Krantenrubrieken kerstweekend 2021
Wekelijks publiceren we de diverse schaakrubrieken van de weekendkranten. Wij streven naar publicatie op de woensdag of donderdag na het voorgaande weekend.
Hans Ree | Gert Ligterink | Hans Böhm | Dimitri Reinderman | Rini Kuijf | Henk Prins |
Hans Ree
Winnen is een gewoonte
Na zijn WK-match sprak Magnus Carlsen leerzaam over winnen en verliezen: „Winnen is niet iets voor soms, het is iets voor altijd. Je wint niet af en toe, je doet dingen niet af en toe goed, je doet ze altijd goed. Winnen is een gewoonte. Helaas is verliezen dat ook.”
Hij had ook onprettig nieuws. Hij wil ermee ophouden, niet met schaken, maar met tweekampen om het wereldkampioenschap: „Het is onwaarschijnlijk dat ik nog een match zal spelen, behalve misschien als de volgende uitdager een representant is van de volgende generatie.” Dat moet dan Alireza Firouzja zijn, 18 jaar oud en tweede op de wereldranglijst.
Sinds 2013 heeft Carlsen vijf van die matches gespeeld. Hij heeft ze alle vijf gewonnen. Wat moet hij nog? Anatoli Karpov speelde tien WK-matches in twintig jaar, maar misschien zijn moderne WK-matches benauwender. Iedereen zit maandenlang aan de computer en er wordt gezegd dat Carlsen zijn medewerkers strategisch over de tijdzones verdeelt, zodat het team 24 uur per dag voor hem kan werken.
Er was nog een schokkend nieuwtje: onze KNSB overweegt om het vrouwenschaak af te schaffen. Niet het schaken door vrouwen natuurlijk, maar wel de aparte wedstrijden voor vrouwen, en niet meteen, maar in de toekomst. De bond wil beginnen met de kampioenschappen voor jongens en meisjes, die kunnen fuseren.
Hoe moet dat later gaan? Onder de Nederlandse schakers staat Sopiko Guramishvili, de vrouw van Anish Giri, qua rating op de zeventigste plaats. Nummer twee van de vrouwen Eline Roebers (15 jaar) is 83ste van Nederland en nummer drie Zhaoquin Peng is honderdste. Roebers zal nog flink stijgen, maar het kan lang duren voordat mannen en vrouwen gelijkwaardig in één kampioenschap kunnen spelen.
Het Meerjarenbeleidsplan van de KNSB spreekt over inclusiviteit, diversiteit en genderwisseling. Zijn ze daar zo eigentijds geworden dat ze echt de vrouwenkampioenschappen willen afschaffen? Ach nee, het zal goed aflopen, anders was dit geen kerstrubriek. De bond is pragmatisch en kent de juiste taal voor moderne subsidiegevers.
Tea Lanchava – Anne Haast, NK Vrouwen Hoogeveen 2021
1. c4 e5 2. Pc3 Pf6 3. Pf3 Pc6 4. e3 Lb4 5. Dc2 0-0 6. Pd5 Te8 7. a3 Lf8 8. Ld3 g6 9. h4 Lg7 10. Pxf6+ Dxf6 11. h5 Pe7 12. hxg6 hxg6 13. e4 a5 14. Le2 Pc6 15. d3 Pd4 16. Pxd4 exd4 17. f4 d6 18. Ld2 Ld7 19. 0-0-0
Hier staat wits koning onveilig.
19…b5 20. g4 bxc4 21. dxc4
21…Tab8
Met 21…d3 22. Lxd3 La4, waarna wit een kwaliteit verliest, kon zwart in het voordeel komen.
22. Ld3 Lxg4 23. Tdf1 Le2 24. Lxe2 d3 25. e5 dxe5 26. Lxd3 e4 27. Lc3 exd3
Na scherp spel staat het ongeveer gelijk.
28. Dxd3 Db6 29. Lxg7 Kxg7 30. Dc3+ f6 31. Td1 De6 32. Kb1 a4
Zwart moet oppassen, want haar koning staat onveilig. Met 32…Tbd8 kon het gevaar bezworen worden.
