De Top 40 onder de loep

Om te beginnen natuurlijk: Veertig maal dank! Het was een mooie klus, waar Johan Hut aan begon in maart 2017. Een top 40 samenstellen van Nederlandse schakers. De bedoeling was om eind 2017 klaar te zijn. Dat is niet gelukt, maar vooruit. Een halfjaartje vertraging moet kunnen. Het leverde een boel mooie verhalen op waar we als lezers veel plezier aan beleefden.

Wie staat er in?

Regelmatig was de top 40 onderwerp van gesprek als Johan weer eens bij En Passant op bezoek kwam. Vooral als er een teamgenoot van me aan de beurt was. Dan ging Johan hem dat even vertellen om te peilen of die teamgenoot daar tevreden over was, of teleurgesteld. En dan kwamen de gesprekken op gang. Ook over spelers die de top 40 niet gehaald hebben. Zo vielen de namen van Peng en Bosboom, maar ook die van Olland en zelfs die van John van Baarle. Paul van der Sterren brak in schaakmagazine een lans voor Bert Enklaar. Voor allemaal (nu ja, met uitzondering van Van Baarle dan) is wat te zeggen. Enklaar en Bosboom hadden prima een plekje tussen 30 en 40 kunnen krijgen, zoals het eigenlijk ook prima is dat ze de top 40 niet gehaald hebben. Dat Johan hier andere keuzes heeft gemaakt is te billijken.

Dat vind ik dan weer niet waar het Peng en Olland betreft. Die hadden er best in gemogen. In het geval van Adolf Olland heeft Johan in voornoemde gesprekken erkend dat hij daar simpelweg niet aan gedacht heeft. Het tijdperk voor Euwe kende hij daarvoor onvoldoende en het is ook niet eenvoudig om de schakers uit die tijd te vergelijken met de schakers van nu. Had dr. Esser erin gemoeten? Davidson? Arnold van Foreest? Ze waren ongetwijfeld sterker dan nummer 38, Norman van Lennep, over wie Johan nota bene zelf schreef: “Als schaker heeft Norman van Lennep niet zo heel veel gepresteerd.” Alleen zat aan Van Lennep een interessant verhaal vast, net als aan Noteboom (nr 37) bijvoorbeeld. Ik denk dan ook wel eens dat Johan, toen hij het idee opvatte voor deze top 40, eerst een paar mooie verhalen selecteerde en zich later pas realiseerde dat er door die mooie verhalen sterkere spelers buiten de boot zouden gaan vallen. Als reactie op een opmerking onder nummer 33, Hans Böhm, schrijft Johan: “Perfect is mijn lijst natuurlijk niet. Zo heb ik die kampioenen voor Euwe er niet in opgenomen, omdat ik de indruk heb dat het Nederlandse schaken toen niet veel voorstelde.” Niet heel sterk geargumenteerd vind ik. Temeer omdat er wel kampioenen uit die tijd in staan. En aan Olland zat natuurlijk ook een mooi verhaal vast. Overleden aan het bord tijdens een NK! Aan Theo van Scheltinga werd een sympathieke zestiende plaats toebedeeld onder andere omdat hij op hoge leeftijd nog aan het NK deelnam. Dat gold ook voor Olland!

Dat Peng er niet in staat verdedigt Johan ook in de commentaren onder nummer 33: “De dames, helaas, die schaakten gewoon zwakker dan de heren”. Te gemakkelijk om zo Peng terzijde te schuiven. Haar vele titels bij het NK zijn dan kennelijk behaald om dat de dames “gewoon zwakker” zijn, maar haar gedeelde eerste plaats op het EK voor dames dan? Dat was behoorlijk sterk bezet. De tegenstand was een stuk sterker dan menig NK (algemeen!) in de tijd voordat Jan Timman eraan kwam. En een snelle blik in de database leert dat onder andere de heren Ivkov, Apicella, Van den Doel, Nijboer(2x), Reinderman (2x), Berkes, Van der Weide (2x),Fishbein, Gagunashvili, Ljubojevic, Mainka, Jonkman, Olafsson, Van der Sterren, Sprenger, Zakhartsov, Burg, Ernst, Ikonnikov, J. van Foreest, Ginsburg en Arnaudov (allen grootmeester) ooit in het stof beten na een confrontatie met Peng. Dus dat “gewoon zwakker dan de heren” mag wel een beetje genuanceerd worden. Daarbij wil ik ook nog vermelden dat Peng in de vaak door Johan aangehaalde Olympiade van 1988 een gouden medaille scoorde aan het derde bord bij de dames. Namens China nog, dat dan weer wel. Daarnaast denk ik dat het Nederlands damesschaak in het algemeen sterker is geworden sinds Peng daar de kar trok. Dus een zekere verdienste voor het damesschaak heeft ze ook nog. Dus nee, ik schrijf dit niet vanwege een politiek correct vrouwenquotum. Peng had best gekund! Er staan er genoeg in de lijst die hun plekje zouden kunnen afstaan.

