Carlsen gokt op de tiebreak
De twaalfde partij in de WK-match tussen Magnus Carlsen en Sergey Karjakin is uitgelopen op een complete anticlimax.
De zetten in deze partij werden vliegensvlug op het bord gebracht, alsof de spelers van te voren hadden afgesproken dat er geen strijd geleverd hoefde te worden. Nadat beide spelers last kregen van het ‘ruilvirus’ en in no-time vrijwel alle stukken van het bord werden geruild, werd de vrede getekend. Er stond een symmetrische pionnenstructuur met aan beide kanten zeven pionnen en een loper (van gelijke kleur) op het bord, waarin niets meer te zien viel.
Het wekt toch wat verbazing dat de wereldkampioen het met wit in deze laatste partij niet echt wilde proberen. Hij vindt kennelijk dat hij als beste snelschaker ter wereld meer kans heeft in een tiebreak. Maar daarin zou hij zich wel eens flink kunnen vergissen. Zo’n beslissingsmatch met versneld tempo kan ontaarden in een volledige tombola waarin Karjakin een van zijn belangrijkste kwaliteiten kan aanspreken: zijn onverzettelijkheid.
Vooraf zou je kunnen denken dat Carlsen met wit zijn tegenstander nog even flink aan de tand zou gaan voelen maar daar had hij kennelijk geen trek in. Vermoedelijk was hij allang blij dat hij – nadat hij drie gunstige eindspelen niet had kunnen winnen – en op ongelukkige wijze op achterstand was gekomen, de tweekamp gelijk had weten te trekken.
En als we de resultaten van Carlsen in rapid en blitz bekijken, is hij meestal heer en meester. Maar zal de Noor dat ook zijn als er zoveel druk op staat? Als de hele wereld meekijkt hoe hij die taaie Rus eronder moet zien te houden? Een speler die juist bekend staat om zijn persistentie in bedenkelijke situaties. Ook een uitstekend rekenaar hetgeen bij het snelschaken zeer zeker van pas zal komen. Carlsen zal erop gokken dat zijn inzicht en eindspeltechniek beter zijn dan Karjakin.
Hoe gaat die tiebreak nu in zijn werk? Morgen mogen de spelers gaan uitrusten van de vermoeienissen van deze partij. Woensdagavond 20:00 uur beginnen de beslissingswedstrijden. Het reglement schrijft voor dat er 4 partijen gespeeld zullen worden met voor ieder 25 minuten + 10 seconden per zet.
Als dat eindigt in een gelijkspel worden er 2 partijen met voor ieder 5 minuten + 3 seconden bonus per zet gespeeld. Als dat geen winnaar oplevert zullen er 5 van dit soort matches gespeeld worden, totdat er een winnaar bepaald is.
Mocht dat na deze 5 matches (in totaal 10 partijen dus) nog geen beslissing zijn, wordt er een zogenaamd ‘sudden death’-vluggertje gespeeld. De witspeler krijgt dan 5 minuten, zwart 4 minuten. Wit moet dan winnen. De speler die de loting wint, mag bepalen of hij wit of zwart neemt. Na zet 60 komt er ineens een bonus van 3 seconden per zet bij totdat er een uitslag komt in dit vluggertje. Degene die het dan redt, is de wereldkampioen. We zijn benieuwd of het zover gaat komen…
Carlsen, Magnus – Karjakin, Sergey
1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lb5 Pf6
Opnieuw de uitnodiging voor de ‘Berlijnse Muur’. Dat blijft toch een groot probleem voor wit.
- O-O Pxe4
- Te1 Die ‘Berlijnse Muur’ ontstaat na 5. d4 Pd6 6. Lxc6 dxc6 7. dxe5 Pf5 8. Dxd8+ Kxd8 en werd door Kramnik in zijn tweekamp tegen Kasparov voor het eerst op het hoogste niveau succesvol toegepast. Kasparov slaagde er geen enkele keer in om Kramnik in de beroemde tweekamp in 2000 op de knieën te krijgen en dat daar vond hij uiteindelijk zijn waterloo. Kramnik sloeg met wit tweemaal toe en werd toen wereldkampioen van de wilde schaakbond PCA.
5…Pd6 6. Pxe5 Le7 7. Lf1 Pxe5 8. Txe5 O-O 9. d4 9…Lf6
- Te1
De theoretisch bekende voortzetting. In de derde partij speelde Carlsen het wat mysterieuze 10. Te2 maar ook dat leverde hem uiteindelijk niet veel voordeel op. Hoewel gezegd moet worden dat hij er later toch nog iets van wist te maken.