33. Ka1 Tb3 34. Dc2 De7
Met 34…f5 viel zwarts stelling nog te verdedigen.
35. Dh2 Tg8 36. Dh6+
Wit was ongetwijfeld in tijdnood. Met 36. Td7 kon ze de dame winnen.
36…Kf7 37. The1 Txa3+
Beter was meteen 37…Te3, hoewel wit in het voordeel blijft.
38. Kb1 Te3 39. Txe3 Dxe3 40. Dh7+ Tg7 41. Td7+ Ke6 42. Dxg7 Zwart gaf op.
Als zwart niet wits koning met 37…Txa3+ naar b1 had gedreven, kon wit niet op deze manier winnen wegens Dc1+ met eeuwig schaak.
Partij in viewer:
Goed nieuws: gevloerd door omikron besluit Short een boek te schrijven
Een dag nadat ik de laatste hoofdstukken had gelezen van Winning, Nigel Shorts eerste schaakboek, verscheen op Twitter een selfie van de voormalige WK-finalist in een Engels ziekenhuisbed. Op bezoek in zijn geboorteland – Short woont in Athene – was hij een slachtoffer geworden van de omikronvariant.
Short beschreef de gevolgen van zijn besmetting in korte, soms onheilspellende berichten, tot hij na zes zware dagen zijn volgers gerust kon stellen. Het ergste was voorbij, al was het duidelijk dat van zijn voornemen om in 2022 te gaan reizen niets terecht zou komen. Hij had zich daarom verzoend met een alternatief plan: thuis werken aan een tweede boek.
Gelukkig maar, want mij zou hij plezier doen met een vervolg op zijn debuut. Ik weet dat Short niet bij iedereen even populair is, maar ik heb altijd een zwak voor hem gehad. Zelfs toen hij de schaakwereld in 1993 splitste door voor een paar extra centen akkoord te gaan met een illegale WK-tweekamp buiten de mondiale bond Fide om, hoopte ik dat hij een waardige tegenstander van Kasparov zou zijn. Tevergeefs, hij kwam er niet aan te pas.
Winning is geen verzameling van Shorts meesterwerken, maar een aangename reis langs acht door hem gewonnen toernooien. Het boek begint in 1987 in Wijk aan Zee en eindigt in 2016 in Anzali, een Iraanse stad aan de Kaspische Zee. Short geeft alle door hem gespeelde partijen en schetst af en toe een treffend kort profiel van spelers die onbekenden zijn voor jongere generaties.
Het commentaar is zoals ik het graag zie: niet overdreven uitvoerig, maar met ruime aandacht voor de kritieke momenten. Zoals bij de volgende partij die werd gespeeld op de laatste dag van het vorige millennium.
Illescas – Short, Pamplona 1999
1. Pf3 d5 2. d4 Pf6 3. c4 e6 4. Pc3 Le7 5. Lg5 h6 6. Lh4 0-0 7. e3 b6 8. Le2 Lb7 9. Lxf6 Lxf6 10. cxd5 exd5 11. 0-0 De7 12. Db3 Td8 13. Tfd1 c6 14. Lf1 Pa6 15. Td2 Pc7 16. a4 Pe6
Dit was een goed moment voor de bevrijdende zet 16 … c5! Na 17. dxc5 bxc5 18. Dxb7 Lxc3 19. bxc3 Tdb8 20. Dc6 Tb6 is de dame ingesloten.
17. a5 b5 18. Da2 a6 19. Tc1?
Wit moest zich schikken in een licht inferieure stand na 19. Pe2 Tac8 20. Tc1 c5 21. dxc5 Txc5 22. Txc5 Dxc5 23 Ped4.
19 … c5 20. dxc5 d4! 21. Pxd4 Lxd4 22. exd4 Pxd4 23. Kh1
23 … Pf3!
Short: ‘Wits stelling is vooral zo hopeloos door de positie van de witte dame op zo ongeveer het slechtste veld van het bord.’