Er kwam een uiting van teleurstelling uit de hoek van de correspondentieschakers. Nederland heeft een paar wereldkampioenen gehad in die tak van sport, maar geen ervan haalde de top 40. Ook hier een uitleg van Johan in de commentaren onder nr 33: “Een correspondentieschaker had ik kunnen opnemen, niet aan gedacht.” Dat is een eerlijk antwoord. Hij had ook kunnen antwoorden dat correspondentieschaak een heel ander spelletje is als “gewoon” schaak. In de top 40 van beste wielrenners zal Bart Brentjens ook niet terecht komen, in die van beste mountainbikers wel.

Dan zijn er nog de heren Bok, Brandenburg, Burg, Dambacher, Ernst, Janssen, Jonkman, Klein, Pruijssers, Solleveld, Spoelman, Swinkels, Visser, De Vreugt, Van der Weide en Werle. Allemaal werden ze grootmeester en ze haalden de top 40 niet. En dat terwijl er wel Internationaal Meesters en zelfs titellozen in staan. Is dat terecht? Is het terecht dat schakers als Tan, Kuijf en Douven in de top 40 staan op basis van één uitschieter, namelijk de nationale titel? Ja, dat lijkt me wel verdedigbaar. Johan heeft namelijk besloten dat iedere Nederlands kampioen van na Euwe een plekje in de lijst krijgt en als dat een keihard criterium is voor hem is, dan staan die mannen er terecht in. Dat de genoemde grootmeesters er dus niet in staan heeft te maken met de geringe lengte van hun carrière en het niet behalen van het Nederlands kampioenschap. Ja, maar Stellwagen en Van Kampen dan? Tja, die hebben de mazzel dat ze van jongs af aan door de journalist Hut zijn gevolgd omdat ze in die regio opgegroeid zijn. En natuurlijk, Stellwagen was een groot talent, maar wat heeft hij nu eigenlijk gewonnen? Dat had ik ook over Van Kampen kunnen schrijven, maar die fietste in April ineens de top 100 van de wereld binnen dankzij goede resultaten in clubcompetities. Misschien heeft Johan nu wel spijt dat hij Robin van Kampen “slechts” op 32 heeft gezet!

Genoemde grootmeesters zijn overigens bijna allemaal beter dan Rob Hartoch ooit geweest is. Wat die in de top 40 doet is mij echt een raadsel.

Waar staan ze?

Als er dan eenmaal een top 40 is, dan is er de vraag of de volgorde waarin ze geplaatst zijn een beetje verdedigbaar is. Dat is lastig, want hoe bepaal je dat Rudy Douven minder goed was dan Daniël Noteboom? En was Dirk van Foreest echt een fractie beter dan Gert Ligterink? Dat is onmogelijk te zeggen. Toch is het wel enigszins mogelijk om schakers uit verschillende tijdperken met elkaar te vergelijken. Je kunt bekijken hoe we er internationaal voor stonden. Waren wij een sterk schaakland? Dan is onze nationale kampioen een internationale topper. Om hier wat mee te kunnen heb ik onze schaakgeschiedenis verdeeld in vijf tijdperken.

1. De oudheid. De periode voordat Euwe de beste was
2. Het tijdperk Euwe
3. De magere jaren tussen Euwe en Timman
4. Het tijdperk Timman
5. Het sterke schaakland Nederland.

In het eerste tijdperk hadden we niet echt wereldtoppers. Grote toernooien wonnen “we”nooit, laat staan dat we in de buurt kwamen van de wereldtitel. Het is mooi dat er enkelen uit die tijd de top 40 gehaald hebben, het is logisch dat de top tien een brug te ver was voor ze.

Max Euwe stond op eenzame hoogte in zijn tijd.

Na het tijdperk Euwe stelde Nederland als schaakland internationaal weinig voor. Zo eindigde Nederland op de Olympiades van na de oorlog en voor 1974 nooit hoog. In de strijd om het wereldkampioenschap was het na Euwe helemaal behelpen. Tussen Euwe en Timman haalde zelden een landgenoot het interzonetoernooi. In 1952 in Stockholm was Lodewijk Prins van de partij. Hij werd laatste met 4,5 uit 20. In 1955 in Göteborg was Hein Donner van de partij. Ook hij werd laatste, nou vooruit, gedeeld laatste met 5,5 uit 20. Vervolgens slaagde er jarenlang geen enkele Nederlander in zich voor het interzonetoernooi te plaatsen. In 1976 dan eindelijk, in Biel eindigde Genna Sosonko in de middenmoot.

