“Over kleine piekjes en diepe dalen” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie.
U hebt een klein probleempje met iemand. U staat voor de kantonrechter, mr. Befje, en naast u staat uw raadsman mr. Spraakwaterval. Meester Spraakwaterval kletst de blaren op zijn tong. Of het juridisch hout snijdt weet u niet. Dat hangt af van de mening van mr. Befje die achter de verhoogde tafel zit. Zou die het slikken? Kwestie van interpretatie misschien? Meester Befje doet direct uitspraak. Vordering afgewezen. U hebt de smoor in. Maar even later beseft u dat mr. Befje dan wel binnen de wet opereert, maar desondanks grote interpretatievrijheid heeft. Meester Spraakwaterval had nog zo gezegd dat u goede kansen had, maar niet dus. Nou ja, het lag niet aan u. De smoor gaat over in doffe berusting.
Een week later doet u mee aan een wedstrijd met het volleybalteam. U springt zich de hamstrings aan gort, maar uw team wordt desalniettemin afgedroogd. U hebt de smoor in. Uw teamgenoot Steef Hark kwam nauwelijks van de grond als dat moest. Iedereen had gedacht dat het team wel zou winnen, maar niet dus. Als er eentje zijn dag niet heeft …. Nou ja, het lag in ieder geval niet aan u. De smoor gaat over in doffe berusting.
Een maand later doet u mee aan een schaakwedstrijd in de externe competitie. U speelt bepaald aardig. Uw openingsvoorbereiding werpt zo te zien zijn vruchten af. Tegenstander doorziet een manoeuvre niet en verliest een pion. Niet echt nodig. U wint. Leuk, maar toch eigenlijk wel een beetje suf, die fout van de tegenstander. Thuisgekomen ontdekt u zelfs dat de partij eigenlijk niet veel voorstelt. Als de opponent even had opgelet waren er nauwelijks winstkansen geweest. Het besluit is dan al snel genomen: het notatiebiljet gaat gewoon mee met de wagen van de gemeentereiniging.
Wederom een maand later doet u opnieuw mee aan een schaakwedstrijd voor de externe. De tegenstander is bepaald zwakker. Redelijkerwijs moet u winnen. Maar dat gebeurt niet. U zit tegen uzelf te schaken. De stelling bevalt u niet. Tijdens de partij realiseert u zich een paar rare zetten te hebben gedaan. Uiteindelijk een krachtige bok van een halve zet diep. U geeft walgend op, het schaamrood stijgt u naar de kaken. Hoe kon dit in vredesnaam gebeuren? Was de koffie niet goed? Nee, die was uitstekend. Was er lawaai? Nee, het was rustig. Was de lichtval op het bord slecht? Nee, daar was niets mis mee. Te hard gewerkt die dag? Absoluut niet. Het dringt in al zijn pijnlijkheid tot u door dat u en alleen u verantwoordelijk bent voor dit debacle, voor deze afgang. Er is geen mr. Befje of mr. Spraakwaterval die het voor u verknallen, geen Steef Hark die zijn dag niet heeft. Nee, alleen u. U hebt de smoor in. En u weet dat die smoor niet gauw zal verdwijnen. Getormenteerd vraagt u zich af of de aftakeling dan nu is begonnen. U begrijpt niet hoe dit anders mogelijk is. Als u de volgende morgen wakker wordt, is de nederlaag het eerste waaraan u denkt. Dit wordt een lastige week. De winst van een maand geleden was leuk, maar ook niet meer dan dat, een klein piekje van vreugde. Maar dit, dit is een diep dal. Wat een hondenspel is het schaken toch!
Maar waarom blijft u dan toch iedere keer weer achter het schaakbord plaatsnemen?