten. Dit geldt voor 99% van de gevallen. Hier hebben we het echter over uitzonderingen en internationale schaakregels. Als de tegenstander bijvoorbeeld uit Zimbabwe afkomstig is en de arbiter uit Mongolië, dan zou ik zekerheidshalve de zet toch maar eerst even genoteerd willen zien, en niet vertrouwen op de mondelinge informatieoverdracht.
Voor wat betreft de casus in Wageningen: terecht is de remiseclaim gewoon toegewezen, ondanks het administratieve verzuimpje van de witspeler.
In de casus van Dimitri zou ik de claim ook toewijzen. Speler B heeft wel het geluk dat hij wat extra tijd krijgt voor de notatie, maar feit blijft dat zijn remiseclaim gewoon terecht was.
Voor je een claim in behandeling neemt kijk je eerst of aan alle vereisten is voldaan. Zo kijk je of de speler de zet al heeft uitgevoerd of niet en of de zet genoteerd is. Indien je gaat kijken of het inderdaad driemaal dezelfde stelling is, dan geef je daarmee aan dat je de claim in behandeling neemt. In dit geval had de arbiter dus direkt moeten zeggen dat hij de claim niet in behandeling had kunnen nemen omdat de zet niet is genoteerd.
voor de formelen:
Formeel technisch wordt de claim dan niet afgewezen, maar niet in behandeling genomen en gaan we verder of er niets is gebeurd. De speler kan dus opnieuw de zet noteren en claimen. Hij kan ook een andere zet doen.
voor de niet-formelen:
Arbiter zegt: ‘eerst je zet noteren dan ga ik je claim bekijken’.
Er zit een groot verschil tussen de tweede en derde oplossing. In de tweede neemt de wedstrijdleider na de eerste claim een beslissing, namelijk hij wijst de claim af. Als bijvoorbeeld de claimende speler zich neerlegt bij die beslissing gaat de partij gewoon verder.
In de derde oplossing mag de wedstrijdleider pas beslissen als hij de speler eerst in de gelegenheid heeft gesteld zijn verzuim aan te vullen.
Artikel 13.3 van de FIDE-regels staat in het hoofdstuk dat gaat over de ‘taak van de arbiter’. Als een arbiter een beslissing neemt (bijvoorbeeld wijst een claim wegens driemaal dezelfde stelling af) dan moet de arbiter ervoor zorgen dat die beslissing ook wordt uitgevoerd. De achterliggende gedachte daarvan is dat discussieren met de arbiter over zijn beslissing geen zin heeft, omdat ‘eens beslist, altijd beslist is’. Te vergelijken met de klap van de hamer die een rechter geeft als hij zijn beslissing heeft gegeven. De zaak is gesloten. Als de speler het niet eens is met de beslissing van de arbiter kan hij bezwaar aantekenen bij de competitieleider. Dit alles is erop gericht de zaak niet te laten escaleren.
De tweede oplossing lokt nu juist wel discussie uit, de derde niet.
Pieter, ik begrijp je uitleg nog niet. In oplossing 2 verklaart de arbiter de ingediende claim als niet ontvankelijk. Dat betekent toch dat hij de claim niet in behandeling neemt? Als je iets niet in behandeling neemt, dan kun je het dus ook niet afwijzen. Dit is volgens mij ook de redenering die de competitieleider heeft gevolgd.
Het merkwaardige is echter dat de arbiter samen met de witspeler en de zwartspeler de stelling wel gaat onderzoeken, ondanks de latere veronderstelling dat de remiseclaim niet in behandeling is genomen.
Als dit onderzoek echter geen behandeling was van een remiseclaim, wat was het dan wel?
Feitelijk is het volgende gebeurd:
– Tijdens de partij zet witspeler de klok stil.
– Hij roept de arbiter erbij.
– Hij vertelt aan de arbiter en de zwartspeler zijn speelplan.
– Met zijn drieën analyseren ze de stelling.
– De klok wordt weer gestart.
– De partij wordt voortgezet.
Zeer vreemd dus, een partij met je tegenstander en de arbiter analyseren, terwijl deze partij nog gaande is, waarbij ook nog de klok wordt stilgezet. Een wijze les ook voor de zwartspeler, die zijn medewerking aan deze analyse eigenlijk formeel had moeten weigeren.
De wedstrijdleider kan het ene moment niet afwijzen en het volgende moment aan de hand van dezelfde omstandigheden de claim toewijzen. Welnu, de competitieleider geeft dezelfde omstandigheden een andere kwalificatie. Zodoende is er geen sprake van dezelfde omstandigheden, maar twee verschillende. In het eerste moment heeft de wedstrijdleider volgens de competitieleider de claim niet afgewezen, maar niet-ontvankelijk verklaard (= formeel niet inhoudelijk behandeld). Vervolgens vond er een handeling plaats waardoor volgens de competitieleider er nieuwe omstandigheden aan het licht kwamen, waardoor de claim wel ontvangen (= wel behandeld, dus inhoudelijk behandeld) kon worden. Daardoor kon de claim worden ingewilligd.