24. Txd8+ Txd8 25. c6 Lxc6 26. Pe2 Dh4 27. gxf3 Dxf2
28. Pf4
Na 28. Txc6 was Short 28 … Dxf1+ 29. Pg1 Td1 30. Tg6 Dxf3+ 31. Tg2 De4! van plan. Later ontdekte hij dat de banale zet 29 … Td2 veel sneller wint.
28 … Lxf3+ 29. Lg2 Td2 30. Tg1 Le4
Wit geeft op.
Partij in viewer:
Jan Timman toernooi
Hoe vier je een kroonjaar van een coryfee? Dat is in iedere sport een aardige hersenkraker maar in de schaaksport zijn er verscheidene mogelijkheden. De KNSB schreef een studietoernooi uit naar aanleiding van de 70e verjaardag van Jan Timman, nummer 2 op de wereldranglijst in 1980. Een schaakstudie is een stelling met een opdracht (‘wit wint’ of ‘wit maakt remise’) en een kunstzinnige, geforceerde oplossing om dat doel te bereiken. Hoe kunstzinniger en hoe verrassender de oplossing, hoe beter de studie. Vanuit 24 landen waren 95 studies binnengekomen bij toernooidirecteur Harold van der Heijden. Onder de inzenders zaten 17 compositie-titelhouders (in die wereld bestaan ook grootmeesters en meesters) en 19 gewone titelhouders. Dan begint het precieze werk van checken met gespecialiseerde programma’s. Eerst op simpelweg foute oplossingen, daar vielen al 8 studies af. Dan de controle op anticipatie (een studie is minder waard als hetzelfde idee ooit al eens is gebruikt). Ook bij deze selectie vielen studies af. Dan heb je nog dat er meerdere wegen naar de oplossing lopen, ook dat is een element dat invloed kan hebben op de waardering maar dat bepaalt de jury, en de jury was Jan zelf. Overigens kreeg de jury, zoals gebruikelijk, alle studies die de eindronde hadden gehaald geanonimiseerd ter beoordeling, dus er wordt louter op inhoud geselecteerd.
Op Jan’s verjaardag, 14 december, werd de uitslag bekend gemaakt. In zijn juryrapport schrijft Jan onder andere ‘Na mijn eerste selectie bleven er 37 studies over, een teken dat het niveau hoog was. Bij de tweede selectie vielen enkele goede studies af die bij een ander toernooi wellicht hoge ogen kunnen scoren. De naam van de componist van de winnende studie kwam voor mij als een verrassing’.
Wit speelt en wint.
Bij studies moet je er altijd voor gaan zitten en de tijd nemen. Het plezier zit niet alleen in de oplossing vinden, de weg ernaartoe is minstens zo plezierig. Ik heb met Jan vanaf onze jeugd vele uren doorgebracht achter het schaakbord. In het begin lag de nadruk natuurlijk op openingen en afgebroken partijen maar sinds de eeuwwisseling buigen we ons alleen maar over studies. Vooral ook omdat Jan zelf meer en meer studies maakt en zijn studies die originaliteit ademen die hij ook had in zijn partijen. Om zelf een poging te wagen om deze studie op te lossen, stop dan hier en kijk hoe ver je komt en welke voetangels en klemmen en obstakels en kuilen je ontdekt.
Ik geef slechts de meest directe weg naar de winst met een enkele variant, er is veel meer te vertellen maar daar ontbreekt de ruimte voor.
1.f8D! Ta4+! 2.T1b4! Lxf8 3.Txa4 Pb6!
De eerste zogeheten Novotny, een opofferende zet om lijnen, rijen of diagonalen te blokkeren. Na 4.Lxb6 f1D wint zwart omdat Tc4+ geen dreiging meer is.
4.Txb6 Ta1! 5.Tc6+ Lc5!
De tweede Novotny! Zwart dreigt e1D+ dus
6.Txc5+ Kb3 7.Ta3!
Het hoogtepunt van de studie. Belangrijk is dat 7.Txa1 e1D+ slechts tot remise leidt.
7…Kxa3 8.Ta5+! Kb4 9.Lxf2!