Daarna brak het tijdperk Timman aan en beleefde schakend Nederland weer plezier aan de WK-cycli.

Gedurende het tijdperk Timman werd Nederland een sterk schaakland. Zonder Timman werd zelfs in 1988 op de olympiade een bronzen medaille behaald. Diverse landgenoten kwamen in de top 100 van de wereld terecht, zelfs nadat het ijzeren gordijn verleden tijd was en er een hausse van oostblokkers over de schaakwereld uitzwermde.

Voor een tijdperk Giri vind ik het nog te vroeg, maar dat zit er wellicht aan te komen!

Uit voornoemde opsomming mag de conclusie getrokken worden dat ik het er volkomen mee eens ben dat Euwe en Timman de bovenste plaatsen bezetten, maar dat ik de schakers uit tijdperk 5 sterker acht dan die uit tijdperk 3.

Wat Johan ook zwaar meewoog was winst in het Hoogovenstoernooi, maar hij lijkt daarmee uit het oog te verliezen dat het Hoogovenstoernooi vroeger veel minder sterk bezet was dan het Tatasteeltoernooi van de laatste jaren. Ik herinner me dat Hans Bouwmeester daar in een interview nog een opmerking over maakte. Die bagatelliseerde zijn overwinning in 1954 behoorlijk. Daar geen spelers uit de top tien van de wereldranglijst, wat we nu zo gewoon vinden. Zelfs de overwinning van Jan Timman in 1985 is in dat licht bezien wat magertjes. Nunn, Beljavski, Kortchnoi en Portisch hadden (net als Timman) een elo boven de 2600. De rest zat eronder.

Dan zijn er nog de NK’s. Ook die zitten tegenwoordig vol grootmeesters. Wie sinds het tijdperk Timman het NK wint heeft een behoorlijk sterk toernooi gewonnen. In tijdperk 3 zat het NK nog vol met hoofdklassers naast enkele (groot)meesters.

Wat vind ik dan, met inachtneming van het voorgaande, van de ranglijst zoals die door Johan is samengesteld? Nou, die vind ik eigenlijk prima voor zover het de plaatsen 13 tot en met 40 betreft. Natuurlijk denk ik dat Dimitri Reinderman sterker is dan Theo van Scheltinga ooit geweest is, maar het is te billijken. In 2041 wordt Dimitri 69. Benieuwd of hij dan ook nog het NK speelt. Mind you, good old Theo plaatste zich toen in het tijdperk Timman voor het NK. De magere jaren waren al voorbij! Maar verder is het in die categorie natuurlijk vooral leuk dat ze erin staan. De klassering is minder belangrijk.

Wat kritischer word ik vanaf plaats 12. Heeft Paul van der Sterren alleen al vanwege het feit dat hij zich ooit voor de kandidatenmatches/het kandidatentoernooi kwalificeerde niet een plekje in de toptien verdiend? Alleen de uiteindelijke top 3 bereikte dat stadium. Bij nummer 3, Anish Giri, schrijft Johan: “Na Euwe en Timman is Giri ook de derde Nederlander qua prestaties op WK-niveau.” Volgens mij deelt Giri die status met Van der Sterren! Ik weet wel, in die tijd kwalificeerden 12 spelers zich voor die matches. Dat is iets minder selectief dan de acht in het huidige kandidatentoernooi. Maar toch, check eens het deelnemersveld van het interzonetoernooi van Biel 1993. Daar staan toch een boel illustere namen onder de als tweede geeindigde Van der Sterren! En hij maakte ook nog eens deel uit van het olympiadeteam dat in 1988, zonder Jan Timman, gedeeld tweede werd. Ik denk dat Van der Sterren een hogere plaats verdiende dan Ree, Tiviakov, Sokolov, Sosonko en Donner. Wil ik hem dan ook niet boven Van der Wiel, Piket en Van Wely zetten? Nee, dat niet. Die haalden dan het kandidatentoernooi wel niet, maar die boekten toch ook indrukwekkende prestaties in het internationale schaak. En ze werden vaker Nederlands kampioen in de tijd dat Van der Sterren ook van de partij was. Dat gezegd hebbende had ik er ook geen problemen mee gehad als Piket als straf voor zijn veel te korte carrière een plek buiten de toptien had gekregen.