10…Te8 In het verleden werd 10…Pf5 meer gespeeld.
- Lf4
Een nieuwe zet. 11. c3 Txe1 12. Dxe1 De7 13. Dxe7 Lxe7 14. Lf4 zijn stellingen waarin wit, ondanks wat ruimtevoordeel, weinig kans op voordeel heeft.
11…Txe1 12. Dxe1
12…Pe8
Flauw hoor. Maar Karjakin heeft groot gelijk dat hij niet op de verwikkelingen ingaat die Carlsen hem even heeft voorgeschoteld. De grap is dat als zwart de pion neemt met 12…Lxd4 het meteen heel spannend kan worden. 13. Lxd6 cxd6 [ Zwart loopt in het mes met 13…Lxb2? (zie analysediagram)
vanwege 14. Lxc7! Df8 15. Pc3 Lxa1 16. Dxa1 en met twee stukken voor een toren en een pion, maar vooral een groot surplus aan activiteit, staat wit zo’n beetje op winst.] 14. c3 Lf6 15. Pa3 en zwart heeft – naast zijn verminkte pionnenstructuur – de nodige problemen om zijn ontwikkeling te voltooien. Wit lijkt hier toch wel wat praktische kansen op meer dan gelijkspel te krijgen.
- c3 d5
Tja en dan is er heel weinig aan de hand.
- Ld3 g6
Dit is een goede manier om zijn dameloper te kunnen ontwikkelen.
- Pa3 c6 16. Pc2 Pg7
Dat is dus zwarts bedoeling: hij dekt veld f5 met het paard zodat … Lf5 mogelijk wordt, waarna er geen vuiltje meer aan de lucht voor hem is.
- Dd2 En na 17. Pe3 om … Lf5 te verhinderen, kan hij heel geschikt met 17…Pe6 18. Lg3 Lg5 antwoorden. Zwart staat hier zeker niet minder.
17…Lf5
Carlsen krijgt vanaf hier last van de ‘ruilziekte’…
- Lxf5 Pxf5 19. Pe3 19…Pxe3 20. Dxe3 De7 21. Dxe7 Lxe7 22. Te1 22…Lf8 23. Kf1 f6
De e-lijn is nog even in handen van wit, maar daar kan Karjakin ook snel een einde aan maken. Dat doet hij zo:
- g4 Kf7 25. h3 Te8 26. Txe8 Kxe8
Strikt genomen heeft zwart de iets betere loper, maar dat is dermate marginaal dat hier niets meer te zien valt.
- Ke2 Kd7 28. Kd3 Ke6 29. a4 29…a6 30. f3 Le7
En nu schudden beide spelers de hand, ten teken dat het remise is.
½ – ½
Ik vermoed dat Carlsen het op deze ene partij aan laten komen als een groter risico beschouwt dan straks vier rapidpartijen, waarbij hij doorgaans veel beter presteert. Ik ben alleen benieuwd of Carlsen dan weer meer gebruik gaat maken van alternatieve openingen. Pools bijvoorbeeld, heeft hij ook nog wel eens zonder succes uit de kast getrokken 🙂
Carlsen wil op zijn verjaardag schaken! Er is geen groter feest denkbaar ;-).
Inderdaad een anticlimax. Hij is erg goed in het druk zetten, maar probeert het niet eens.
Ik ben benieuwd naar het einde. Karjakin kent volgens mij, net als Carlsen, geen vrees of zenuwen en dat telt bij het verkorte tempo. Het zal erom spannen.
Ik ben het helemaal met Herman Grooten eens. In de tiebreak van de World Cup stond Karjakin tegen Svidler achter in de rapidmatch over vier partijen en ook nog met zwart heel beroerd, maar met zeer inventieve zetten wist hij het Svidler zo lastig te maken dat hij die partij en ook de World Cup won.
Carlsen schatte de kansen desgevraagd in op ‘fifty-fifty’. Maar als Karjakin hetzelfde niveau heeft als in de match tegen Svidler gaat Carlsen gewoon winnen.
Gezien het feit dat Carlsen in de WK-match tot nu toe onder zijn niveau speelt en mentaal ook niet zo sterk overkomt lijkt het me niet uitgesloten dat Karjakin de tiebreak wint. Ik vind het diplomatieke ‘fifty-fifty’ van Carlsen wel een beetje terecht.
Nu blijkt dus dat het veel beter is als de vroegere regel wordt toegepast dat de wereldkampioen zijn titel behoudt bij een gelijke eindstand. Dit had ik reeds ver voor de match aangegeven. Dan zou een partij zoals gisteren niet gespeeld zijn.