Wit heeft twee torens geofferd voor de prijs van een pion. Er zijn nu twee varianten, ieder met een eigen oplossing:
9…e1D+ 10.Lxe1+ Txe1+ 11.Kd5 Kxa5 12.a7 Td1+ 13.Kc6 Td8 14.e7! Te8 15.Kd7 Ta8 16.e8D en wit wint of
9…Kxa5 10.a7 e1D+ 11.Lxe1+ Kb6 12.La5+!
Dat moet want 12.Lc3 Ta4+ 13.Kd5 Kc7 maakt net remise.
12…Txa5 13.e7 en wit wint.
De componist van dit kunstwerk is Michael Pasman uit Israël.
Natuurlijk wilde ik Jan ook iets geven voor zijn verjaardag en dat moest wel een beetje kunstzinnig zijn. Henk Kos, de vader van een goede vriendin, is houtbewerker en hij draaide een koning met de haardracht van Jan. Dat diende als voorbeeld voor Margreet Wevers van Schaakkunst.nl om voor alle 15 prijswinnaars een aparte Jan-koning te maken middels 3-D printing op een fraai marmeren voetje met inscriptie. Helaas wonen de prijswinnaars in verre landen en een feestelijke samenkomst van alle deelnemers zit er voorlopig niet in. Voor degenen die alle winnende studies willen beleven, houd de website van de KNSB in de gaten (schaakbond.nl). Ook het volgende nummer van het eindspelstudie tijdschrift EG zal hier uitgebreid aandacht aan besteden.
Mooie feestdagen en een gezond en gelukkig nieuw jaar.
Bosboomboek betrefffende buitenissige boekanier
Er is bij mijn weten maar één Nederlandse schaker wiens naam regelmatig bijvoeglijk gebruikt wordt. Ik gebruik de term ook wel eens: Bosboomiaans. Het staat voor risicovol schaak, vroeg opspelen van de randpionnen, rare offers, gekke zetten. Schaken dat afwijkt van de norm. Net als Manuel Bosboom zelf, zo leren we in de recent verschenen biografie “Chess Buccaneer” waarin Peter Boel zijn leven beschrijft, aangevuld met door Merijn van Delft geanalyseerde partijen van de hoofdpersoon. Hij groeide op in een molen in de Zaanse Schans als zoon van schilder Adriaan en zijn vrouw Marretje. De beide ouders hadden weinig geld maar waren ook niet materialistisch. Schoolprestaties van hun kinderen vonden ze niet belangrijk, laat staan dat ze een goede baan zouden moeten krijgen. Ze mochten worden wat ze wilden. En zo werd de jongste zoon Manuel een profschaker met een onregelmatig inkomen, dat vooral bestond uit het winnen van snelschaak- en rapidtoernooien, aangevuld met het loon voor het spelen van clubs zoals En Passant Bunschoten. Bij een slecht resultaat kon hij wel eens blut zijn, al scheelt het wel dat hij nog steeds in de molen van de familie woont. Dat hij nooit grootmeester werd lag niet aan gebrek aan talent: in het boek zijn o.a. mooie winstpartijen tegen Kasparov en Leko te vinden. De Zaankanter miste echter zowel de discipline als de ambitie voor de absolute top. Schoonheid, originaliteit en experimenteren waren belangrijker voor hem dan zo sterk mogelijk worden. Voor de lezer wel zo prettig.
Uit de vele pareltjes in het boek heb ik een partij gekozen uit het jeugd-EK van 1982 waarin de “boekanier” (17e-eeuwse avonturier/piraat) een latere grootmeester uit Denemarken versloeg.
Schandorff – Bosboom
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 f5 4.Pc3 fxe4 5.Pxe4 Pf6 6.De2 De7 7.0–0 d5 8.Pg3 e4 9.Pd4 Dc5 10.c3 h5?
Niet goed, wel Bosboomiaans!
11.d3 Lg4 12.De3 h4 13.b4 Db6 14.a4! a6 15.a5 Da7 16.Lxc6+ bxc6 17.Pge2?
Van Delft geeft 17.Dg5! hxg3 18.Dg6+ Kd7 19.Lg5 en de zwarte positie stort in.
