Vakantie!

Een samenvatting van een e-mailwisseling tussen een voornaam afgevaardigde van de jubilaris en schrijver dezes…

Ha Richard,
Vraagje: zou jij iets over het jubileumboek willen schrijven op schaaksite?

Die durft. Mij eerst een boek aansmeren en vervolgens vragen er een recensie over te schrijven. Ik heb nog nooit een boek besproken dat ik zelf betaald heb! (Neem dat “aansmeren” niet te ernstig hoor. Ik heb het volledig uit vrije wil aangeschaft tijdens de eerste ronde van het OKU. Ik moest daar toch zijn om met mijn Eppie beslag te leggen op de SGS-beker, had goede eerste berichten gehoord over het boek en was meteen nieuwsgierig.) Ik sputterde nog even tegen…

Hoi voornaam afgevaardigde van de jubilaris,

Ik heb het boek nog niet helemaal gelezen, dat wilde ik binnenkort op vakantie gaan doen. Maar recenseren? Ik neem aan dat Hut zich wel een gratis exemplaar heeft verworven, dan moet die dat toch doen? Maar wie weet, als ik tijd en zin heb, maar dan wordt het niet eerder dan begin september. Maar ik beloof niks!

Ha Richard,
Ja, Hut heeft een gratis exemplaar, maar recenseren ho maar. Maar een recensie is altijd welkom. Ik ga je er zeker niet aan houden, maar ik zal begin september vaak op de F5-knop duwen 

En dan vlak voor mijn vakantie verschijnt er toch een recensie van Johan Hut op schaaksite. Ik meld dat de voornaam afgevaardigde van de jubilaris, maar die geeft het niet op…

Yep! Neemt niet weg dat een stukkie van jou erg welkom is.

Ach, het zijn aardige mensen daar bij Paul Keres, en ik ben ook de beroerdste niet, dus daar komt ie! Overigens, ik nam niet alleen dat jubileumboek mee naar Monfalcone, (alwaar ik een matige stacaravan met deerniswekkende wifi bewoonde, maar het schitterende zwembad maakte alles goed) maar nog een boek. Dus blijven lezen als ik klaar ben met “Een mens wil op de Dinsdagavond wel eens zitten en wat schaken want er is al genoeg ellende op de wereld” want er volgt nog wat…

Wie van mooie boeken houdt, maar niet kan schaken, doet op voorhand al geen miskoop als hij/zij dit boek aanschaft. Met zijn mooie formaat, harde kaft en dik 300 pagina’s is het sowieso een aanwinst voor uw boekenkast; zonder twijfel vallen vodden waarvoor u meer hebt uitgegeven dan die schamele 15 euro die voor dit boek gevraagd wordt in het niet bij dit robuuste exemplaar.

De rode draad door het boek zijn de verschillende speellocaties die Paul Keres (en voorloper Utstud) in de loop van 50 jaar heeft gehad. De huidige speellocatie ligt op een paarhonderd meter van de allereerste. L. van Gaal zou er een prachtig gedicht over kunnen schrijven.

In het begin van het boek veel historie, later wordt er steeds meer uit het clubblad (PKB) geput. Ook staan er wat speciaal voor het jubileumboek geschreven bijdragen in. De historie riep bij mij enkele vragen op, te beginnen met de titel van het boek. Die zal ongetwijfeld juist zijn, want overgenomen uit de notulen van een rumoerige vergadering. Alleen lees ik in een stuk van Jeroen van Meerwijk ineens “in de wereld” (in plaats van “op de wereld”) en in een stuk van Guus Rol wordt het nog gekker, want die heeft het over de Vrijdagavond in plaats van de Dinsdagavond. Rol besluit zijn stukkie overigens met een verwijzing naar progressief geheugenverlies, dus nader onderzoek naar de naam die bijna de clubnaam was geworden toen men in 1975 van “Utstud” af wilde lijkt me niet nodig.

Over Utstud gesproken: Er staat een advertentie in over “schaken voor Chili” (jaja, sport en politiek gescheiden houden, mijn reet!) waar men zich voor een simultaan tegen Donner kan inschrijven bij schaakvereniging ‘ut stud’. Met een spatie. Kan gebeuren zegt u? Ja, maar de naam Kees Vreeken staat erbij! Het geheugen van de club, zoals hij in de inleiding van een met hem gehouden interview genoemd wordt!

