Begrijp wat u doet 74: Het Cochrane Gambiet (tegen het Russisch)
Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.
Soms word je als witspeler geconfronteerd met een opening waarvan je van te voren denkt: “Daar zit ik nou niet op te wachten”. Ik denk dat menig witspeler na 1.e4 e5 2.Pf3 Pf6 dit gevoel herkent. De Russische verdediging staat als uiterst ‘taai’ te boek waartegen het erg lastig is om spel te maken voor wit. Dan is het interessant als er zich al op de vierde zet een alternatief aandient, waarmee onmiddellijk de knuppel in het hoenderhok kan worden gegooid.
Het Cochrane Gambiet, waarin wit op de vierde zet heel brutaal een paard offert, is – zeker voor clubschakers – een uitstekende speelwijze die het zwarte spel probeert te ontregelen. In ruil voor het paard krijgt wit twee pionnen plus aanvalskansen terug. Met een mooie mobiele pionnenmassa in het centrum heeft hij zonder meer genoeg compensatie. Als er dan ook nog twee Nederlandse grootmeesters zijn (collega Dimitri Reinderman en Daniël Stellwagen plus de voormalige wereldkampioen Veselin Topalov het ook durfde te spelen tegen Vladimir Kramnik!) die hier brood in zagen, kunnen we stellen dat dit een uitstekend wapen kan zijn tegen het Russisch!
Het Cochrane gambiet
1. e4 e5 2. Pf3 Pf6
Het Russisch kennen we in het buitenland als ‘The Petrov Defence’, genoemd naar de Russische speler Alexander Petrov (1794-1867) die het systeem heeft gepopulariseerd. De opening staat bekend als een taai en moeilijk te bestrijden systeem dat door veel witspelers wordt gehaat.
3. Pxe5 d6
4. Pxf7!?
Daar gaan we dan! Als je al op zet vier met een wit paard op f7 mag slaan, zou je die kans toch niet voorbij laten gaan? Dit wordt het Cochrane-gambiet genoemd. John Cochrane was een negentiende-eeuwse Schotse schaakmeester.
En hij was ook een sterke speler, slechts gerangschikt onder Howard Staunton, die zeer bekend is vanwege zijn ontwerp van de schaakstukken die we nog steeds gebruiken in het toernooispel. Cochrane was een tijdje woonachtig in India tegen verschillende Indiase spelers speelde. Het eerste optreden van het Cochrane-gambiet tegen de Russische verdediging was in het jaar 1848 tegen een Indiase meester genaamd Mohishunder Bannerjee. Met geavanceerde computerprogramma’s lijkt het erop dat het offer objectief gezien niet helemaal gerechtvaardigd is, maar ook geven de meeste engine de zwartspeler nauwelijks voordeel, dus daarom lijkt het sowieso speelbaar, vooral op clubniveau. ik denk ook dat het oordeel van sommige engines wat bedriegelijk kan zijn. Wits compensatie is wat voor de lange termijn en daar hebben engines moeite mee. Omdat het in een praktische partij zeer goed speelbaar is, hebben ook diverse grootmeesters het als een verrassingwapen gebruikt! En nog met succes ook. En als zelfs een topspeler als Topalov het durft te gebruiken tegen Kramnik en er dus brood in ziet, dan mogen we dan als clubschaker niet achterblijven! De normale hoofdvarianten gaan verder met 4. Pf3 Pxe4 en hier zijn verschillende mogelijkheden waaronder 5. d4 [of 5. Pc3 met de intentie om er een wat scherpere stelling van te maken.]