De volgorde waarin Tiviakov, Sokolov en Sosonko staan vind ik niet zo boeiend. Wel had ik ze graag boven Hein Donner gezien. Maar dat is een verhaal apart.

De Top vijf

In onze gesprekken ging het nog wel eens over Donner. Voor Johan een held, voor mij iemand die erg wisselvallig presteerde en bekend werd om een door Tim Krabbé aangelegde verzameling korte verliespartijen. Het zal de generatiekloof zijn. Johan is opgegroeid in tijdperk 3, een tijdperk waarvan Donner zonder twijfel de aanvoerder was. Ik ben opgegroeid in het tijdperk Timman. De eerste keer dat ik me als jochie bewust werd van een resultaat van Donner was in 1981 toen hij tweede werd op het NK. Hij werd de hemel ingeprezen om die tweede plaats.

Of het te maken heeft met het feit dat Johan en ik zo van mening verschillen over Donner weet ik niet, maar in zijn bespreking van nummer 5 strooit hij met superlatieven om die vijfde plaats te onderbouwen. Een komeetinslag! (Later in de zaterdagrubriek in de Gooi- en Eemlander was het “een grotere donderslag is er nooit geweest”) Ja, het was natuurlijk knap, dat Donner het Hoogovenstoernooi 1950 won, maar wordt hier niet een beetje overdreven? Er deden twee gevestigde namen mee: De over zijn top zijnde Max Euwe en de mondiale subtopper Rossolimo. Nadat het woord “verbijstering” nog even gevallen is worden de “Nederlandse toppers” Cortlever en Van Scheltinga nog genoemd. De andere vijf deelnemers waren van beduidend lager niveau. Met alle respect voor de prestatie van Donner, het is nog niet eens een GM-norm. Dus mag het een onsje minder?

Het zonetoernooi in Madrid, 1960, wordt als een groot succes omschreven. Hmm… hij werd vierde en plaatste zich niet voor het interzonetoernooi.

“Alleen al het feit dat hij 25 jaar in de top 100 heeft gestaan is genoeg reden voor een zeer hoge plaats in de top 40” aldus Johan. Tja, er waren natuurlijk nog niet zoveel professionals he? En die grote sterke Sovjets hielden een hoop talent achter het ijzeren gordijn, dus wat is een top 100-plek eigenlijk waard? In het verhaal over nummer 2, Jan Timman, lees ik dat die in 1972 de top 100 van de wereld binnen kwam. Toen was Timman nog IM. Het was Hein Donner dus geraaien dat ie in die jaren in de top 100 stond. Daar stond iedere schaakprof!

De overwinningen in Hoogovens 1963, toen er in verband met een jubileum wél een zeer sterk deelnemersveld was, en in Venetië 1967 waren natuurlijk wel van grote klasse. En begrijp me niet verkeerd, Donner was een sterke schaker die zonder meer een hoge plek verdient. Maar laat hem dan als leider van tijdperk 3 inhaken nét voor Hans Ree. Maar wel onder Van der Sterren! Hij had ook veel meer uit die carrière kunnen halen, maar ja, die wisselvalligheid…

Over de plaatsen 3 en 4 geen discussie. Johan heeft even met de gedachte gespeeld om Loek van Wely op 3 te zetten, maar besloot later toch maar van niet en nadat hij zijn gedachten al zo geordend had speelde Giri ter bevestiging ook nog eens een ijzersterk Tatatoernooi begin dit jaar. In de reacties onder de artikelen ook geen woord van kritiek. Dat had gekund natuurlijk, Loek is vaker kampioen van Nederland geweest. Maar hij heeft nooit de wereldtop zo goed kunnen weerstaan als Anish.

Anis Giri dus terecht op plaats 3. Maar voor het tijdperk Giri vind ik het nog te vroeg, schreef ik al. Stel toch dat ie over een jaar of twee door een Van Foreest gepasseerd wordt!

Over nummer 2, Jan Timman, ontstond wel discussie en dat was te verwachten. Johan koos de veilige optie om onze enige wereldkampioen op 1 te zetten. Geen twijfel, het was “de enige makkelijke vraag in deze ranglijst” aldus Johan. En natuurlijk, er is veel voor te zeggen, want wereldkampioen word je niet zomaar. Timman was er dichtbij, maar (ik citeer Vedder senior) viel steeds net voor het hekkie dood.