Je kunt nog discussiëren over de vraag of 12 partijen dan niet wat weinig is, als je deze regel toepast. Maar het is niet alleen ter voorkoming van rapidpartijen en nog erger. De gedachte erachter dat je pas wereldkampioen kunt worden als de vorige is verslagen, spreekt mij aan.
Vergelijk het met het WK voetbal 2014 en denk toch eens terug aan dat gedrocht van een halve finale tussen Nederland en Argentinië. Precies hetzelfde: beide teams wilden na een half uur al geen risico’s meer nemen. Je kunt ook niet zeggen dat de spanning veel vergoedt, want noch genoemde voetbalwedstrijd, noch het einde van deze schaakmatch waren spannend. Nee, alleen maar hoogst vervelend.
Overigens heb ik bij de FIFA een voorstel ingediend voor een radicaal andere opzet, zodat alleen nog bij de finale verlenging en strafschoppen mogelijk zijn. Maar dit terzijde.
Als ze zo’n voetbalwedstrijd beginnen met de strafschoppenserie is het probleem ook uit de wereld…
Welke tiebreak of barrage je ook toepast, het spel van de wereldkampioen heeft mij deze keer niet overtuigd van zijn superioriteit ten opzichte van de uitdager. Waarom Carlsen in de laatste partij met wit niet op winst wilde (of durfde) spelen, begrijp ik niet. De gehele match werd vanuit mijn beperkte perspectief nogal slap gespeeld.
Voorafgaande aan deze match hadden een aantal experts hun verwachting uitgesproken, onder andere GM Mikhail Golubev, vrij vertaald:
Carlsen heeft de de beste kansen: hij is niet noodzakelijkerwijs meer getalenteerd, maar wel iets stabieler en taaier dan Karjakin. Helaas is de tijdscontrole (time control *) op topniveau vrij saai tegenwoordig. Ze spelen normaliter de veiligste openingen en zijn extreem goed voorbereid. Ik verwacht een stevige en saaie match met misschien een of twee interessante partijen. De meest waarschijnlijke uitkomst is +1 voor Carlsen.
* Ik weet niet goed hoe ik “time control” hier moet interpreteren. Tijdbeheersing, tijdcontrole, speeltempo?
Hoe dan ook – ik vond deze voorspelling van Golubev opmerkelijk nauwkeurig, vooral op het punt van saaiheid.
en.chessbase.com/post/what-the-experts-say-predictions-views-opinions
Als de wereldkampioen bij gelijke stand zijn titel behoudt, zoals Botwinnik in zijn matches tegen Bronstein in 1951 en Smyslov in 1954, dan heeft dat ook iets onbevredigends. Doorspelen tot er een beslissing is bereikt kan een sportieve optie zijn, maar in deze tijd is dat waarschijnlijk praktisch niet haalbaar. Het gebeurde wel in 1950 in Moskou, toen Bronstein en Boleslavksi na gelijk eindigen in het kandidatentoermooi van Boedapest eerder dat jaar een play-off over 12 partijen speelden. Toen het na die twaalf partijen nog steeds gelijk was, ging men gewoon door en na 14 partijen was het 7 1/2 – 6 1/2 voor Bronstein. Hieraan kun je zien dat het wereldkampioenschap toch enigszins gedevalueerd is.
De matches tussen Kasparov en Karpov waren wel het andere uiterste.
Dat wil je ook niet echt
Dat was alleen het geval bij de eerste WK-match tussen Karpov en Kasparov in 1984. In de tijd van Fischer, de voorganger van Karpov, was het idee ontstaan om een WK-match te spelen tot één van beide schakers 6 partijen had gewonnen. Na 24 partijen stond het 4-0 voor Karpov. Die stand was al vrij snel in de match bereikt, maar toen begon Kasparov op remise te spelen en na 46 partijen was het nog altijd niet meer dan 5-1 voor Karpov. Toen verloor hij twee partijen achter elkaar en werd de match na 48 partijen om onduidelijke redenen afgebroken. Kasparov voelde zich bestolen. Een jaar later in 1985 kwam er weer een WK-match, maar wijselijk ging die over 24 partijen. Kasparov won die WK-match en ook de drie matches daarna tegen Karpov, die allen over 24 partijen gingen.
P.S. Ik herinnerde me ineens dat één match die van 1987 in Sevilla gelijk eindigde in 12-12 en dat toen Kasparov wereldkampioen bleef.
Bij judo delen ze een rolletje uit voor passiviteit. Dat zouden ze hier ook moeten proberen (not).