Max Euwe: Een kater in de liefde ?
Op deze site publiceerde Johan Hut recentelijk zijn bespreking van het boek Max Euwe – Verhalen en partijen (deel 1) geschreven door Peter de Jong. Johan Hut schreef onder meer:
‘Het verhaal gaat dat Euwe en Schelfhout elkaar niet goed lagen, maar volgens De Jong blijkt dat nergens uit. Hij geeft dit mooie citaat van Euwe: “Schelfhout is wel de meest levenslustige mens die ik ooit ontmoet heb. Hij lacht bijna voortdurend en zijn opmerkingen zijn altijd even geestig. Schelfhout is een geboren journalist die ons van verhalen laat genieten van mensen die nooit hebben bestaan. Men moge WATS wel eens in de maling nemen om zijn meer dan middelmatige eetlust, ik heb hem wel eens vier biefstukken zien opeten, iedereen meent het goed met hem en andersom, het blijven altijd plagerijtjes.”
Van dit citaat kun je van alles zeggen, maar in dit verband laat ik het bij de opmerking dat ik het mooi vind dat De Jong dit citaat naar boven heeft gehaald.’
Een aantal jaren geleden publiceerde ik op deze site in mijn serie Schaken en Schilderkunst een uitgebreid artikel over Het geslacht Schelfhout, waarin van verschillende tijdgenoten ook lovende woorden over Schelfhout.
Hans Bouwmeester liet een andere kant van de zaak zien.
Hij schreef in zijn autobiografie Leven met het schaakspel, in eigen beheer uitgegeven, het volgende over W.A.T. Schelfhout (‘Wats’):
Twaalfkamp in Amsterdam 1948 -1949
‘Een interessante deelnemer was W.A.T. Schelfhout. Hij was een beroemde en beruchte schaakjournalist van De Telegraaf. ‘Wats’ gold als een grote leugenaar, maar hij werd gretig gelezen. Af en toe katte hij nogal tegen Euwe; wat er tussen die twee was is mij nooit duidelijk geworden. Schelfhout had in het begin van de twintigste eeuw in het Nederlands team gespeeld met voorwereldlijke reuzen als Speyer, Leussen en Loman en ook deelgenomen aan een toernooi in Hamburg 1910. Hij kon daar meeslepend over vertellen. Later werd hij voorzitter van het VAS en na zijn dood wijdde Leo Eggink een sonnet aan hem, dat netjes ingelijst, in de speelhal hing van het Amsterdams Schaakhuis. Dat was het ‘home’ van meerdere schaakverenigingen en ook van het VAS en ASC. Ik heb er tot ver in de jaren vijftig vele mooie uren doorgebracht. Helaas heeft het als schaakzaal de tand des tijds niet doorstaan.
Met Schelfhout speelde ik een aardige partij; de tweede fase werd bij hem thuis in de Marnixstraat uitgespeeld. Ik vond hem een bijzondere man, maar anderen, waaronder Euwe, moesten niets van hem hebben.’
Biografie van Max Euwe
Alexander Münninghof schreef in zijn biografie van Max Euwe:
‘Persoonlijk kon Euwe goed met Strick opschieten, evenals met mensen als Rueb en Oskam, hoewel die een jaar of twintig ouder waren dan hij. Euwe’s felste tegenstanders waren Schelfhout en Te Kolsté, terwijl Olland naar zijn (Euwe’s) zeggen een ‘middenpositie innam’.
Wat vond Schelfhout van Euwe?
Euwe, de hoffelijkheid zelve, drukte zich altijd diplomatiek uit over anderen. Zo ook over Schelfhout. Weinig is bekend wat Schelfhout van Euwe vond. In de biografieën van Münninghof en De Jong lezen we daar nauwelijks iets over.
Schelfhout correspondeerde regelmatig met zijn broer Lodewijk (kunstschilder, grafisch kunstenaar en etser.) Zij volgden nauwlettend elkaars bezigheden en hielden elkaar goed op de hoogte van alles wat er speelde. Lodewijk en zijn vrouw, Albertine van der Meulen, verkeerden in artistiek intellectuele kringen en spraken hier ook wel eens mensen uit de schaakwereld.
Naar aanleiding van mijn artikel op onze site over het geslacht Schelfhout kreeg ik informatie over correspondentie tussen Willem en zijn broer Lodewijk. Onderzoek bij het RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag leverde geen correspondentie op die betrekking had op het schaken, wel over kunst- en familieaangelegenheden.
Van een nazaat van Lodewijk Schelfhout, zijn kleinzoon Andreas, mocht ik een brief inzien die Willem heeft geschreven aan zijn broer Lodewijk op 5 augustus 1939. De inhoud van deze brief werpt misschien een nieuw licht op zijn relatie met Euwe. Deze correspondentie is niet openbaar en bevindt zich in de familiearchieven. Met toestemming mocht ik delen van deze brief letterlijk publiceren.