Er staat wel een imposante lijst toernooiwinsten tegenover waar Max Euwe niet aan kan tippen. En dat smalle pad richting de wereldtitel hoefde Euwe nooit te bewandelen. In die jaren kon iemand met een zak duiten de wereldkampioen uitdagen en als meneer genegen was zijn titel daarvoor op het spel te zetten was je zomaar wereldkampioenskandidaat. (Uiteraard moest je wel een wereldtopper zijn om zo’n zak duiten bijeen te krijgen.) Nu waren er in Euwes tijd natuurlijk niet zoveel toptoernooien als nu, of in het tijdperk Timman. Wie weet hoeveel hij er had gewonnen als hij Aljechin, Fine en Keres een keer of drie per jaar zou ontmoeten?

Johan citeert Tim Krabbé, die zei: “Timman was sterker, Euwe was groter “. Je kunt er alle kanten mee op. Persoonlijk zou ik Jan Timman op 1 hebben gezet, maar met Euwe op 1 kan ik goed leven. Sommige dingen, zeg maar gerust heel veel dingen, kun je niet iedereen naar de zin maken.

Tenslotte

Ik heb veel plezier beleefd aan de lijst. De gesprekken bij ons op de club, de discussies ook elders in het land. Het hield de gemoederen bezig, tot in de krant van wakker Nederland en schaakmagazine aan toe. Wel had ik graag een mooie, karakteristieke partij gezien bij ieder verhaal. Op een zeker moment loste Kees Schrijvers dat op door een databasedump onder de verhalen te kwakken, maar ik denk niet dat er veel de moeite hebben genomen om die allemaal door te scrollen. Maar laat deze klacht niet overheersen. Schaaksite heeft er met deze rubriek weer een pareltje bij!

32 Reacties

  1. Avatar
    Tovenaar 02 juli 2018

    Bruno Carlier dus.

    Tja, hoort die in de top 40 thuis… wat mij betreft niet

  2. Avatar
    wimw 02 juli 2018

    Heerlijk om al die overwegingen te lezen en ik verwacht nog wel wat reacties, zoals deze van mij. Zelf vond ik van der Sterren ook wat te laag geplaatst. Hij eindigde in dat interzonale toernooi van Biel in 1993 gedeeld tweede achter Gelfand, gelijk met Kamsky, Khalifman, Adams, Joedasin, Salov, Lautier en Kramnik, maar nog voor Anand, die zich als tiende plaatste voor de kandidatenmatches. Het toernooi werd wel volgens het Zwitsers systeem gespeeld, wat in afwijking was met vroeger.

    • Avatar
      Hendrikom 02 juli 2018

      Toen Van der Sterren in Biel speelde, speelde ik het Europees jeugdkampioenschap in Vejen. ‘Who the hell is Van der Sterren’ kreeg ik daar meer dan eens te horen, het werd daar op de voet gevolgd, anders dan nu natuurlijk, zonder internet. Net zoals McEnroe zich dat over Haarhuis afvroeg 🙂

  3. Avatar
    sake jan de boer 02 juli 2018

    Donner staat te laag 🙂

    Ik had trouwens bepaald niet de indruk dat Donner een held van Johan Hut was. Die typeerde hem als een praatjesmaker en ruziezoeker.

    Drie: Geef toch de serie b.v. een prominente plek in het menu. Ze zijn nu onvindbaar!

  4. Avatar
    Yehuda 02 juli 2018

    Van der Sterren had 1x een goed resultaat in zijn topjaar 1993. Donner had een hele carriere vol goede resultaten, waarin hij zich kon meten met de allersterksten van zijn tijd, zoals Botwinnik, Larsen en Spassky. Die korte nederlagen waren inderdaad wat apart, maar ik schat hem toch hoger in dan Van der Sterren. Heeft laatstgenoemde ooit ook maar remise gespeeld tegen Karpov of Kasparov? Volgens mij niet!

    • Avatar
      Hendrikom 02 juli 2018

      Van der Sterren is daarnaast tweevoudig Nederlands Kampioen. Waarvan volgens mij 1x met overmacht.

    • Avatar
      Hendrikom 02 juli 2018

      Punt is, ze heeft bijvoorbeeld maar 1x meegedaan aan het NK. En volgens mij op uitnodiging. Ik vind het in ieder geval niet ‘onbegrijpelijk’.

