Mastering Chess Logic
Voor een denksport is er in de schaakliteratuur opmerkelijk weinig aandacht voor het belangrijkste aspect van ons mooie spel: nadenken. De auteurs doen een poging om deze leemte op te vullen. De vraag is natuurlijk: zijn ze daarin geslaagd?
Om maar met de deur in huis te vallen: ik heb daarover wat gemengde gevoelens. Want ze beloven nogal wat. Op de achterflap lees ik:
“Waarom steken de grootste spelers aller tijden, zoals Magnus Carlsen, Bobby Fischer en Garry Kasparov met kop en schouders boven anderen uit? De basisaspecten van het schaken (calculatie, bestuderen van openingstheorie, en technische eindspelvaardigheid) zijn uiteraard van groot belang. Maar het mysterieuze deel van de schaakvaardigheid zit hem toch in het gedachtenproces.”
De auteurs verduidelijken het nog met de toelichting dat het daarbij in het bijzonder draait om hoe je bepaalde zetten beoordeelt, waarom je de voorkeur geeft aan de ene boven de andere zet en hoe je het gevoel voor het spelletje ontwikkelt. Dat is natuurlijk allemaal waar. Maar hoe ontwikkel je dat dan? Vervolgens komen de volgende vragen uitgebreid aan bod:
- Waar moet u aan denken bij het evalueren van een positie?
- Hoe u plannen formuleert en uitvoert?
- Hoe verkrijgt en behoudt u het initiatief?
In het eerste hoofdstuk passeren een groot aantal ‘bouwstenen’ de revue. Het is een overzicht van stellingen waarin u de bekende positionele kenmerken tegenkomt, naast allerlei andere facetten van het schaakspel, zoals initiatief, ontwikkeling en samenwerking van stukken.
Op zich is dat prima en ook eenvoudig te begrijpen. Misschien zelfs wat te eenvoudig. Men sluit het eerste hoofdstuk af met 30 oefeningen waarin deze aspecten terugkomen. Ik geef een voorbeeld uit een partij T. Meurs-J. Martinez Alcantara (Capelle la Grande 2020) met wit aan zet:
Hier valt meteen op dat een aantal positionele en andere aspecten benoemen niet direct leidt tot ‘kunnen’. Zelf kwam ik tot de volgende gedachte: de loper op a4 staat een beetje op een rare plek. Zwart heeft zetten zoals Pc5 waarmee hij druk kan uitoefenen op pion e4 en tegelijkertijd de loper kan bevragen. Mijn eerste gedachte was dan ook om maar resoluut de loper te ruilen met 13. Lxd7. Andere mogelijkheden zijn 13. f3 of 13. Dd2. Tot mijn genoegen zag ik daarna dat Stockfish 14 ook de voorkeur geeft aan Lxd7.
Er zijn trouwens nog wel meer redelijke zetten mogelijk in deze stelling. In de partij volgde 13. b4?! Daar heb ik ook even naar gekeken, maar dat vond ik helemaal ‘niks’. De partij ging verder met 13. … Pe5 (natuurlijk niet 13. … Dxc4?? vanwege 14. Pd5 en wit wint) 14. Lb3 Ld7 15. h3 Tac8 en zwart heeft een gelijke stelling bereikt volgens de auteurs.
Daar kun je een vraagteken bij zetten. Waarom geeft men niet 14. … Pg4 als een prima alternatief voor 14. … Ld7? Na 14. … Pg4 kunnen interessante verwikkelingen ontstaan wanneer wit zijn loper aan ruil probeert te onttrekken met bijvoorbeeld 15. Lg5. Zwart heeft dan 15. … d5. Kortom: deze stelling verdient een wat uitgebreidere analyse. Bovendien is zo’n stelling een stuk lastiger dan de voorbeelden die men eerder geeft. Dat gevoel heb ik bij meerdere opgaven.
Een handig acroniem
Het tweede hoofdstuk behandelt een aardig model voor het evalueren van stellingen: MAPS.