17…h3 18.g3 c5 19.bxc5 Lxc5 20.dxe4 dxe4 21.Dg5 0–0 22.Le3 Tf7 23.Pf4 Ld7 24.Tfe1 Pg4 25.Pc6
25…Lxe3!?
Ook een typisch Bosboomoffer, dat wit beter met 26.Txe3! Lxc6 27.Dxg4 had kunnen weigeren.
26.Pxa7 Lxf2+ 27.Kf1 Lxa7
Twee stukken voor de dame is een materiaalverhouding waar Bosboom graag mee speelt. Hier heeft zwart objectief genoeg compensatie en praktisch nog meer vanwege de onzekere witte koning.
28.Txe4 Pxh2+ 29.Ke2 Lg4+ 30.Kd3 Lf5
31.Pd5?
In een aparte stelling maken mensen sneller fouten. De computervariant 31.Pg6 Td7+ 32.Kc4 Lxe4 33.Td1! Txd1 34.Pe7+ Kf7 35.Df4+ Kxe7 36.Dxe4+ met eeuwig schaak is moeilijk te vinden.
31…Lxe4+ 32.Kxe4 Te8+ 33.Kd3 Pf3 34.Dc1 Td8 35.c4 c6
Wint een stuk bij voortdurende aanval.
36.Dh1 cxd5 37.c5 Lxc5 38.Dxh3 Pe5+ 39.Kc2 Tf2+ 40.Kd1 Te8 Wit gaf op
Partij in viewer:
Voor beginners
Voor gevorderden
Soms gaat er wel eens wat fout. In de schaakrubriek van 4 december was al een diagramfout gemeld, vorige week in het tweede diagram, maar er bleek ook nog iets mis te zijn in het eerste diagram. Deze laatste wil ik nu rechtzetten. In de partij Van der Tak- Van de Berg uit 1961 zag de partij na de zestiende zet van wit eruit, zoals in de diagramstand is afgedrukt. De fabelachtige combinatie van de zwartspeler is mooier met de juiste stukken op het bord. Zwart won deze partij met:
16. …Ld3! 17. Dxd3 Dh4 18, h3 Df2+! en 0-1.
De partij werd gespeeld in de vroeg zestiger jaren van de vorige eeuw. In 1960 was de Letse grootmeester Michael Tal de nieuwe, nog jonge, wereldkampioen geworden. Omdat ik bezig was met het boek van Van der Tak over de openingsfouten, was ik geïnteresseerd of er ook een partij van Tal in stond. Jawel, zelfs meerdere. Dit had ik wel verwacht, want Tal heeft een zeer aanvallende stijl en dat zullen best een aantal korte hakpartijen tussen zitten. Een mooie partij uit het boek van Van der Tak van Tal, maar één letter verschil in de achternaam.
Tal – Geller , Budva 1967.
1.e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. Lb5 a6 4. La4 Pf6 5. 0-0 Pxe4 6. d4 b5 7. Lb3 d5 8. dxe5 Le6 9. De2 Le7 10. Td1 0-0 11. c4 bxc4 12. Lxc4 Lc5 (Het meest gespeeld wordt hier 12. …Dd7 13. Pc3 Pxc3 14. bxc3 f6.) 13. Le3 Lxe3 14. Dxe3 Db8 15. Lb3 (Hier is ook goed speelbaar 15. b3.) 15. … Db6 16. De2 (Dameruil levert wit weinig op. Na de tekstzet zou 16. … Pe7, om zo snel mogelijk c5 te kunnen spelen, de beste mogelijkheid zijn geweest.) 16. … Tad8? 17. Pc3 Pxc3 18. bxc3 Pe7 19. Tab1 Da5 20. c4! (Slaat het zwarte centrum uit elkaar.) 20. … Tfe8 21. Pg5! Pg6 22. cxd5 Lxd5
23. Txd5! Txd5 24. Df3 (Zwart gaf op. Hij kan alle dreigingen niet de baas, bv: 24. … Tdxe5 15. Dxf7+ Kh8 26. Dg8+! en stikmat of 24. …Texe5 25. Dxf7+ Kh8 26. h4!.)