  5. Avatar
    Eric 02 juli 2018

    Het is ook onbegrijpelijk dat Kor Mulder van Leens Dijkstra er niet in staat, om maar eens een wereldberoemde correspondentieschaker te noemen. Johan Hut was de correspondentieschakers gewoon vergeten en Richard Vedder vindt het een ander spelletje. Met dat laatste ben ik het niet per se oneens, maar daarbij wil ik tegelijkertijd opmerken dat het bordschaken in de periode van Max Euwe óók een heel ander spelletje was dan het schaken in de tijd van Anish Giri. Tachtig jaar geleden waren de bedenktijden véél ruimer en werden partijen vaak één of meerdere keren afgebroken. Daarbij vergeleken is het huidige schaken een soort veredeld rapidschaak geworden.

    • Avatar
      Titos 02 juli 2018

      Het lijkt mij wel heel interessant om vanuit de correspondentieschaakwereld een ‘alternatieve’ top 10 te zien. Uiteraard gecombineerd met een kort levensverhaal en motivering. Wellicht dat Johan hier zelfs wel bij wil helpen.

      • Avatar
        Eric 02 juli 2018

        De correspondentieschakers hebben dat in zekere zin twee jaar geleden al gedaan, in boekvorm.

        Zie onder meer dit bericht.

        In dat boek (verkrijgbaar bij de bekende verzendhuizen) worden alle belangrijke Nederlandse correspondentieschakers beschreven, inclusief alle nationale kampioenen. Daarnaast is het een bijzonder fraai boek over de geschiedenis van het Nederlandse correspondentieschaken, vanaf het verre verleden met briefkaarten tot en met het heden van internet en schaakengines. Het boek bevat veel becommentarieerde partijen en veel andere wetenswaardigheden over een van de oudste manier om het schaakspel te beoefenen.

        Niet iedereen realiseert zich dat het correspondentieschaken een rijke traditie kent en ouder is dan bijvoorbeeld toernooischaken of clubschaken.

  6. Avatar
    wimw 02 juli 2018

    In de opzet van Johan Hut wordt veel nadruk gelegd op de hoogtepunten in de carrière van onze Nederlandse schakers. Voor Paul van der Sterren is dat 1993, want  toen werd hij niet alleen Nederlands kampioen, maar won hij samen met van Wely het zonetoernooi in Brussel voor de Nederlandse GM’s v.d. Wiel, Nijboer, Sosonko en Reinderman en kon hij zich daarna in het interzonale toernooi van Biel meten met de wereldtop. Als ik zo rondkijk op Internet waren v.d. Wiel en van der Sterren in die jaren aan elkaar gewaagd en dan is zijn plaats in de Top 40 wat aan de lage kant. Ik zou hem echter niet boven Donner plaatsen, ook al deed die het in (inter)zonale toernooien niet goed.

  7. Avatar
    Jaap Amesz 02 juli 2018

    Het missen van de grootste geldschieter ooit vind ik ondankbaar. Geen poen, geen topschaak. Dan moet er namelijk gewerkt worden. Ik mis Joop van Oosterom.

    • Avatar
      Eric 02 juli 2018

      En daarnaast is Joop van Oosterom ook iets gelukt wat zelfs Max Euwe nooit voor elkaar heeft gekregen: twee keer wereldkampioen worden. In 2005 en in 2008.

      • Avatar
        Eric 02 juli 2018

        Natuurlijk, maar élke grootmeester kreeg en krijgt hulp van andere goede grootmeesters. Zo werkte Euwe samen met ondere anderen Reuben Fine.

        En natuurlijk maakte Joop van Oosterom ook gebruik van sterke engines. Om die reden denken sommige mensen dat correspondentieschaken iets totaal anders is dan bordschaken. In werkelijkheid is het verschil helemaal niet zo groot. Moderne grootmeesters zoals Giri maken óók veel gebruik van engines. Alleen eventjes niet gedurende de (relatief korte) tijd dat de partij bezig is. Maar in de veel langere tijd vóór en na de partijen worden de engines volop ingezet.

        • Avatar
          Pieter Priems 03 juli 2018

          Eric, ik begrijp wat je bedoelt, heb zelf ook correspondentieschaak gespeeld en ook meegedacht bij deelnemers aan het NK. Je hebt gelijk dat voor het onderzoek en hulp elke sterke speler secondanten en computers gebruiken.

          Het verschil is en blijft dat  bij bord schaak het een gevecht is van man tegen man (of vrouw(en) natuurlijk) die met alle ervaring en kennis in het hoofd binnen de gestelde tijd de beslissingen zelf moeten nemen, zonder consultatie op dat moment. Bij correspondentieschaak is meer teamwerk mogelijk en kan je ten alle tijden consulteren binnen de gestelde tijdsmarge.

          Het is dezelfde sport, maar er zijn ook verschillen!

