Kleine stappen naar grote verbetering met Sam Shankland
Er wordt vaak gezegd dat pionnen de ziel van het schaken zijn (Philidor). Als wij deze metafoor doortrekken, dan noem ik hierbij het boek van Sam Shankland een spiritueel boek, dat je schaakziel voedt en verbreedt. Het boek draait vooral om één hoofdthema, namelijk dat pionnen alleen maar vooruit kunnen, ze kunnen niet terug. Dit is uniek aan pionnen: wanneer je een willekeurig ander stuk op een verkeerd veld zet, en je realiseert je dat, dan kun je het altijd terugzetten. Daarom zijn de beslissingen over waar je je pionnen positioneert, wanneer je ze naar voren zet, en wanneer je een andere pion slaat, erg belangrijk. Deze beslissingen worden vaak onderschat of soms zelfs als onbelangrijk gezien. Een pion die verloren gaat door zo’n verkeerde beslissing kan echter vaak het verschil maken. Shankland begint dan ook met het uitleggen van deze gewichtigheid. Hij laat dit zien door middel van een partij van eigen hand:
Dit is een partij tussen Sam Shankland en Georg Meier gespeeld in Biel, 2012. Shankland speelt hier met de witte stukken en zoals je ziet heeft hij op zet 57 een pion minder. Shankland speelt 57. f5? en geeft aan dat er geen reden was om de f-pion naar voren te zetten, hij had eerst geen zwaktes en nu wel. De stelling is (objectief genomen) remise, maar het is praktisch gezien een slechte keuze, vooral omdat hij nu heel precies moet spelen. Ik vind het heel mooi dat Shankland begint met deze partij als introductie, niet alleen omdat het zijn eigen partij is, maar ook omdat het juist niet gelijk verliezend is door zijn fout. Dit laat de nuance zien van pionzetten. Soms zul je een pion naar voren schuiven en wellicht sta je niet gelijk verloren, maar misschien is de stelling erg moeilijk voor je geworden – een marteling. Dat zal juist het moment zijn dat je droomt over een wereld waar pionnen terug kunnen lopen. Uit dat soort martelingen is dit boek ontstaan. Sam Shankland geeft aan dat hij dit boek niet alleen voor anderen heeft geschreven, maar ook voor zichzelf om juist met het onderzoeken zijn eigen spelvoering met pionnen te verbeteren.
Terug naar de partij, in plaats van 57. f5? had Shankland naar eigen zeggen beter met een zet als 57. Dd4 uit de doeken kunnen komen. Vervolgens speelde Meier de zet 57. Dg1! Hiermee creëert hij volgens Shankland de meeste problemen voor wit. Omdat Df1 een grote dreiging is. Shankland speelde 58. Dd2? waardoor uiteindelijk de pion verloren gaat na 58… Df1+, 59. Ke4 Dc4+ 60. Kf3 Dg4+ en 61. Kg3 Dxf5. Zo laat hij ons zien dat simpelweg vanwege de pionopmars Shankland het zichzelf te moeilijk gemaakt heeft, waardoor hij uiteindelijk de partij verloor.
Shankland legt de stellingen in het boek op een duidelijke en verfrissende manier uit. Voor pionzetten geeft hij een aantal hoofdregels, wat de lezer helpt met het direct toepassen van de ideeën.
Voorbeeld:
Wanneer je ervoor kiest om je pion over de vierde rij naar voren te brengen, moet je eerst beslissen of het veilig is. Het eerste deel van dit besluitvormingsproces is om jezelf af te vragen of andere pionnen de vooruitgeschoven pion kunnen beschermen. Ten tweede moet je kijken hoeveel van de vijandelijke stukken (zowel op korte termijn als lange termijn) je pion aan kunnen vallen.
Een duidelijke regel die elke schaker gelijk kan toepassen in zijn of haar eigen partijen. Shankland verduidelijkt de regel met de volgende partij tussen Hrant Melkumyan en Burak Firat, Golden Sands 2012.
Wij beginnen vanaf zet 9, dit is een stelling die redelijk actueel is. Shankland duidt hier aan dat zwart strategisch slechter staat, maar wel een voorsprong in ontwikkeling heeft. Met deze voorsprong moet zwart druk zetten op het centrum. Als eerste dient wit te beslissen wat er moet gebeuren met de d-pion. In dit geval schoof Melkumyan zijn d-pion naar voren 10. d6? Hierbij kunnen wij Shanklands eerste richtlijnen gebruiken om te achterhalen of dit een goede of slechte zet is. Ten eerste, de d6 pion kan niet beschermd worden door een andere pion. Ten tweede, zwart kan de pion makkelijk aanvallen met zijn stukken en wit heeft geen goede manier om de pion te verdedigen. Dus, met deze simpele regels kunnen wij al raden wat er in de toekomst gaat gebeuren. Als je de partij volgt, zie je dat zwart niet gelijk de meeste directe variant gebruikt om de pion te elimineren. De pion valt echter uiteindelijk toch wanneer zwart een mooi paard krijgt op d4 (zet 25), waardoor de verdedigende twee torens waar wit zo hard voor gewerkt heeft, buitenspel worden gezet. De partij eindigde in dit geval toch in een remise door wat inaccuraat spel op een later moment.