Partij in viewer:
Ik herinner me dat Carlsen ook na de vorige WK-maich tegen Caruana aan het klagen sloeg. Toen was het allemaal te zwaar elke twee jaar een WK-match. Was hij dan even vergeten dat die WK-matches vroeger over 24 partijen gingen. De eerste wereldkampioen in FIDE-verband was Botwinnink, die van 1948 tot 1963 met twee onderbrekingen van een jaar regeerde. In 1958 won hij de revanchematch tegen Smyslov en in 1961 tegen Tal. Nadat hij zijn wereldtitel in 1963 aan Petrosian had verloren, had hij graag ook tegen hem een revanchematch gespeeld, maar die had de FIDE inmiddels afgeschaft. Carlsen is natuurlijk een geweldige wereldkampioen, maar deze opmerkingen doen daar afbreuk aan.
Wim, hoeveel niet-matchpartijen speelde Botwinnik gemiddeld per jaar in de periode dat hij wereldkampioen was?
Botwinnik speelde weinig tussen de WK-matches in, maar ook Karpov en Kasparov trokken veel tijd uit voor hun voorbereiding en namen daarna een pauze. Karpov speelde b.v. in 1985 verder alleen het OHRA toernooi. Natuurlijk is er veel psychologische druk rond een WK-match, maar ik heb uit de opmerkingen van Carlsen zelf begrepen dat hij daar al beter mee om kan gaan dan bij zijn eerste WK-match tegen Anand in 2013.
Volgens mij heb ik in meerdere verhalen gelezen dat Botwinnik meende dat 50 wedstrijden per jaar de max was voor een goede schaker. Timman schrijft over zijn tweede advies: analyseer en publiceer je analyses. Volgens deze link moet je ook niet snelschaken.
tijden zijn veranderd en het is lastig toen en nu te vergelijken.
nypost.com/2008/09/21/passe-patriarch/
Voor al zijn partijen en toernooien zie
en.wikipedia.org/wiki/Mikhail_Botvinnik
toernooien in die tijd hadden meer deelnemers dan nu zo te zien.
Na het behalen van zijn wereldtitel in 1948 speelde Botwinnik eigenlijk alleen trainingspartijen tot aan de WK-match tegen Bronstein van 1951. Hij behield zijn titel en ging ook in 1952 door met trainingspartijen, 22 stuks. Maar hij speelde ook in een toernooi in Budapest met 18 deelnemers, waar hij derde werd. En aan het eind van het jaar won hij het kampioenschap van de Sovjet Unie met 20 deelnemers. Dat waren 58 partijen, wat goed overeenkomt met zijn uitspraak hierboven. En inderdaad hadden veel round robin toernooien toen door het grotere aantal deelnemers meer ronden dan tegenwoordig. Tegenwoordig is het toch vooral 9 ronden Zwitsers.
Botwinnik was dus in feite een slacker, terwijl Carlsen een harde werker is die duizenden partijen per jaar speelt in diverse formaten. Ik denk dat Carlsen wel recht van spreken heeft over de zwaarheid van matches.
Het is zeker zo dat Carlsen tijdens zijn wereldkampioenschap een veel actievere toernooispeler is dan Botwinnik in zijn tijd. Maar hoe kom je aan die grote aantallen. Ik heb op chessgames.com gekeken hoeveel partijen Carlsen in 2019 voor de pandemie speelde. Dat waren er 240, waarvan 66 klassieke partijen. En ik neem ook onmiddellijk aan dat die WK matches zwaar zijn, maar het zou toch vreemd zou zijn als iemand anders dan Firouzja b.v. Giri het volgende kandidatentoernooi zou winnen en Carlsen daar niet tegen zou willen spelen.