  8. Avatar
    TheBlackKnight 02 juli 2018

    Gezien de lange schaakgeschiedenis en de in bovenstaande kanttekeningen is een top 40 maken uiterst lastig en is het moeilijk al die schakers die het verdienen in de top 40 te laten terugkomen, dan zou de lijst veel langer moeten worden. Het blijft lastig spelers uit verschillende tijden in de tijdsgeest te vergelijken. Het blijft ergens subjectief, want de enige objectiviteit zijn de criteria die je handhaaft want er zijn zoveel factoren die je kan laten mee spelen.

    Het is leuk om alle discussie hieromheen te lezen en de verschillende standpunten en achterliggende gedachten te lezen.

    Ik vond de 40 verhalen en stukjes biografieën vermakelijk om te lezen. Waar ik de stukken las en weinig lette op de posities en personen denk ik ook wel  dat Peng er zeker in had gemogen als GM. Voor Nederlandse begrippen is dat best bijzonder. Maar ondanks de gelijkheid tegenwoordig komt er op een dag een top 10 ofzo van de vrouwelijke schakers.

    Bedankt voor al het uitzoekwerk en uitschrijven, ik heb ervan genoten.

     

  9. Avatar
    wimw 02 juli 2018

    Het is inderdaad jammer dat GM Zaoquin Peng niet in de top 40 is opgenomen, maar ze heeft toch vooral in vrouwentoernooien gespeeld, waardoor een vergelijking wat moeilijker is. Als inleiding tot het komende NK schaken een partij tussen Peng en Anne Haast uit 2013, het jaar voordat de zegetocht van laatstgenoemde begon. Peng won die partij met zwart in 25 zetten.

    www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1722525
    [pgn eo=t pd=https://www.schaaksite.nl/wp-content/uploads/2018/07/haast_zhaoqin_peng_2013.pgn][/pgn]

  10. Avatar
    MvanLeeuwen 02 juli 2018

    Gaandeweg heb ik steeds meer bewondering voor Johan Hut die het aangedurfd heeft om deze top 40 samen te stellen en te publiceren. Zoals al genoeg gebleken is geeft dat altijd veel discussie en doe je het nooit goed (voor iedereen).

  11. Avatar
    Johan Hut 02 juli 2018

    Mijn hele reactie zou te lang zijn om hier te plaatsen, dus ik zal een keer in een apart artikel op de top-40 terugkomen en met name op Richards commentaar. Hij doet een paar veronderstellingen over mijn gedachten die niet kloppen, maar dat kan ook niet anders. Na een gesprek tussen ons (die hebben we inderdaad veel gehad), kan er wel eens een opmerking verkeerd blijven hangen.

    Donner staat niet op 5 omdat hij een held van mij zou zijn. Het is omgekeerd. Als ik hem al een held zou noemen, zou dat om dezelfde redenen zijn als waarom ik hem op 5 zet. Beverwijk 1963, Venetië 1967 en Oegstgeest 1970 tellen zwaar. Dat hij bijna dertig jaar na zijn eerste nationale titel nog eens tweede werd (en tussendoor natuurlijk ook veel tweede en derde plaatsen) telt ook zwaar.

    Peng heeft in het mannenschaak weinig gepresteerd. Een hele rij grootmeesters verslaan is niet genoeg om in deze lijst te komen. Zonder haar Europese titel bij het vrouwenschaak was ze ook geen grootmeester geworden.

    Dat Stellwagen en Van Kampen erin staan omdat ze uit mijn regio komen, vind ik een vreemde bewering.

    Mijn belangrijkste kanttekening bij het verhaal van Richard, is dat ik de schakers bekijk ten opzichte van hun tijdgenoten. De nummer 20 op de huidige Nederlandse ranglijst schaakt sterker dan de nummer 3 in de jaren dertig deed. Ik zou dus ook de huidige top-40 kunnen opstellen en dan Euwe, Donner en Ree nog ergens tussen stoppen. Het gaat mij er echter niet om hoe sterk ze schaakten, maar of ze in hun tijdperk boven de anderen uitstaken. Om maar eens een vergelijking met een andere sport te trekken: hoe veel schaatsers zijn er tegenwoordig die harder schaatsen dan Ard Schenk in 1972? Heel veel. Is Ard Schenk daarom niet een van onze grootste schaatsers?