4…Kxf7
5. d4
Hiermee maakt wit de ontwikkeling mogelijk van al zijn stukken en tegelijkertijd bouwt hij aan een sterk pionnenfront. Het is ook verreweg de populairste voortzetting. Dit geeft ook een beetje aan waar wits compensatie in zit. Straks kan hij met f2-f4 werken aan een pionnenmassa die voor zwart lastig te bestrijden is. Het is voor wit van belang dat de pionnen die hij krijgt voor het stuk ook ‘voelbaar’ worden voor de tegenstander en daarom dient hij ze naar voren te spelen. Maar ook 5. Pc3 wordt regelmatig gespeeld en dan zelfs door diverse topspelers. Het idee is dat Lf1-c4+ snel aan de orde komt, omdat zwart geen … d6-d5 meer tot zijn beschikking heeft. Een nadeel kan zijn dat zwart nu de vorming van een pionnencentrum kan verhinderen met …c7-c5. 5…c5 heeft dan zelfstandige betekenis en is zelf vrij populair. Het duurde even voordat ik de merites van deze zet begon te zien. De belangrijkste gedacht is dat wit niet zonder slag of stoot een sterk pionnencentrum met pionnen op d4, e4 en later zelfs met f4 kan opbouwen. Hiermee zien we een partij tussen twee topspelers: Topalov-Kramnik, 1999 die in remise eindigde. Zwart kon niet makkelijk ontwikkelen terwijl zijn koning in de tocht bleef staan. Topalov maakte daar gebruik van door zwarte pionnen te gaan snaaien op de damevleugel. Uiteindelijk bleek er sprake van een soort dynamisch evenwicht en eindigde de partij met een eeuwig schaak. [5…Le6 Deze loperzet verhindert Lc4+, maar het laat wel weer d4 toe. 6. d4 Omdat het vaak op hetzelfde neerkomt als de andere variant. 6…Le7 7. f4 (zie analysediagram)
Essentieel is natuurlijk dat de pion op e4 taboe is voor zwart. Wit antwoordt op 5…Pxe4? sterk met 6. Dh5+! (zie analysediagram)
6. Pc3 Te8
Dit lijkt heel plausibel: de toren wordt in het spel gebracht zodat een kunstmatige rokade mogelijk wordt.
7. Lc4+
Zwart moet toelaten dat zijn koning weer naar voren wordt gelokt. Maar 7…Kf8 is geen pretje. De koning staat niet veilig op f8 en wit kan rustig de druk opvoeren. 8. O-O In een jeugdpartij van onze latere grootmeester Daniel Stellwagen, slaagde de witspeler erin om door de zwarte linies heen te breken: Stellwagen-Alavi Moghaddam, 1999.
8. Lxe6+ Kxe6
Uiteraard staat de zwarte koning hier niet fijn.
9. f4 Kf7
10. O-O
Vandaar dat het verstandig is dat wit zijn koning uit het centrum weghaalt (ook in verband met de positie van de zwarte toren op e8). Je kunt ook denken aan een vlotte opmars, maar die valt een beetje tegen. 10. e5?! dxe5 11. fxe5 (zie analysediagram)
10…Kg8 11. Df3 c6 12. Le3 Pa6
13. Tad1
gespeeld.
13…Pc7
De witspeler speelde nu het wat frivole
14. g4?!
maar het is de vraag of dat het beste is. Met Stockfish10 heb ik gevonden dat (…) allemaal interessante mogelijkheden zijn die het waard zijn om eens uit te proberen. Een leuk artikel over dit gambiet is te vinden op chess.com: www.chess. com/article/view/the-cochrane-gambit
14. f5 Zet een pion op de goede kleur en maakt veld f4 vrij voor het paard. Wit dreigt onder omstandigheden met Pc3-e2-f4 soms naar e6 te springen. Dat liefst dan voorafgegaan door d4-d5 om veld e6 stevig in handen te krijgen. Ook houdt hij in beraad of hij met g2-g4-g5 moet ondersteunen. Het kan scherp worden en hij moet ook op zijn eigen koning letten. Die staat vaak het best op h1.
14. Lc1 De reden hiervoor is dat de loper in sommige varianten wat onhandig op de e-lijn staat en daarom zet wit hem alvast weg zodat hij dadelijk met e4-e5, eventueel gevolgd door f4-f5 kan werken. 14. a4 Omdat zwart tegenspel probeert te zoeken met …b7-b5-b4 (om Pc3 weg te jagen) kan soms pion e4 zwak worden. Dat kan in de kiem gesmoord worden met
14. Kh1 Een nuttige profylaxe. Haalt mogelijke schaakjes op de diagonaal a7-g1 uit de stelling, ruimt veld g1 in voor de toren en bereidt zo op den duur de opstoot g2-g4-g5 voor.
