Emanuel Lasker tegen de Spassky's

Inleiding

De laatste keer dat ik een verslag schreef over een schaakwedstrijd was in mijn herinnering decennia geleden bij de Schaakclub Groningen. In die tijd probeerde je op humoristische wijze een verslag te maken van een wedstrijd en ‘en passant’ ook nog op luchtige wijze de aparte mannen uit jouw team te portretteren. Vele jaren zijn verstreken en ik merk dat er plotseling iets veranderd is. Nog steeds ben ik niet grijs, maar de leeftijdteller staat inmiddels wel op 58. Ik beschouw mezelf als een gelukkig mens, want mijn gezondheid is goed en ik houd van mijn dierbaren. Ik vind het leven zo ‘leuk’ dat ik zeker tot mijn honderdste door wil.

Leuk

Dat is veranderd, maar hoe dat is lastig te zeggen. Mijn vader zei vroeger vaak tegen mij: “Evert, op het gladde pad van de humor zijn al vele mensen hard onderuit gegaan.” Daar heb ik vaak over na lopen denken. Het is een moeilijk begrip die ‘humor’. Wel is het zo, dat ik altijd gedacht heb dat de ware humor pas daar ontstaat, als mensen niet leuk willen zijn. Daarom heb ik moppenvertellers ook altijd verdachte lieden gevonden. Ooit zou ik optreden in de Kleine Zaal van de Oosterpoort, omdat mijn collega’s mij als ‘leuk’ beschouwden. Ik kreeg al buikpijn bij de gedachte en toen ik plotseling directeur in Leeuwarden kon worden, heb ik het optreden dan ook lafhartig afgezegd. Met het voortschrijden der jaren is mijn humor nog verder afgenomen. Neemt de humor van mensen af naarmate ze ouder worden? Of is het zo dat ze zich minder hoeven te profileren en daarom niet meer zo nadrukkelijk ‘leuk’ willen zijn? Dat lijken retorische vragen, maar hoe moet het dan verder met dit verslag? De Spassky’s zijn uitstekende schrijvers. Welke kant moet het op?

Lees verder…

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.