Tata in de pers (3): Timmans tasje van de supermarkt

Het uitje van de Tata-top naar het Rijksmuseum leverde veel publiciteit op, liet ik in mijn vorige overzicht zien. Zou dat ook zo zijn met de trip naar Eindhoven? Gert Ligterink voorspelde van niet en hij kreeg helaas gelijk.

Ik heb niet alle kranten gezien, maar NRC Handelsblad en Trouw besteedden de dag na de Brabantse ronde geen enkele aandacht aan het toernooi. Het door mij veelgeprezen Noord-Hollands Dagblad had ook geen verslag, alleen Wim van der Wijk deed er wat mee in zijn dagelijkse rubriek.

Ligterink zelf kreeg in de Volkskrant wel de ruimte. De deelnemers gingen op de ochtend van de ronde per luxe bus van Wijk aan Zee naar Eindhoven. De meeste spelers brachten de busreis slapend door. Loek van Wely (nachtje thuis in Tilburg) en Boris Gelfand (hotel in Eindhoven) hadden geen zin in het ritje. Gelfand sprak, net als een week eerder, wel weer brave woorden aan het adres van de organisatie en sponsor: “Het reizen is natuurlijk vervelend, maar het is altijd interessant een nieuwe stad te leren kennen.”

De schakers vonden de ‘slimste vierkante kilometers van Nederland’(de High Tech Campus) toch niet zo interessant als het Rijksmuseum. De sponsor vond het interessanter, die presenteerde zich graag aan hoog opgeleide technici en legde gretig uit hoe fijn het is om te wonen en werken in de IJmond. De schakers maakten intussen een wandelingetje om hun concentratie te herkrijgen voor de ronde die aanstaande was.

Ligterink: “Het is misschien tekenend voor de moderne generatie topspelers dat het uitstapje naar Eindhoven in de beslissende fase van het toernooi zonder morren is geaccepteerd. Gari Kasparov zou zich driemaal hebben bedacht voor hij een invitatie had geaccepteerd. Bobby Fischer zou zich de moeite hebben bespaard te bedanken voor de eer.”

Met andere woorden: moderne schakers zijn braaf. Of positiever gezegd: ze begrijpen hoe belangrijk de sponsors zijn.

Zoals gezegd liet het Noord-Hollands Dagblad het afweten. De krant besteedt veel minder aandacht aan het toernooi dan in voorgaande jaren. Alleen redacteur en schaker Wim van der Wijk krijgt na iedere ronde van de A-groep ruimte voor een rubriekje. Onder de kop ‘Brein zoekt brein, soms met een vlekje’ wijdde hij uit over schaken en autisme. In Nederland werken procentueel de meeste ICT’ers in Eindhoven, maar in Eindhoven komt ook autisme opvallend vaak voor. Bijvoorbeeld twee keer zo vaak als in Haarlem of Utrecht. ICT’ers vormen kennelijk een risicogroep, net als schakers, waaronder zich meer autisten bevinden dan onder korfballers of badmintonners. Vaak komt dat doordat ze op een andere sportclub niet kunnen meekomen en dan het advies krijgen: ga maar schaken.

Waarschijnlijk was dit niet het soort publiciteit waar ze in Eindhoven op hoopten, maar Van der Wijk beloofde het de volgende keer weer over toreneindspelen of damegambiet te hebben.

De Gooi- en Eemlander neemt de berichten van het Noord-Hollands Dagblad over, maar heeft ook een regionale sportpagina. Daarop verschenen vier rubriekjes van Bert-Jan van Oel over amateur-deelnemers uit de regio.

Klaas Been (68) uit Huizen was eigenlijk ziek, maar won toch zijn weekendvierkamp. “Ik vond het zo sneu voor mijn groep, uit sportiviteit ben ik toch achter het bord gaan zitten.” Hoestend en proestend, zijn tegenstanders zullen blij zijn geweest met zijn sportiviteit.

Henk Weenink (71) uit Soest zat met een Duitse schaakvriend in een huisje. Hij vond zijn tweede (gewonnen) partij vervelend. Die duurde maar liefst zes uur, waardoor hij een etentje bij zijn jarige schoonzoon misliep. “Maar ja, deze dagen staat schaken voorop.”

Herman van Engen (66) uit Hilversum deed voor het eerst mee. Hij houdt niet van heen en weer reizen, slaapt het liefst thuis, maar kon nu met een clubgenoot meereizen. Daardoor mist hij de door de journalist vermeende gezelligheid op de late avond, maar: “Ik ben niet zo’n sociale schaker, vrees ik.” Het gaat de oud-voorzitter van HSG alleen om het schaakspel.

Jan Nagel (74) uit Hilversum heroverde de titel van parlementair schaakkampioen en speelde vervolgens een tienkamp. Over 35 jaar geleden, toen het parlementair kampioenschap voor het eerst werd gespeeld: “We spraken af dat er tijdens dat toernooi geen politieke moeilijkheden mochten zijn. Ook deze weken moet ik ontzien worden.”

De val van Jan Timman

In het Algemeen Dagblad schreef Hans Klippus op de dag van het bezoek aan het Rijksmuseum een verhaal over Jan Timman, die hij een dag eerder had gesproken. Timman was blij dat hij als deelnemer aan de B-groep niet mee hoefde naar Amsterdam. Hij speelt een toernooi liever op één plek. Maar als hij volgend jaar in de A-groep mag spelen, heeft hij daar geen bezwaar tegen.

In de B-groep speelde hij tegen twee vijftienjarigen. “Dat is leuk. Het enige nadeel is dat je van heel jonge spelers weinig partijen op de database kunt vinden. Maar verder is het juist bijzonder. In welke andere sport maak je zulke grote leeftijdsverschillen onder de deelnemers mee?”

In Groningen had Timman zijn hand gebroken bij een val. Dat lichtte hij nu toe: “Het vervelende was dat ik in mijn rechterhand een tasje van de supermarkt had. Daar zat onder meer een fles wijn in. Ik deed al vallend mijn best om de fles niet te laten breken. Daardoor kwam ik ongelukkig neer.”

Een heel oud potje

In het Noord-Hollands Dagblad schreef Rob van Vuure een leuke column. Hij was redacteur van het inmiddels opgeheven tijdschrift Matten en lunchte daarom wel eens met Jan Timman. Van Vuure vindt zichzelf zo’n zwakke schaker dat hij nauwelijks een gesprek over schaken durfde te beginnen, maar gelukkig sprak Timman altijd over vrouwen, tennis of literatuur.

Hij had wel eens een potje gespeeld tegen een buitenlandse grootmeester. Van Vuure: “Het lesje nederigheid duurde twintig zetten. Ik zie een schaakbord met wat stukken, een schaakgrootmeester ziet iets totaal anders: onontgonnen gebieden, lonkende open lijnen, eldorado’s na een lange afruilvariant. Allebei noemen we het ‘schaken’, er is geen ander woord voor.”

Onlangs lunchte hij met Timman en een Berlijnse sportjournalist. Die vertelde dat hij 46 jaar geleden tegen Timman had gespeeld, in een kroeg, in het kader van een studentenuitwisseling. Het verbaasde Van Vuuren niet dat Timman het zich niet kon herinneren. Maar aan het eind van het etentje zei Timman opeens: “Berlijn, ja. Ik herinner het me nu: had ik je toch mooi te pakken met dat torenoffer.”

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.