  12. Avatar
    Peter Huisman 02 juli 2018

    Ik heb heel veel plezier beleefd aan deze 40 mini-biografieën… Hulde aan Johan voor het uitzoeken, het samenstellen en het schrijven ervan! En ja, er is altijd discussie over wie er in had gemoeten, maar ontbreekt, en wie er in staat, maar dat niet verdient, en ook over wie er hoger of lager dan een ander had moeten staan.
    Johan slaat met zijn laatste opmerking de spijker op de kop: Toen Schenk onder de 15 minuten reed op de 10.000 meter was dat een regelrechte sensatie, en toen Heiden in 1980 op diezelfde afstand 14’28” reed deed Mart Smeets de uitspraak dat die tijd nóóit meer verbeterd zou worden… Drie jaar later was het echter al zover…
    Timman’s (absolute) speelsterkte met die van Euwe vergelijken is niet te doen; er zit een halve eeuw ontwikkeling van het schaken tussen. Het (relatieve) wegen van hun resultaten (tegen hun rivalen), en hoe goed ze waren in hun tijd (ten opzichte van hun tijdgenoten) is echter iets anders. Ik vind dat Johan daar uitstekend in is geslaagd en of je het met zijn weging eens bent of niet: het heeft in ieder geval 40 prachtige stukjes opgeleverd! Nogmaals mijn dank!

  13. Avatar
    Dimitri Reinderman 02 juli 2018

    Ik heb ook nog van wat spelers de hoogste ranking volgens Chessmetrics opgezocht:

    Donner: 45

    Van der Sterren: 79

    Van der Wiel: 31

    Van Oosterom: 298

    Van Scheltinga: 71

    Sosonko: 21

    Ree: 81

    Peng: 918

     

  14. Avatar
    Johan Hut 02 juli 2018

    Die wijken nogal af van de echte posities die je hier vindt:

    www.olimpbase.org/Elo/

    Even naar beneden scrollen, onderaan kun je op naam zoeken. Van der Wiel en Sosonko hebben in de top-20 gestaan.

    Maar los daarvan: hier heb ik inderdaad ook naar gekeken, voor oudere spelers op Chessmetrics en voor jongere spelers op Olimpbase. Sommige posities op Olimpbase heb ik gecontroleerd in oude tijdschriften en bij steekproeven bleken die allemaal te kloppen.

    Het was voor mij een van de criteria. Als het het enige criterium was geweest, had ik Donner dus onder Sosonko en Van der Wiel gezet.

  15. Avatar
    wimw 02 juli 2018

    Chessmetrics geeft een goede graadmeter wat de hoogste rating betreft, maar als je naar de beste toernooiprestatie kijkt heeft van der Sterren in het interzonale toernooi van Biel in 1993 2739 gescoord en van der Wiel in het OHRA toernooi van 1987 2733.

    Wat de discussie over Euwe en Timman betreft: als je uitgaat van de top drie jaar dan scoort Euwe toch net nog iets beter dan Timman. Euwe is nr. 40 op de lijst met 2750 en Timman nr. 44 met 2747. Voor Euwe is de periode 1935 t/m 1937 genomen en voor Timman 1988 t/m 1990.

     

     

     

  16. Avatar
    Hans 02 juli 2018

    Leuk om de top 40(van Nederland) te lezen! Ook de reacties op deze top 40. Ja Johan je hebt weer wat los gemaakt! Zelf zie ik iedere sport als een mooi spel met toppers en floppers, De toppers onthouden we maar de floppers vergeten we vaak snel. Een enkele uitzondering nagelaten een Eddy the Eagle blijft in ons geheugen gegrift. Bij toppers denk ik dan aan momenten van afscheid van Marco van Basten in San Siro of Andre Agassi tijdens de US Open. Tot tranen toe geroerd was ik zo mooi en dankbaar dat ik hun mee heb mogen maken de boeken die ik over ze las extreem gewoon wat een levens! Het blijft hangen. Kijken we naar de schaakwereld dan stijgt er ineens een soort intellectuele rangorde op. Zo voelt het althans voor mij. De ene schaker heeft net een elopuntje meer als de ander of heeft net een titel extra behaald en die bepaald dan of hij/zij een plekkie moet krijgen in die top 40? Het is 1 van de graadmeters denk ik. Ikzelf vind het vooral belangrijk wat een schaker voor de sport betekend heeft. Een Joop van Oosterom zou er dan zeker in passen! Johan je hebt een goeie top 40 samengesteld en er zullen wel wat foutjes in staan maar je wil toch niet zeggen dat je perfect kunt bepalen wie waar zou moeten staan? Het is jou lijst toch?

    Nou dan dank voor je tijd hierin hebt gestoken. Ik heb er van genoten!

  17. Avatar
    Alex Caban 03 juli 2018

    Bij Timman geeft Olimpbase rang 2 en bij chessmetrics rang 3!

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.