Nog zoiets… Jeroen van Meerwijk, die ergens gekscherend “van Meerschrijf” genoemd wordt, weet te melden dat Paul Keres iets unieks gepresteerd heeft, namelijk een thuiswedstrijd reglementair met 0-8 verliezen. Een pagina verderop veegt Hans Karelse (die als lid van “Stukken en Schijven” geen voorstander was van de fusie van drie studentenclubs tot Utstud, maar er vervolgens wel bij betrokken was) de vloer aan met die opmerking: “Jeroen schrijft over het niet komen opdagen tijdens een thuiswedstrijd. Ik wil wel wedden dat dit een uit de duim gezogen anekdote betreft.” Ja, wat is het nou? Waarschijnlijk hebben ze allebei ongelijk, want in het interview met Kees Vreeken lees ik dat er ooit reglementair met 0-10 is verloren. Dus wel een unieke prestatie, maar nog gekker dan Jeroen van Meerwijk dacht!

Laatste vraag, die wellicht in het hopelijk te verschijnen boek in 2043 beantwoord kan worden: Ik zie in de statuten van Utstud van 1 augustus 1968 in artikel 2a dat de vereniging zich ten doel stelt het bevorderen van de beoefening van de schaak- en damsport (…) Is die bepaling nog van kracht? Ik lees nergens dat die er ooit uitgesloopt is. Wat nu als er een stel dammers De Noteboom inlopen. Die willen een potje dammen. Kan dat? Is er een damspel aanwezig? Onverrichterzake heenzenden kan tot een rel leiden! Bekeren tot de nobele schaaksport is natuurlijk een goed alternatief.

Het absolute hoogtepunt in het boek zijn de artikelen rondom “The Bishop from Brooklyn”. Daar is Johan Hut in zijn recensie al uitgebreid op ingegaan, dus ik houd het kort, maar alleen al de artikelen rondom dit thema zijn uw vijftien eurootjes meer dan waard. Kleine toevoeging mijnerzijds: er wordt een paar keer de vraag gesteld waar de studie gepubliceerd werd. In mijn herinnering zag ik hem voor het eerst in “jeugdschaak”, het bondsorgaan dat ieder jeugdlid in mijn tijd toegezonden kreeg. Ik kan het niet meer voor u opzoeken, dus 100% zekerheid heb ik niet, maar ik herinner me het probleem nog goed. Ik had destijds nog geen enkele interesse in probleemschaak, maar ik was zeer onder de indruk. Uiteraard heb ik nog gepoogd op de schoonheid van het probleem af te dingen, want ieder stuk moet nut hebben, en wat doen die ogenschijnlijk waardeloze loper op b4 en pion op c5 dan? Kansloos natuurlijk van mij, als die stukken waardeloos waren had iemand dat allang gemeld en was er niet zoveel geroemd over het probleem. Tijdens de legendarische manoeuvre met de loper zult u ontdekken dat beide stukken het paard op a6 eens vreselijk in de weg staan. Ziedaar het nut.

Wel gek dat de interviewers van Kees Vreeken nog de euvele moed hebben om over het “tractorprobleem” te spreken. Dat moet nu toch als vloeken in de kerk zijn voor een Keresiaan!

Diverse schrijfsels over The Bishop zijn van Bert Both en die heeft toch wel een fijne manier van schrijven. Zijn verhaal over zijn enige clubkampioenschap (in 1983) getiteld “Remise tegen jezelf” bleef hangen bij me, ook toen ik al veel verderop in het boek was. Bert is kennelijk nog op zoek geweest naar een quote van “rivaal” Roeland Bok, die er halverwege het seizoen de brui aan gaf maar door het gehanteerde systeem nog tot de laatste ronde bovenaan stond. Maar verder dan wat dingetjes via Google kwam hij niet. Wat was het aardig geweest om in een naschrift het relaas van Bok te lezen. Waarom nokte hij ermee! Ook iets voor het boek van 2043. Ik zie trouwens in die eindstand de naam Kees Stam staan. Zou dat mijn collega zijn? Klein mannetje, grote neus… Qua leeftijd zou het kunnen!

Guido Jansen schrijft een geweldig verhaal over fietsen met David Bronstein achterop en waarom dat verboden werd. En ook wat een liefhebber die Bronstein was: ’s morgens vroeg opstaan om partijen uit het notatieboekje van Guido na te spelen en waar mogelijk te verbeteren. Een aanrader! Wel een kleine correctie mijnerzijds: de weekendtoernooien waarmee destijds werd samengewerkt waren niet die van HSG en BSG, maar die van Soest en BSG. Het HSG-open moest nog uitgevonden worden.