Het boek behandelt veel thema’s rond je eigen pionzetten, hier geeft Shankland goede praktische richtlijnen voor. Maar hier houdt het niet bij op! Verderop in het boek draait hij het om, en benadert hij het van een aanvallend perspectief. Wanneer je de richtlijnen kent, kun je die ook gebruiken om te achterhalen welke pionzetten nadelig zijn voor de tegenstander, om vervolgens die zetten te uit te lokken. Shankland toont het volgende voorbeeld:
Eric Lobron – Herald Keilhack, Altenkirchen 2001. Wij beginnen bij zet 12, wit heeft een voorsprong in ontwikkeling en een betere stelling. Maar nu moet wit zich afvragen, hoe kan ik er een groter voordeel uit halen? Shankland schreeuwt hier: “Door het combineren van de vorige hoofdstukken!”. In dit voorbeeld gaat het ook specifiek om de hierboven genoemde richtlijnen; 12. a4! Wit valt de b5-pion aan en dreigt de structuur te breken als hij de kans krijgt om te slaan, en als zwart slaat met 12… bxa4 kan het paard vanaf a4 naar b6 en heeft de toren een mooie open lijn. Daardoor speelt zwart zijn pion naar voren met 12… b4 maar, zoals wij nu weten volgens de richtlijnen, is dit ook geen goede zet; kan de pion op korte en lange termijn verdedigd worden? Wit speelt 13. Pd4! Het paard op een mooi veld. Zwart speelt hier 13… Db7?. Zwart wil niet zijn enig actieve stuk ruilen, maar moet dat uiteindelijk toch na 14. Pc4!, met als dreiging dat het stuk op a4 landt, waardoor de loper geruild wordt en de pion valt. Hierdoor moet zwart er voor kiezen om de loper zelf te ruilen, 14… Lxd5 15. exd5. Hier begint het dus ook al, juist omdat de pion zwak is, is zwart genoodzaakt om een slechte ruil aan te gaan met als hoop de pion te behouden. Nu zul je wel denken: Zwart kan 15… a5 spelen om zo zijn pion te verdedigen, dat is tenslotte wat de richtlijn ons vertelt! En dat klopt. Het spelen van a5, om zo dus de zwakte op te lossen van het uitgelokte b4, zal in dit geval echter nog nadeliger zijn. Wit heeft simpelweg een te grote voorsprong in ontwikkeling, en als zwart niet begint te ontwikkelen, wordt zwart overrompeld met actief spel volgens Shankland: 15… a5? 16. Pb6! de toren hangt, maar zwart heeft de toren op de a-lijn nodig voor de verdediging van de a-pion. 16… Ta6 17.Db5+ Ke7 18. Pc4! Hier kan zwart opgeven, want wit haalt alles op. Als je de partij bekijkt, zie je dat het heel lastig werd voor zwart om zijn pion nog te verdedigen. Zwart voelde de pijn van het opschuiven van zijn pion, en de stelling werd onmogelijk om te verdedigen, aldus Shankland.
Conclusie
Het boek Small Steps to Giant Improvement is leuk geschreven en Shankland heeft een vermakelijke schrijfstijl. Het is nooit saai en je hebt altijd het idee dat je echt iets aan het leren bent. Soms voelen de stellingen die hij geeft met uitleg echter redelijk simplistisch. In vergelijking tot andere boeken heeft dit boek door de richtlijnen die het biedt onmiddellijk praktische waarde. Vaak duurt het bij grote concepten een tijd voordat die echt bezinken. Hier kan de lezer de richtlijnen volgen terwijl de bezinking gaande is. Dit versnelt het proces ook alleen maar omdat het toepassen van deze richtlijnen ervaring opbouwt, wat uiteindelijk de kennis versterkt.
Boek: Small Steps to Giant Improvement (2018)
Auteur: Sam Shankland
Uitgeverij: Quality Chess UK Ltd
ISBN-nummer: 978-1-78483-051-9 (Hardcover)
Pagina’s: 336
Prijs: € 29,99
Hier te vinden: www.newinchess.com/small-steps-to-giant-improvement
Link naar onze recensenten.