“Schaken met een handicap” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie.
Het is typisch iets van een ver verwijderd, romantisch schaakverleden: spelen met een handicap. Stelt u zich voor, Lionel Kieseritzky zit in het Café de Régence in Parijs. Het is rond 1850. Kieseritzky heeft een naam als een sterke speler. Zijn onsterfelijke (verlies)partij moet hij nog spelen, maar de regelmatige bezoekers van het Parijse Café weten wie hij is. Als je tegen hem onder gelijke voorwaarden speelt zul je vast en zeker verliezen. En verliezen kost geld. Dus moet je compensatie bedingen voor het krachtsverschil. De pion op f7 om maar eens mee te beginnen.
Lukt het dan nog niet om Zwart (de meester) te verslaan, dan wordt de compensatie hoger: een kwal, een paard, een toren misschien? Kieseritzky zal vele van zulke potjes hebben gespeeld en volgens The Oxford Companion to Chess was hij hier juist heel goed in. Toch mag je betwijfelen of het zijn financiële positie wel ten goede is gekomen, al dat voorgiftegedoe. In dezelfde Oxford Companion staat namelijk ook de volgende tranentrekker: “When he died none would contribute to save him from a pauper’s funeral and none stood by the grave.” In de Wiener Schachzeitung heeft men het over een koude regenachtige morgen waarop zijn kist naar een armengraf werd gebracht en slechts de kelner van het Café de Régence zou achter de baar gelopen hebben. Een triest einde van een avontuurlijke figuur. Leraar wiskunde besloot hij toch in 1839 naar Parijs te trekken om daar te gaan schaken, een sprong in het diepe. Als er al zoiets zou zijn als een sociaal vangnet dan zouden dat vrienden moeten zijn geweest, maar daar zat nu juist een probleempje als we de Oxford Companion mogen geloven. Misschien moet ik mijn allereerste zin wel herzien: het ver verwijderde niet-zo-romantische schaakverleden.
Maar hoe kom ik op dit weinig actuele onderwerp? Wel, toevallig speel ikzelf momenteel met een handicap. Weliswaar ben ik niet verplicht een f-pion of een stuk cadeau te doen aan mijn opponenten, de handicap is subtieler. Een operatie aan mijn rechtervoet heeft er in geresulteerd dat ik in een raar soort schoen mijn poezelige tenen aan de hele wereld mag laten zien terwijl daar pinnen uitsteken. Het doet een beetje denken aan die James Bondfilm waarin een spuuglelijke Russische agente aan haar schoen een injectienaald heeft zitten, met moorddadige bedoelingen uiteraard. Alleen, in mijn geval is het eerder zo dat ik degene ben die een fysiek risicootje loopt. Maar nu de echte handicap: in de eerste de beste schaakpartij met pinnen speel ik als een varken waar de helft van de hersenen uitgehaald is. Ik vraag mij nu af of de chirurg alléén mijn tenen in behandeling heeft genomen, of dat hij stiekem gelijk ook het andere uiteinde heeft aangepakt ……
Bij de wereldtentoonstelling van 1851 in London werd een knock-out schaaktoernooi gespeeld tussen de sterkste schakers van die tijd, dat door Anderssen werd gewonnen. Die onsterfelijke partij tussen Kieseritzky en Anderssen werd in juni 1851 buiten dat toernooi om gespeeld. Binnen twee jaar, in mei 1853, was Kiezeritsky dood, slechts 47 jaar oud. Hij was niet geliefd, vanwege zijn narcistisch karakter: want hij beschouwde zich als de “Schaak Messias.”
Inderdaad, Wim, hij wordt omschreven als een narcist met een scherpe tong. maar zijn tijdgenoot Anderssen die hem in de eerste de beste ronde van het 1851 toernooi uitschakelde was zeer lovend over zijn edele “Gesinnung”. K. was de eerste om hem met zijn overwinning te feliciteren en dat werd door Anderssen zeer op prijs gesteld. Dat alles staat te lezen in het Anderssenboek van Hermann von Gottschall uit 1912. Nog iets: Kieseritzky troonde Anderssen mee naar zijn hotelkamer om hem iets moois te laten zien: een vogelverschrikker aan het plafond die een drie-dimensionaal mat verbeeldde. Anderssen kon het niet waarderen, was niet in de uitleg geïnteresseerd en vond dit zelfs tegen hem spreken. Maar verder was hij opvallend positief over de man.