Een ander verhaal van Guido Jansen intrigeerde me ook al. Dat zal te maken hebben met het andere boek dat ik las. Zie hieronder. ’s Ochtends A.Moonen, ‘s middags Keres was mijn ritme tussen het vele zwemmen door. Guido heeft een trio beleefd met een gewillige dame en een andere schaker van Paul Keres. Wij willen een naam horen! Liefst al voor 2043…

Tussen de artikelen die uit het PKB zijn overgenomen zitten pareltjes. Zo kreeg ik de slappe lach bij het stuk “Mopperhoekje” van Jaap van der Tuuk over de verhuizing van Frans Konings naar Tilburg. “Men baart er vele, vele kinderen die later in Utrecht gaan studeren.” Nu is dat bij Frans beperkt gebleven, maar de geboorte van zijn oudste leverde ook een verhaal op!

Enkele overledenen (ik neem aan enkele, of zouden er echt maar 3 Keresianen zijn overleden in 50 jaar?) krijgen een plekje in het boek en de meeste aandacht gaat in dit verband naar Hans Sandbrink, die nogal jong tijdens zijn vakantie door een fatale hartaanval werd getroffen. Hans was zeer actief voor Paul Keres. Ik had ooit een collega met die achternaam, dus bij het koffieapparaat kwam dit ontijdig overlijden eens ter sprake. “Ja, dat was een neef van me”, aldus Gerard. Ik wees hem ook nog op Sandbrink autopoetscentrale in Nijkerk. Hij heeft het onderzocht, maar dat was geen familie. Een paar jaar geleden lag Gerard tijdens zijn vakantie in Frankrijk dood naast zijn fiets in de berm. Hartaanval. Ook veel te jong… akelig.

Het gaat veel te ver om alle verhalen eruit te lichten, daarvoor is het boek te vol. En u moet ook wat te raden overhouden natuurlijk. Een klein dingetje wil ik nog wel opmerken over wedstrijdverslagen die zijn overgenomen uit het PKB. Die vind ik over het algemeen niet zo boeiend. Er zijn altijd uitzonderingen natuurlijk: “Het zesde is misschien iets van plan” van Jeroen van Meerwijk is heerlijk om te lezen. Een sfeerverslag en niet iets als “Aan bord 1 Jaap die niet veel bereikte. Aan 2 Dirk die een solide stelling had.” Enzovoorts. Verderop in dit stuk wordt een tegenstander, spelend voor Philidor Leiden, met naam en toenaam door het slijk gehaald. Ik zou denken dat zoiets prima is voor een clubblad, maar minder geschikt voor een boek dat men door het hele land heen wenst te verkopen. Ook al zou de Leidenaar zich echt zo misdragen hebben als Dirk Floor het in zijn verslag doet voorkomen. Zelf heb ik ook ooit zo’n ervaring gehad, hetwelk resulteerde in een clubbladartikel genaamd: “Schaken tegen een halve zool.” Mijn cluppie overweegt volgend jaar ook weer een boek uit te brengen en ik hoop dat dat artikel niet door de ballotage komt.

Ik zou zeggen: haal uit al die verslagen de krenten uit de pap. Publiceer ze niet integraal. Dan kun je ook uit meerdere verhalen putten. Er wordt meerdere keren hoog opgegeven van schrijfsels van Leo Prins, maar ik tref er geen enkele van aan in het boek! Dat lijkt me dan een gemiste kans, nietwaar?

Nu ik toch kritisch aan het doen ben… de opmerking van Guus Jurcka aan een vrouwelijke agent had wat mij betreft ook niet geciteerd hoeven worden. A.Moonen zou zich er nog voor schamen! Enne, o ja, bij de overgang van pagina 79 naar 80 is ook iets niet helemaal goed gegaan.

Tenslotte doe ik nog een beetje schaaktechnisch. Partijen vormen bepaald niet de hoofdmoot en dat is prima voor een boek dat toch vooral als leesboek bedoeld is (toch?). Ik heb althans geen moment overwogen mijn bord en stukken erbij te pakken om de fraaie overwinning van Peter Lombaers op Jeroen Bosch te gaan naspelen. (Hoewel ik het afgelopen seizoen ook eens succes had met dat variantje!) Wel is ieder hoofdstuk dat over een speellocatie gaat opgesierd met een serie diagrammen met leuke partijfragmenten, waarvan u de meeste wel uit het hoofd kunt oplossen. Ik had mij voorgenomen voor dit verhaal één stelling te selecteren en wat trof ik daar aan in het hoofdstuk over het Stedelijk Gymnasium? Iets unieks! Een nederlaag van Joris B.! Wat heeft de redactie een mazzel dat het boek al af was voordat er loftuitingen op de PK-site verschenen over deze sjoemelaar. Stel toch dat er een veer in zijn achterste voor eeuwig zou zijn vastgelegd in dit boek. Je staat voor schut!