Het is een woordenspelletje voor het kwalificeren van momenten. Zoiets komt vaker voor in het recht. Je zou kunnen zeggen: een formalistische benadering.
Even voor de duidelijkheid, diegenen die de derde oplossing als de juiste vinden, vinden de oplossing van de competitieleider formeel en inhoudelijk onjuist. Reden: de competitieleider had de eerste beslissing niet als afgewezen en ook niet als niet-ontvankelijk moeten betitelen, maar als een onjuiste beslissing. Voordat wordt beslist brengt namelijk de zorgvuldigheid (= een behoorlijkheidsnorm) met zich mee de claimende speler eerst in de gelegenheid te stellen zijn verzuim te herstellen. Pas daarna wordt beslist:
– weigert de speler de zet te noteren, wordt de claim afgewezen, of desnoods niet-ontvankelijk verklaard
– noteert de speler wel, wordt de claim ingewilligd.
Door die beslissing als niet-ontvankelijk (en dus als een juiste beslissing) te kwalificeren, gaf de competitieleider een verkeerd voorbeeld.
Dat was inderdaad mijn partij. Ik heb echter pas mijn notatie bijgewerkt nadat de arbiter mijn eerste claim afgewezen had, mijn tegenstander 2 minuten extra heeft gegeven en de klok weer in werking heeft gesteld. Het waren ook maar 6 zetten waar precies de zetherhaling in zat, dus niet erg moeilijk.
Nog een vraag aan Pieter: Als je niet meer noteert vanwege tijdgebrek en er vindt een zetherhaling plaats, is het dan genoeg om alleen de zet te noteren waarmee 3x dezelfde stelling bereikt wordt of moet de gehele notatie bijgewerkt worden? Artikel 9.2a praat namelijk alleen maar over de uit te voeren zet.
Erg verwarrend allemaal! Voor het correct uitvoeren van een remiseclaim krijg je dus ontheffing om voor het uitvoeren van je zet deze alvast te noteren. Eerder meende ik te hebben opgevangen dat het vooraf noteren soms zelfs wordt gezien als het gebruik van hulpmiddelen. Wat is er mis met het inschakelen van de arbiter en vervolgens het indienen van de remiseclaim voorafgaande aan het ook meteen uitvoeren van de zet? Dan speelt toch dat hele verhaal rond het uitvoeren van alsnog een mogelijke andere zet niet? Van bovengenoemde opties zou ik voor 3 gaan, maar ik zou liever zien dat je een arbiter roept en vervolgens claimt terwijl direkt daaropvolgend je de zet uitvoert of mag je na een claim niet meer aan de stukken zitten? We maken het wel ontzettend ingewikkeld zo!
Interessant om nog eens te lezen hoe deze regel precies is geformuleerd, en wat er de laatste jaren zoal in is gewijzigd.
Wat betreft de voorgelegde opties: ik kies voor 2 of 3. Ik zie het verschil niet hiertussen. Beide hebben hetzelfde resultaat.
De arbiter had eerst moeten controleren of aan alle voorschriften was voldaan (zoals het noteren van de voorgenomen zet) en pas daarna de stelling moeten onderzoeken. Nu hij deze zaken heeft omgewisseld, was dat in het voordeel van de witspeler. Die wist daardoor immers na het onderzoek dat zijn geplande zet 49. Ld7 inderdaad drie maal dezelfde stelling opleverde. Als dit niet het geval was, dan had hij nog kunnen kiezen voor een andere zet. Het feit dat hij 49. Ld7 mondeling had aangekondigd, heeft geen waarde. Hij kan namelijk aanvoeren dat hij eigenlijk "Lb7" mompelde of "ik moet naar de wc". Vandaar dat het noteren van de voorgenomen zet een vereiste is.
Pieter schrijft Omdat de wedstrijdleider erop moet toezien dat zijn beslissing wordt uitgevoerd, kan de speler zijn verzuim niet herstellen. . Waarschijnlijk bedoelt Pieter hiermee dat de witspeler de zet 49. Ld7 had moeten uitvoeren, waarmee de partij was voortgezet. Dat lijkt mij onjuist: zoals gezegd, de zet 49. Ld7 is slechts mondeling aangekondigd, en heeft daardoor geen waarde. Er was dus geen beslissing die nog uitgevoerd diende te worden.