Over Max Euwe
‘Ik ken Maxje als myn vestjeszak. Ik heb hem zien opgroeien als schaker, van tweedeklasknoeier tot meester en tot grootmeester. Maar ik heb hem ook als mensch van zeer dichtby gevolgd. Als hy iets zegt, proef ik al waar hij heen wil. Ik had daartoe ruimschoots de gelegenheid, want van 1922-1932 was hy 7e bestuurslid van den bond. Ik was afwisselend ondervoorzitter en 6e bestuurslid van 1919-1932 en reisde jarenlang elke maand naar Den Haag met onzen kampioen. Dan zat ik van 1926-1931 in het comité dat zyn matches met Aljechin (1e match 1927), Bogoljubow en Capablanca voorbereidde en financierde. En ik heb Maxje leeren kennen als een geslepen diplomaat , een man die met alle winden meewaait, mits er iets te verdienen valt’
Over de Nederlandse Schaakbond
Waar ik uit je lange brief meen te mogen opmaken, dat je wel eens menschen uit de schaakwereld spreekt, kan ik niet nalaten je tot grote voorzichtigheid te manen. De toestanden op schaakgebied in Nederland zyn weimig hartverheffend, sinds men de fatsoenlyke menschen eruit gewerkt heeft. Er zyn in Nederland nog slechts weinig menschen, die de toestanden in zijn geheel en zyn samenhang kunnen overzien. En veler belang brengt mee dat men zoo min mogelyk hooren en weten wil. Vele officials weten dat er something rotten in the State’ is, maar ze staan machteloos tegenover de Euwe-kliek, die de lakens uitdeelt. Nu is het scheeve in de heele situatie dat de K.N.S.B. de populariteit van Euwe dringend behoeft en in stand moet houden, om zyn eigen bloei te bevorderen. Het ledental dat in 1935 nog maar 5000 leden telde, overschreed midden 1937 de tienduizend. Alles het gevolg van Euwe’s overwinning over den dronken Aljechin.
Over Aljechin en het comité
‘Aljechin, die door injecties in staat gesteld werd een zitting althans zonder vreeselyke blunders te overleven. Slechts heel weinig insiders weten wat zich achter de coulissen afgespeeld heeft. Aanvankelyk liet het comité rustig toe dat Aljechin (heusch geen heilige, waarom ik ook niet zooveel medelyden met hem had) zich meer en meer bedronk. Voor al zyn dranken – een kapitaal!- werd hem eerst in de tweede maand eenrekening gepresenteerd. En toen stelde men hem categorisch den eisch dat hy indien hy niet volkomen nuchter achter het bord verscheen, van zyn titel afstand zou doen. Dat was na de onthullingen van Het Volk na het schandaal in Ermelo. Deze onthullingen kwamen het comité (een stelletje schavuiten!) heelemaal niet van pas. Het had liever gezien dat Aljechin zich dood gezopen had. Dank zy dr.Frank, de arts die de renners der zesdaagschen injecties toediende, heeft Aljechin de plotselinge en levensgevaarlyke wyziging in zyn levenswyze overleefd. Maar ge kunt U voorstellen welk een haat deze ongetwyfeld geniale speler, waar de boekenwurm Euwe niet aan tippen kan, tegen de leden van het comité en Euwe koesterde.’
Over de revanche-match met Aljechin om het wereldkampioenschap
Twee jaar lang speelde hij een kostelyke comedie, liet niet na dat de spionnen tot vlak voor de tweede match Euwe nog konden melden: hy zuipt, hy zuipt ze by emmertjes!! En toen kwam de verrassing, die Euwe den schrik om het hart sloeg: een herboren Aljechin begon de tweede match. Maandenlang had hij Euwe, met wien hy een wedstryd in verschillende steden van Duitschland speelde, in doen gelooven dat hy steeds meer whisky dronk. Het was een onschuldige drank met een kleurtje.
-Hy drinkt niet, hy rookt niet meer, sprak het comité ontzet.
-Wat zyn ze begonnen! juichten Aljechins aanhangers, die hy in Nederland nog by honderden telt onder de intellectueelen. En de schoolfrik Euwe werd ingemaakt. En dat niet zoozeer omdat hy minder goed schaakte, maar omdat hy zich moreel geslagen voelde door een nog grooter comediant en slimmerik.
Over Caro, de vrouw van Euwe
Voordat ik vervolg, wil ik myn groote bewondering tot uitdrukking brengen, die ik voor zyn hoogstaande vrouw koester. In zyn schaakcarrière vond Euwe den grootsten steun in zyn vrouw. Als hy speelde, trad zy als rechercheur op, liet eens een speler verwyderen, die met Aljechin sprak. Het kon over de party, die in gang was, zyn geweest. Zy heeft een afkeer van iedereen, die haar man niet bewondert, of niet bewonderend over hem schryft. In haar oog is hy de beste schaakspeler, de beste schaakschryver, de beste schaakcauseur, de beste echtgenoot … mits zy hem geen oogenblik uit het oog verliest.