Stelling uit de partij Joris Boons – Roel de Lange, interne competitie 2018. Hoe wint zwart? Ik ga u het antwoord niet geven, u puzzelt maar even. En anders schaft u het boek maar aan, het antwoord staat op pagina 301.

Conclusie: een prima boek voor een zeer schappelijke prijs. Kaufen!

De reacties op mijn verslagen op Schaaksite zijn overwegend positief. Slechts één keer las ik een negatieve reactie, ergens verscholen op een clubwebsite, over dat ik weer zat te zeuren en zeiken over de opstelling. De beste man reageerde tijdens de bewuste wedstrijd nogal overspannen op onze opstelling en uiteraard deed ik daar, op bescheiden wijze overigens, kond van. Later las ik ook nog vanuit die hoek een oproep aan de KNSB om de regels te veranderen, want hun voorbereiding valt nog wel eens in de soep. Het moet ze kennelijk nog makkelijker gemaakt worden om weer kampioen te worden.

Ik denk daar iets anders over. Ik ben er juist een warm voorstander van om voorbereiden te ontmoedigen. Schaken is bedoeld als een clash tussen twee breinen boven een schaakbord. Waar slaat het op om ernaar te streven de eerste twintig zetten a tempo op het bord te kunnen kwakken om daarna een stelling met +0,6 op de schaal van Stokvis uit te melken? Je geeft de ene sprinter toch ook niet het recht om tien meter voor de anderen te starten op de honderd meter omdat die de week ervoor uit zijn hoofd geleerd heeft op wat voor merk schoenen zijn concurrenten lopen? Het is niet in de geest van het spelletje!

Mijn voorkeur zou ernaar uitgaan om de opstellingen ter plekke door de wedstrijdleider te laten maken. Met zo’n KNVB-beker-schaal met balletjes erin met de namen van de spelers. Dan weet je vooraf niet eens welke kleur je hebt en wie je tegenstander wordt is ook een grote gok.
Een alternatief kan zijn dat de wedstrijdleider voor de wedstrijd roept: “Dames en Heren, ik wens u een prettige wedstrijd en we spelen vandaag …(maakt verzegelde envelop open, eventueel onder tromgeroffel)… op alle borden Nimzo-Indisch!” En dat die opening dan natuurlijk voor iedereen een verrassing is.
Overigens heeft mijn club En Passant al zo’n schaal met balletjes. Voor het interne bekertoernooi. Dan is niet alleen de partij spannend, maar de loting ook!

Maar goed, beide voorstellen zullen wel weer praktische bezwaren opleveren qua eloverwerking of titelnormen. Maar de competitie is zuiverder!

Ik dwaal af. Ik was eigenlijk bezig met het feit dat de reacties op mijn verslagen vrijwel altijd positief zijn. Het gevaar van verwaandheid ligt op de loer. Al een paar keer overkwam het me: “Hey Richard, leuk verslag heb je geschreven!” – “Ja, weet ik!” , daar waar een eenvoudig “Dank je wel!” had volstaan. Maar verwaand of niet, het doet me deugd, heus waar. Reacties onder het artikel, of tijdens een onderonsje, of op wat voor manier dan ook, waardeer ik zeer.

Een enkele keer zelfs valt mij als dank een stoffelijk blijk van waardering ten deel. Zo ontving ik een paar jaar geleden al eens van een lezer het boek over de match Spasski – Fischer, geschreven door Jan Timman. En afgelopen zomer, tijdens het tweede Fishpartners Open, werd ik opeens verblijd met het boek “De wurger van Delft” van A. Moonen.

Aanleiding voor deze geste was mijn verslag van de wedstrijd in en tegen Zuid Limburg, alwaar ik om mij moverende redenen was gaan kakken op het damestoilet. Nu betreft dit een oud boek en mochten er nog revenuen komen, dan verdwijnen die zeker niet in de zakken der auteur, want die is al enige tijd ribbedebie, maar toch wens ik er een paar woorden aan te wijden, als wederdank aan de gulle gever.

Wie allergisch is voor woorden als “poepen” en “neuken” (geachte zuiderburen: dat zijn in dit verband geen synoniemen) kan maar beter niets van A.Moonen lezen. Mensen die gaan hyperen van het woord “neger” al helemaal niet. Ik vraag me dan ook ineens af of mijn gulle gever zelf wel bij machte is geweest het boek uit te lezen, want ik tref tussen pagina 24 en 25 een kranteknipsel aan. Was dat de bladwijzer en is die daar blijven steken omdat de lezer het niet meer trok? Ik denk dat het meevalt. Het knipsel betreft een pagina uit het Studentenweekblad Propria Cures van 29 september 1979, volgeschreven door A.Moonen en als ik zie wat er met nadruk aangestreept is kan ik concluderen dat de betreffende lezer niet vies was van dergelijke teksten.