Een iets ander geval, ook uit de laatste ronde van de KNSB-competitie:
* Speler A noteert, speler B niet meer. Speler A staat twee pionnen voor en heeft meer tijd, en neemt rustig de tijd om al zettend een winstplan te vinden. Iets te rustig, want op een gegeven moment zegt speler B "Ik claim remise wegens drie maal dezelfde stelling."
* De arbiter wijst de claim af (wegens geen notatie) en pakt de klok op om speler A twee minuten extra te hebben.
* Speler B werkt de notatie bij (dus niet in eigen tijd, maar met beide klokken stil). Zijn klok wordt aangezet, en hij claimt opnieuw remise.
Claim toewijzen of niet?
Ik heb altijd geleerd dat mondeling net zo rechtsgeldig is als schriftelijk. Dat iemand daarna ontkent of wat anders beweert doet wat mij betreft niet terzake. Er staat een arbiter en een speler bij. Iemand kan ook een enorme punter onder de tafel doorgeven en zeggen dat hij niks gedaan heeft of het zachter bedoelde. Mondeling heeft volgens mij evenveel waarde, alleen de bewijsvoering is lastiger. Daarom doe je dat in het bijzijn van de arbiter. Het is wat raar om bij de arbiter mondeling met het uitvoeren van de zet remise te claimen en dan vervolgens te zeggen dat je zei dat je naar het toilet moest.
Verder zou het mooi zijn als we gewoon gingen schaken, herhalen we de zetten een paar keer, dan hoeven we elkaar eigenlijk alleen maar aan te kijken. Meestal begint het ook gewoon met een remiseaanbod, al mag dat hier in Polen niet voor de 40e zet. Dat vind ik wel een geinige regel overigens, hoewel het er een beetje raar uitziet dat een arbiter voor de 40e moet controleren of het wel daadwerkelijk 3x dezelfde stelling is geweest…
Bij de meeste normale partijen is deze poespas inderdaad overbodig, en is een mondeling overeenkomst tot remise zo gesloten. Dit geldt voor 99% van de gevallen. Hier hebben we het echter over uitzonderingen en internationale schaakregels. Als de tegenstander bijvoorbeeld uit Zimbabwe afkomstig is en de arbiter uit Mongolië, dan zou ik zekerheidshalve de zet toch maar eerst even genoteerd willen zien, en niet vertrouwen op de mondelinge informatieoverdracht.
Voor wat betreft de casus in Wageningen: terecht is de remiseclaim gewoon toegewezen, ondanks het administratieve verzuimpje van de witspeler.
In de casus van Dimitri zou ik de claim ook toewijzen. Speler B heeft wel het geluk dat hij wat extra tijd krijgt voor de notatie, maar feit blijft dat zijn remiseclaim gewoon terecht was.
Voor je een claim in behandeling neemt kijk je eerst of aan alle vereisten is voldaan. Zo kijk je of de speler de zet al heeft uitgevoerd of niet en of de zet genoteerd is. Indien je gaat kijken of het inderdaad driemaal dezelfde stelling is, dan geef je daarmee aan dat je de claim in behandeling neemt. In dit geval had de arbiter dus direkt moeten zeggen dat hij de claim niet in behandeling had kunnen nemen omdat de zet niet is genoteerd.
voor de formelen:
Formeel technisch wordt de claim dan niet afgewezen, maar niet in behandeling genomen en gaan we verder of er niets is gebeurd. De speler kan dus opnieuw de zet noteren en claimen. Hij kan ook een andere zet doen.
voor de niet-formelen:
Arbiter zegt: ‘eerst je zet noteren dan ga ik je claim bekijken’.
Vergeleken met schaakregels valt de moeilijksgraad van een partij schaak nogal mee!
@Lucas,
Er zit een groot verschil tussen de tweede en derde oplossing. In de tweede neemt de wedstrijdleider na de eerste claim een beslissing, namelijk hij wijst de claim af. Als bijvoorbeeld de claimende speler zich neerlegt bij die beslissing gaat de partij gewoon verder.
In de derde oplossing mag de wedstrijdleider pas beslissen als hij de speler eerst in de gelegenheid heeft gesteld zijn verzuim aan te vullen.
Artikel 13.3 van de FIDE-regels staat in het hoofdstuk dat gaat over de ‘taak van de arbiter’. Als een arbiter een beslissing neemt (bijvoorbeeld wijst een claim wegens driemaal dezelfde stelling af) dan moet de arbiter ervoor zorgen dat die beslissing ook wordt uitgevoerd. De achterliggende gedachte daarvan is dat discussieren met de arbiter over zijn beslissing geen zin heeft, omdat ‘eens beslist, altijd beslist is’. Te vergelijken met de klap van de hamer die een rechter geeft als hij zijn beslissing heeft gegeven. De zaak is gesloten. Als de speler het niet eens is met de beslissing van de arbiter kan hij bezwaar aantekenen bij de competitieleider. Dit alles is erop gericht de zaak niet te laten escaleren.