Over een kater in de liefde van Max Euwe (na het verlies in de revanchematch tegen Aljechin)
Bovendien had Euwe -maar dat is iets dat slechts zyn vrouw en nog een paar zeer ingewyden wisten- een kater in de liefde te verduwen. Menige vrouw, die telkens zou moeten ondervinden dat haar man zyn liefde anderen schenkt, zou er de brui aan geven. Deze vrouw zoekt troost in het gebed, maar zy blyft hem trouw, volgt hem dag en nacht, trekt met hem mee, naar Indie, naar Zweden, naar Oostenryk, overal heen, waar het gevaar dreigt.
Zy kan niet beletten dat hy ‘n secretaresse neemt, maar als deze naar huis gebracht moet worden gaat zy aan het stuur zitten, want ze weet hoeveel kwaad de auto al gesticht heeft.
Over het schaakjournaille
Van huis uit was hy rood. Dat leverde hem de rubriek van Het Volk op (1919). Door het verlegen, soumise jongetje te spelen, bezorgden een paar liberale Haagsche heeren hem de Haagsche Courant. De opbrengst van deze beide bladen stelde hem in staat in de wiskunde te gaan studeeren. Reeds in 1924 was hy bevoegd les te geven en werd leeraar in Rotterdam. Dat was de periode van zyn vriendschap met Pater Hendriks. Ze bracht hem in relatie met de Katholieke pers, waarvoor hy af en toe, by tournooien, eenig werk verrichtte. Maar de overgang naar het Katholicisme, die insiders verwachtten, bracht ze niet.
In die jaren van voor 1924, had een zekere mr. Straat een funeste invloed op hem. Deze godlooze criticus dreef hem, zwakkeling, weer in de verkeerde richting.
Even een staaltje van hun wyze van optreden. Ik was voor de Telegraaf naar Ostrau gestuurd, waar een tournooi plaats vond met Lasker als deelnemer. Euwe en zyn vriend Straat was er ook, zy voor Kath.pers, Handelsblad en N.R.Ct. Drie dagen lang komen myn telegrammen niet aan. Ik was toen genoodzaakt in een naburig stadje te telegrafeeren, en toen ging alles perfect. Wat bleek me later! De heeren hadden my by de post suspect gemaakt! Nog een staaltje waarvan ik er dozynen zou kunnen vertellen.
Duiding
Er is nader onderzoek nodig om de inhoud van deze brief in de context van onze schaakwereld in die periode te kunnen plaatsen en om de ’rollen’ van Willem Schelfhout te kunnen duiden. Verschillende theorieën deden de ronde, maar harde feiten ontbraken. We missen node een biografie over ‘WATS’.
Gebruikte bronnen:
– Max Euwe – Verhalen en partijen, Deel 1 Nederlandse Schaakhistorie, Peter de Jong, uitgegeven in eigen beheer in 2015
– Max Euwe, Biografie van een wereldkampioen, Alexander Münninghof, 1976
– Leven met het schaakspel, Hans Bouwmeester, uitgegeven in eigen beheer in 2008
– Het geslacht Schelfhout, door Teun Koorevaar, schaaksite.nl dd. 12 september 2011
– Brief van Lodewijk Schelfhout aan zijn broer Willem Schelfhout dd. 5 augustus 1939
– Monument voor de oude schaakgeschiedenis , door Johan Hut, schaaksite.nl dd. 10 december 2015
Reageren?
Reageren kan door:
– Reacties in de commentaarkolom onder het artikel te plaatsen
– Door op- of aanmerkingen en vragen aan Andreas Schelfhout of Teun Koorevaar te mailen naar:
TK, januari 2016
Beste Teun,
Was het niet beter geweest om te wachten met publicatie van de delen van de brief totdat je ‘dat nader onderzoek’ gedaan hebt? Je kunt daardoor de zaken in een objectievere context kunt plaatsen, toch? Een andere vraag is of het wel gepast is om onderdelen van een persoonlijke brief te publiceren. Dat was, neem ik aan, nooit de bedoeling van de schrijver. Hij had immers een podium in de vorm van zijn werk voor de Telegraaf?!
Dag Michel,
Bedankt voor je reactie. Ik wil uiteraard antwoorden op jouw goede vragen. Dan stel ik het wel op prijs als jij je anonimiteit opheft.
Teun
Boeiend ‘voer’ voor schaak-historici…
Ik ben benieuwd naar hun oordeel.
Beste Teun,
Daar heb ik geen probleem mee: Michel Hoetmer
Ik ben benieuwd naar je reactie.
Aan Michel Hoetmer
De antwoorden op jouw vragen en de verantwoording waren te lang voor de commentaarkolom en zijn opgenomen in een apart artikel. Klik hier
TK