Vuilschrijver en Porno-auteur zijn twee woorden waarmee A.Moonen omschreven wordt. Mij viel ook een opmerkelijke voorliefde voor ontzettend lange zinnen op, voor de leesbaarheid (hmm…) volgepropt met komma’s. Neem nu deze zin van pagina 67, over ene Martin V.:

Hij moet niks van kerels hebben en zo ja dan is het de vraag of een gebitloze achtenveertigjarige naakthuizige met akelige dubbelfocusponem in de smaak valt van een pauper, behept met een verre van elite afstaand opgeblazen smoel, verder minimummer nog dan minimum, altijd los van anale poespas gebleven toch sukkelend met de sluitspier, dit verkiezend volgens zijn zeggen boven hoorspelkern in z’n kop, morsend ongemak zo verholpen met emmer water en dweil, ja er is volgens hem makkelijk mee te leven, een soort achterwaartse incontinentie waaraan vele dames zowel voor- als ommezijds schijnen te lijden, los of gecombineerd, waarvoor ze bij hun huisarts of wijkverpleegkundige terecht kunnen, en dan blijkt dat bij spanningscontrole het urineverlies zich meestal tot enkele druppels beperkt, of bij hoesten, lachen, tillen zomede andere lichamelijke inspanningen tot geringe hoeveelheden, doch er bestaan windsels en broekjes voor met een kern van hoogabsorberend pulpmateriaal, terwijl het verband zekerheidshalve aan de buitenzijde voorzien is van een ondoorlaatbaar beschermlaagje; dubbele zekerheid dus tegen doorlekken, ja optimaal comfort en pasvorm, onzichtbaar te dragen, die absolute zekerheid tegen doorlekken garanderen.

De wurger van Delft was iemand die in 1970 een paar moorden pleegde waarvan ook A.Moonen een tijdje verdacht is geweest. En halverwege het volgende decennium vinden er weer moorden plaats waarbij A.Moonen steeds in de buurt was, maar hij had ook steeds een alibi, zo lezen we in het begin van het boek, nadat hij eerst een verhandeling over zijn kunstgebit heeft gegeven. In het laatste hoofdstuk wordt hierover iets meer duidelijk, maar ook weer niet.

Daarvoor lezen we veel over A.Moonen, die samenwoont met kater Sampie onder een stel met bruisend seksleven en boven een bejaard echtpaar, waarvan de vrouw des huizes incontinent is en waar de ganse dag de wc wordt doorgetrokken tot zijn grote ergernis, die voorts beschikt over een hulp in de huishouding genaamd Yilmaz, die hem regelmatig in zijn artiesteningang bezoekt, terwijl hij (Moonen) zelf veelvuldig pogingen onderneemt vrouwen te paaien door te vertellen over zijn geslachtsdeel dat in slappe toestand 24 centimeters meet, pogingen evenwel die veelal mislukken waarna hij meestal aan zijn gerief komt door op de gekste plekken te gaan zitten masturberen behalve als hij vijftig gulden op zak heeft, want dan gaat hij naar de wallen waar hij bij voorkeur een spaanstalige neemt die bereid is het zonder condoom te doen (als je je voeten wast hou je je sokken toch ook niet aan? Een uitdrukking die hij overigens ook bezigt bij het verdedigen van het roken van een sigaret zonder filter), hoewel hij zich later in het boek vijf keer per maand tot ene Hilda wendt, ook venstersnol, maar duidelijk niet spaanstalig.

Zie je wel? Ik kan het ook in een zin…

Maar Richard, hoor ik een enkeling denken, speelde jij van de zomer niet een toernooi in Metz? Jazeker…

En verder wens ik aan dit toernooi, gespeeld tijdens de hittegolf eind Juli terwijl ik logeerde in een hotel zonder airco en ook geen mogelijkheid had om mijn kamer te luchten, kortom nauwelijks geslapen en het was er nog te heet om te rukken, vrij naar A.Moonen, die daar overigens waarschijnlijk geen probleem van gemaakt had, geen woord meer vuil te maken…

Enne… de foto’s zijn gemaakt door Erik Vedder

1 Reactie

  1. Avatar
    Jan Jaap Janse 02 september 2019

    Dank, Richard! Als iedereen nu braaf bestelt, dan komt er misschien wel een tweede druk met de foutjes eruit (verbeterpunten is een kwestie van smaak). :).

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.