Ik vermoed dat Giri, als hij het kandidatentoenooi wint, zichzelf op twitter onmiddellijk uitroept tot wereldkampioen – wetende dat Carlsen dat niet op zich kan laten zitten. Alhoewel, hij twitterde drie weken terug: ‘I am thinking to never tweet anymore, except for if Magnus Carlsen tags me’…
Ik herinner me dat Carlsen jaren geleden al zei dat, wat hem betreft, de titel van wereldkampioen alleen in een toernooi bepaald zou moeten worden. Dat was ook eigen belang. Aan het sterkste toernooi, het kandidatentoernooi, mag hij zelf nooit meedoen. In plaats daarvan mag hij alleen die saaie tweekampen spelen, die hij sowieso toch altijd wint. Carlsen is als het ware veroordeeld tot die tweekampen – hij kan ze moeilijk níét spelen. Maar kennelijk heeft hij er nu écht genoeg van.
In de damsport zie je iets vergelijkbaars. Daar wordt de WK-titel afwisselend door een toernooi en een tweekamp bepaald. In 2021 won Shvartsman het WK toernooi in Tallinn. Een groot interessant spektakel met deelnemers uit veel verschillende landen waaronder Nederland, Rusland, Mongolië, Kameroen, Senegal, Letland, Frankrijk, Haïti, Estland, USA, etc.
Over twee dagen begint de WK-match Shvartsman – Boomstra. Aardig, maar toch lang niet zo leuk als een WK-toernooi. Beide heren hebben drie jaar geleden ook tegen elkaar om de wereldtitel gespeeld. Boomstra won één reguliere partij, naast elf remises. Omdat dit verschil volgens het toernooireglement te klein was, volgde er nog een vreemde barrage die Boomstra ook won.
Ook bij het dammen is, net als bij het schaken, de absolute wereldtop zó aan elkaar gewaagd dat remise de norm is geworden. Op zichzelf kan een remisepartij buitengewoon boeiend zijn. Maar de gewoonte om matches te organiseren, waarvan op voorhand bekend is dat meer dan 80% van de partijen remise zal worden, verdient heroverweging.
Het statement van Carlsen brengt de FIDE er hopelijk toe dit weer eens ter discussie te stellen.
Een heel interessant idee. Iedere twee jaar een wereldtitelstrijd, met om en om matches en toernooien. Een beetje zoals je bij zwemmen het ene jaar het wereldkampioenschap op de korte baan (25 meter-bad) hebt, en het andere jaar het wereldkampioenschap op de lange baan (50 meter-bad). Het is niet helemaal hetzelfde, want de kampioen in een 50 meter-bad verdedigt zijn/haar titel twee jaar later pas weer in een 50 meter-bad en raakt die niet tussentijds kwijt in een 25 meter-bad.
Euwe suggereerde in de jaren zeventig al iets dergelijks, maar dan twee matches: de ene regulier om de uitdager te selecteren via de (inter)zonetoernooien en de kandidatenmatches en de andere tussen twee van die cycli in, waar de titelhouder een match speelt met een willekeurige uitdager. Hij achtte dat tevens een goede manier om Fischer terug te krijgen. Dat zou niet eenvoudig zijn geweest, want Fischer noemde zichzelf na 1975 nog altijd wereldkampioen. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat hij in 1976/1977 “als uitdager” tegen “wereldkampioen” Karpov zou hebben willen spelen.
Dat lijkt ook mij een goed idee om de WK-match elke twee jaar af te wisselen met een wereldtitelstrijd. Het voorstel is ook weloverwogen geformuleerd. Maar we hebben eerst nog deze WK-cyclus met in februari/maart drie FIDE Grand Prix toernooien, waarbij de laatste plaatsen voor het kandidatentoernooi worden toegewezen. Giri kan zich via die toernooien plaatsen. Het kandidatentoernooi is gepland voor juni 2022. Ik denk dat Firouzja een goede kans maakt dat toernooi te winnen, nu hij met een rating van boven de 2800 nummer twee van de wereld is. En dan zien we wel wat er gebeurt als Giri of één van de andere kandidaten dat toernooi zou winnen. Ik heb nog niet gezien wanneer die volgende WK-match is ingepland, maar het is mogelijk dat dat pas in 2023 is. Dat lijkt me ook verstandiger.
Volgens mij zet Fide inderdaad in op een wereldtitelmatch in de eerste helft van 2023, en de daarop volgende wereldtitelmatch in de tweede helft van 2024. Dan heeft men de “corona-achterstand” van een jaar weer ingelopen.