De tweede oplossing lokt nu juist wel discussie uit, de derde niet.
Pieter, ik begrijp je uitleg nog niet. In oplossing 2 verklaart de arbiter de ingediende claim als niet ontvankelijk. Dat betekent toch dat hij de claim niet in behandeling neemt? Als je iets niet in behandeling neemt, dan kun je het dus ook niet afwijzen. Dit is volgens mij ook de redenering die de competitieleider heeft gevolgd.
Het merkwaardige is echter dat de arbiter samen met de witspeler en de zwartspeler de stelling wel gaat onderzoeken, ondanks de latere veronderstelling dat de remiseclaim niet in behandeling is genomen.
Als dit onderzoek echter geen behandeling was van een remiseclaim, wat was het dan wel?
Feitelijk is het volgende gebeurd:
– Tijdens de partij zet witspeler de klok stil.
– Hij roept de arbiter erbij.
– Hij vertelt aan de arbiter en de zwartspeler zijn speelplan.
– Met zijn drieën analyseren ze de stelling.
– De klok wordt weer gestart.
– De partij wordt voortgezet.
Zeer vreemd dus, een partij met je tegenstander en de arbiter analyseren, terwijl deze partij nog gaande is, waarbij ook nog de klok wordt stilgezet. Een wijze les ook voor de zwartspeler, die zijn medewerking aan deze analyse eigenlijk formeel had moeten weigeren.
In het reglement staat wel een opmerkelijke bepaling in artikel 9.5:
"Als de claim gebaseerd was op een voorgenomen en genoteerde zet (9.2a; 9.3a), dan moet deze zet worden gedaan met inachtneming van artikel 4."
Volgens artikel 9.2 en 9.3 kun je uitsluitend remise claimen met een genoteerde zet (3x dezelfde stelling en 50-zettenregel).
Artikel 9.5 suggereert dat het ook mogelijk is remise te claimen zonder genoteerde zet door "Als.." aan het begin van de zin te plaatsen.
MvanLeeuwen, dat klopt – als 9.2b van toepassing is: de remisestelling staat al op het bord en de claimende speler is aan zet.
De wedstrijdleider kan het ene moment niet afwijzen en het volgende moment aan de hand van dezelfde omstandigheden de claim toewijzen. Welnu, de competitieleider geeft dezelfde omstandigheden een andere kwalificatie. Zodoende is er geen sprake van dezelfde omstandigheden, maar twee verschillende. In het eerste moment heeft de wedstrijdleider volgens de competitieleider de claim niet afgewezen, maar niet-ontvankelijk verklaard (= formeel niet inhoudelijk behandeld). Vervolgens vond er een handeling plaats waardoor volgens de competitieleider er nieuwe omstandigheden aan het licht kwamen, waardoor de claim wel ontvangen (= wel behandeld, dus inhoudelijk behandeld) kon worden. Daardoor kon de claim worden ingewilligd.
Het is een woordenspelletje voor het kwalificeren van momenten. Zoiets komt vaker voor in het recht. Je zou kunnen zeggen: een formalistische benadering.
Even voor de duidelijkheid, diegenen die de derde oplossing als de juiste vinden, vinden de oplossing van de competitieleider formeel en inhoudelijk onjuist. Reden: de competitieleider had de eerste beslissing niet als afgewezen en ook niet als niet-ontvankelijk moeten betitelen, maar als een onjuiste beslissing. Voordat wordt beslist brengt namelijk de zorgvuldigheid (= een behoorlijkheidsnorm) met zich mee de claimende speler eerst in de gelegenheid te stellen zijn verzuim te herstellen. Pas daarna wordt beslist:
– weigert de speler de zet te noteren, wordt de claim afgewezen, of desnoods niet-ontvankelijk verklaard
– noteert de speler wel, wordt de claim ingewilligd.
Door die beslissing als niet-ontvankelijk (en dus als een juiste beslissing) te kwalificeren, gaf de competitieleider een verkeerd voorbeeld.
@Dimitri
Dat was inderdaad mijn partij. Ik heb echter pas mijn notatie bijgewerkt nadat de arbiter mijn eerste claim afgewezen had, mijn tegenstander 2 minuten extra heeft gegeven en de klok weer in werking heeft gesteld. Het waren ook maar 6 zetten waar precies de zetherhaling in zat, dus niet erg moeilijk.
Nog een vraag aan Pieter: Als je niet meer noteert vanwege tijdgebrek en er vindt een zetherhaling plaats, is het dan genoeg om alleen de zet te noteren waarmee 3x dezelfde stelling bereikt wordt of moet de gehele notatie bijgewerkt worden? Artikel 9.2a praat namelijk alleen maar over de uit te voeren zet.