Hieronder nog even de bovengenoemde twee partijen:
Reinderman, Dimitri – Van der Sterren, Paul
1. e4 e5 2. Pf3 Pf6 3. Pxe5 d6 4. Pxf7 Kxf7 5. d4 Pxe4 6. Dh5+ g6 7. Dd5+ Kg7 8. Dxe4 Pc6 9. c3 Lf5 10. Df4 Dd7 11. Le3 d5 12. Pd2 h6 13. h3 Te8 14. g4 Ld6 15. Df3 Lc2 16. Tc1 Thf8 17. Dg2 La4 18. b3 Lf4 19. bxa4 Lxe3 20. fxe3 Txe3+ 21. Kd1 Pxd4 22. cxd4 Dxa4+ 23. Pb3 c6 24. Dc2 Db4 25. Pd2 Tf2 26. Ld3 Dxd4 27. Tf1 Th2 28. Lxg6 Tee2 29. Ld3 Txd2+ 30. Dxd2 Txd2+ 31. Kxd2 c5 32. Ke2 c4 33. Lb1 De5+ 34. Kf3 Dh2 35. Tce1 Dxh3+ 36. Kf4 Kf6 37. Th1 Dc3 38. Txh6+ Kf7 39. Th7+ Kf8 40. Thh1 Dd2+ 41. Kf5 c3 42. Kg6 1-0
Stellwagen, Daniel – Alavi Moghaddam, Sayed Javad
1. e4 e5 2. Pf3 Pf6 3. Pxe5 d6 4. Pxf7 Kxf7 5. d4 Le7 6. Pc3 Te8 7. Lc4+ Kf8 8. O-O c5 9. d5 Pfd7 10. f4 Lf6 11. e5 dxe5 12. Dh5 Kg8 13. d6+ Kh8 14. Lf7 exf4
14…Tf8 15. Lg6 h6 16. Pe4 exf4 17. Lxf4+-
15. Lxe8 Ld4+ 16. Kh1 Pf6 17. Txf4 Dxd6 18. Txf6 Dxf6 19. Lg5 Df5 20. Lb5 g6 21. Dh4 Pd7 22. Te1 a6 23. Te8+ Pf8 24. Ld3 Df7 25. Te7 Df2 26. Dxf2 Lxf2 27. Lf6+ Kg8 28. Tg7+ 1-0
Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase
Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, treft u aan via dit overzicht.
Videolessen
• In het Nederlands treft u aan onder: Chessbase videolessen
• In het Engels zijn er inmiddels al 25 afleveringen verschenen. De eerste, getiteld “How to design a concept in the opening” treft u aan onder:
Chessbase videolessen
In deze serie (Begrijp wat je doet) zijn op dit moment vier boeken verschenen:
Begrijp wat je doet 1, Spaans-Italiaanse structuren
Begrijp wat je doet 2, Damegambiet structuren
Begrijp wat je doet 3-1, Siciliaanse structuren Najdorf&Scheveningen
Begrijp wat je doet 3-2, Siciliaanse structuren Taimanov, Kan & Richter Rauzer
Deze boeken zijn verschenen bij uitgever Thinkers Publishing in België.
Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.
Curiositeit: KÓXRAH is Russisch voor Cochrane, keert in The Encyclopaedia of Chess Openings 1974 C42 voor rekening van Poloegajevsky, blz. 140, noot 19 bij “4. Pf7?” uit het cyrillisch schrift in het onze terug als “Kohren”.
Pardon, KÓXPAH.
Ook bij de vierde zet van wit wordt Staunton genoemd als ontwerper van de Staunton schaakstuikken. Volgens het artikel hieronder was de ontwerper Nathaniel Cook, die een beroemde naam zocht om zijn ontwerp naar te vernoemen. Zie ik parallellen met Roessel en VdVS uit een recent artikel op schaaksite?
The Staunton Chess Design – Chess.com
Daniël had het overigens van mij: ik was zijn coach bij het WK t/m 12. Ik denk dat hij geen zin had in de normale varianten tegen het Russisch en aan mij vroeg of ik iets leuks wist.
In het voortreffelijke boek van Dhopade: Playing the Petroff 2020, geeft deze na 5 D4 nu ook 5..C5! met volgens hem: White’s piece sac
is not fully correct but that does not mean IT should be taken lightly.
Both 5 D4 and 5 Pc3 should be met nu 5…C5.
Met groet Rogier van Egmond.
Hoewel het Russisch zeker niet mijn ding is, heb ik eind vorige eeuw met plezier een uurtje de analyses van Robert Timmer in zijn “Päard x f7” uit 1992 bestudeerd. Daarin worden naast 5…Le7 ook 5… g6 en 5…c5!? aan de hand van enige partijen bekeken. Ik weet niet hoe die analyses stand houden in 2020 maar voor spelvreugde nog altijd leuk om terug te lezen.