‘een vogelverschrikker aan het plafond die een drie-dimensionaal mat verbeeldde’: daar zou ik graag meer over horen. Staat dat in het boek van Von Gottschall? Kun je een scan van de pagina met het betreffende citaat laten zien?
Mogelijk houd die vogelverschrikker verband hiermee.
Kieseritzky is credited with invention of the first three-dimensional chess, Kubicschach (“Cubic Chess”) in 1851, but failed to attract adherents. The 8×8×8 cube format was later picked up by Dr. Ferdinand Maack in 1907 when developing Raumschach (“Space Chess”).
Een aardige partij van Kiezeritsky is de volgende. www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1075498
[pgn eo=t pd=https://www.schaaksite.nl/wp-content/uploads/2019/05/schulten_kieseritzky_1850.pgn][/pgn]
Speciaal voor Frits het volgende uittreksel uit het Gottschallboek (pag.102):
“…..nam er mich geheimnisvoll beim Arm und lud mich ein, ihm in sein Zimmer zu folgen, wo mir ein hoher Genuss bevorstuende. Dort angekommen, wies er nach der Decke, wo ich einen Gegenstand haengen sah, der nach Inhalt und Form mit einem Vogelbauer Aehnlichkeit hatte. Er liess mich nicht lange auf die Loesung des Raetsels warten. Was ueber mir schwebte war nichts geringeres als das einfachste “Matt im raume” bei umfassender Wirksamkeit der mattsentzenden Dame. Ich war der erste und einzige in London, dem er dieses Mysterium offebarte, und doch haette er sich keinen Unwuerdigeren aussuchen koennen….” Dan legt Anderssen uit dat hij niets van de uitleg snapte en ook geen behoefte had aan nadere opheldering.
Een “Vogelbauer” laat zich vertalen als “vogelkooi”, niet als “vogelverschrikker”.
Dat maakt het verhaal wel iets duidelijker. Vermoedelijk had Kieseritzky een drie-dimensionaal schaakbord van ijzerdraad gefabriceerd.
Dank je zeer, Manuel. Eric is me net voor. Toch wel jammer: ik probeerde me een driedimensionaal schaakbord in de vorm van een vogelverschrikker voor te stellen, of het verhaal daarachter.
Vroeger dacht ik dat Kieseritzky een zwakke speler geweest moest zijn, omdat hij alleen als verliezer van beroemde partijen voorkwam. Daarnaast is zijn naam verbonden aan dubieuze openingsvarianten.
Maar in werkelijkheid behoorde hij gedurende bijna een decennium tot de top-4 van de wereld, waarvan hij zo’n anderhalf jaar zelfs als de sterkste schaker ter wereld beschouwd moest worden.
Althans, volgens deze website.
Kieseritsky was één van de sterkste schakers van die tijd en publiceerde in 1846 een boek met 50 partijen, die in het café de la Régence gespeeld waren. Ik verwijs naar wat in een artikel over dat fameuze schaakcafé op een Franse website staat.
D’origine germano-polonaise, il s’était établi à Paris en 1839. Il devint l’un des meilleurs joueurs du Café de la Régence. Ses succès furent nombreux, il connaissait bien les ouvertures, disposait d’une bonne mémoire et d’une imagination débordante. Son côté narcissique auquel il fallait ajouter un physique ingrat, un visage pâle et une langue bien pendue le rendirent parfois impopulaire.
Il tenta de vivre de leçons d’échecs mais, alors qu’il était à la fois professeur de mathématique et de musique, il mélangea les trois disciplines sans réussir à convaincre ses élèves.
Oeps! Mijn kennis van het Duits is achteruitgegaan sinds ik weg ben uit Bonn (1984). Of heeft deze lapsus iets met het laatste deel van mijn column te maken? 🙂