- Materiaal (Material)
- Activiteit (Activity)
- Pionnen structuur (Pawn Structure)
- Safety (veiligheid)
Dit is een handig ezelsbruggetje, maar weer verre van volledig. Ik denk bijvoorbeeld aan zwakke/sterke velden en zo kan ik nog wel enkele kenmerken opnoemen die spelers in hun overwegingen kunnen betrekken. In het vervolg lichten de auteurs dit model toe aan de hand van enkele, zeer uitgebreid, geannoteerde partijen. Dat zijn klassiekers zoals Botwinnik-Capablanca (AVRO 1938), Geller-Euwe (Zurich 1953), Fischer-Spassky (6e matchpartij 1972) en enkele partijen van de auteurs zelf.
Deze partijen zijn zeer leerzaam. Maar bevatten dan toch weer wat minder nieuws voor schakers die goed thuis zijn in de schaakliteratuur. De auteurs sluiten elk hoofdstuk af met een groot aantal opgaven. Ook in de volgende hoofdstukken komen we weer een bekende partij tegen, zoals Kasparov-Andersson (Tilburg 1981). En heel veel oefeningen. Het boek bevat er in totaal 270. Nog een voorbeeld (wit aan zet):
Uiteraard heb ik zelf ook een tijdje naar deze stelling gekeken. Ik dacht aan zetten zoals 26. f4 of 26. Lh3 en wellicht ook 26. Dd4. Wit speelde in de partij 26. g4! Daar heb ik niet aan gedacht. Het uitroepteken is van de auteurs.
Maar als ik Stockfish 14 een tijd laat draaien, komt f4 op de eerste plaats en Lh3 tweede en lijkt g4 niet voldoende om een overwicht tot stand te brengen. De partij ging verder met: 26. … Pf6?! De auteurs geven aan:
“26. … hxg4 is de natuurlijke reactie, maar 27. h5! breekt de koningsvleugel open. Als zwart dan 27. … gxh5 speelt heeft wit 28. Te6! en Dg5+ is dan beslissend.”
Maar zwart hoeft helemaal niet op h5 te slaan. Hij kan ook 27. … Kg7 spelen, gevolgd door Pe5 en Dc8.
Wat ik maar wil zeggen is dat de stellingen complexer zijn dan men hier voorstelt. Dat er dus ook meer kandidaatzetten zijn. De partij ging trouwens verder met: 27. gxh5 Pxh5 28. Lf3?! De auteurs vinden 28. c5! beter met een duidelijk voordeel voor wit. Ze merken op:
“De afwezigheid van het paard op de damevleugel geeft wit de mogelijkheid daar zijn pionnen te mobiliseren.” 28. … Pf6 “28. … Pf4! 29. Te4 e5 zou zwart min of meer hebben gered. 29. h5 en wit heeft een beslissende aanval.”
Voor wie is dit boek bestemd?
Ik vermoed dat mensen die een goede kennis hebben van de schaakhistorie en de bekende klassiekers tot zich hebben genomen, toch een tikkeltje teleurgesteld zullen zijn. Iets hoeft niet nieuw te zijn om toch ook waarde te hebben. Want ik denk dat dit boek nuttig kan zijn voor schakers met een rating ergens tussen de 1500 en 2000. Die zullen zeker kennis opdoen waar ze mee verder komen. Maar in het algemeen krijg ik toch een beetje het gevoel dat het denken over denken niet goed uit de verf komt. Ik vrees dat lezers naast antwoorden ook nog met een groot aantal vragen blijven zitten.
Ten slotte: als ik één ding heb geleerd van schaakles geven aan een groepje jonge (en talentvolle) schakers is, dan is het wel dat ze me vrijwel constant verrassen met allerlei zetten waar ik niet aan had gedacht. Dat gevoel kreeg ik hier ook bij de auteurs van dit boek. Er zit veel meer in de voorbeelden. De sterke punten zijn zonder meer dat het boek heel veel opgaven bevat. Maar die hadden ze beter moeten uitwerken.
- Titel: Mastering Chess Logic
- Auteurs: Joshua Sheng & Guannan Song
- Aantal bladzijden: 256
- Uitgeverij: Everyman Chess
- Prijs: € 23,95
- Gepubliceerd: 2021
- Teaser