De eenzaamheid van vrouwen in schaaktoernooien
In een artikel op CNN wordt de populaire streamer Anna Cramling geïnterviewd (dochter van grootmeesters Pia Cramling en Juan Bellon Lopez). Zij vertelt over negatieve ervaringen over schaaktoernooien, zoals persoonlijke berichten die ze kreeg van (veel oudere) tegenstanders als “Ik kon niet stoppen naar je te kijken.” of een arbiter die haar (toen ze 15 was) vertelde dat ze alle mannen aan het afleiden was (blijkbaar vanwege haar zomerse kleding).
“Ik denk dat één van de redenen waarom zo weinig vrouwen meedoen in toernooien is dat het een vrouwonvriendelijke omgeving is, en ik weet dat vele vrouwen vergelijkbare verhalen hebben als ik, of nog erger.” Zij hoopt dat toernooi-organisatoren meer gaan letten op het gedrag richting vrouwen en dat spelers, trainers en organisatoren een voorbeeld proberen te zijn in iedereen welkom te laten voelen.
edition.cnn.com/2023/03/30/sport/anna-cramling-chess-streamer-women-spt-intl/
Hoe groot dit probleem is weet ik niet, maar ik vermoed wel dat dit een rol speelt in waarom er weinig vrouwen op toernooien schaken (en relatief veel meisjes niet doorgaan met spelen van toernooien op volwassen leeftijd). Ook in Nederland speelt dit. Er is (zover mij bekend) nog weinig aandacht hiervoor, van de bond noch van Chess Queens. Mocht ik het verkeerd hebben, dan hoor ik het graag. Ik hoop in ieder geval dat de oproep van Cramling effect heeft. Het is dan voor iedereen leuker als er meer vrouwen op toernooien komen en een veilige omgeving helpt daarbij.
Wellicht interessant om eens de mening van de KNSB-voorztter te vragen?
Mijn vader bracht mij als dertienjarige eind jaren zestig naar mijn eerste schaakclub, RSR/Ivoren Toren in Rotterdam, bleef hangen, werd al snel voorzitter, en organiseerde het jaarlijkse schaaktoernooi. Catharina Roodzant was meestal de enige vrouwelijke deelnemer, en mijn vader lichtte dat altijd bij met een stukje van zijn slotspeech en een bos bloemen. Later las ik over een zwarte jazzmusicus die in de jaren zestig een kamer huurde bij een oudere dame in Drenthe. Die breidde een dikke trui voor hem, omdat hij het wel koud zou hebben, gezien waar hij vandaan kwam. Hij kwam uit Chicago, waar het makkelijk -20 kan worden. Misschien niet zo vergelijkbaar, maar ik associeer nog even door. Toen China net open was voor toeristen, las ik over twee Nederlandse fietstoeristen die overal met wijdopen ogen werden nagestaard. Niet zo vreemd, vonden ze, dat zou in Nederland ook gebeuren met onverwachte bezoekers van tweeënhalve meter lang met blauw haar.
Naar mijn idee waren vrouwelijke schakers in de ogen van Nederlandse schakers, pakweg veertig jaar geleden, tweeënhalve meter lang en hadden ze allemaal blauw haar. Dat was voor beide geslachten een enigszins ongemakkelijke situatie. Bij de heren uitte zich dat in ofwel net doen of er niets aan de hand was, ofwel in ‘extra’ aandacht. Ik kan me nog herinneren dat een getalenteerde zestienjarige schaakster bij de Open NK in Dieren constant een hele roedel subtoppers om zich heen had. Of ze dat aangenaam vond of niet weet ik niet, maar ik kreeg het idee dat ze het wel aankon.
Douwe Draaisma heeft geschreven over het fenomeen dat we ons krenkingen veel beter herinneren dan positieve ervaringen. Dat geeft een evolutionair voordeel. Eerst de bedreigingen, dan de kansen. Ik zou wel eens willen horen van schaaksters hoe het zit met de verhouding tussen die bedreigingen en kansen. Hebben jullie blauw haar maar zijn jullie verder ongevaarlijk, maar wel interessant, of worden jullie gezien als loslopend wild? En is het in Nederland anders dan in het buitenland?
Wat goed dat er hier nu aandacht voor komt. Het is voor heel veel jonge meiden en vrouwen een onvelige omgeving. Niet gek dus dat er zo weinig vrouwen schaken. Hierbij ook een oproep naar de bond voor een reactie.