Een WK-cyclus zonder fratsen
Naar verwachting verdedigt wereldkampioen Ding Liren eind 2024 zijn wereldtitel schaken met klassiek speeltempo. Zijn uitdager zal degene zijn die begin 2024 het kandidatentoernooi wint. Voor dit kandidatentoernooi zijn nog twee plekken te vergeven, eentje voor de winnaar van het zogenaamde FIDE-Circuit en eentje voor degene die in januari 2024 het hoogst staat op de ratinglijst. In de strijd om die plekken ontwikkelden zich de afgelopen weken taferelen die menigeen de wenkbrauwen heeft doen fronsen. Her en der werden toernooien en matches uit de grond gestampt om spelers in een klassement of op de ratinglijst omhoog te duwen, waarbij geen middel wordt geschuwd. Het is een ondoorzichtig en hier en daar zelfs dubieus schouwspel geworden.
Ik heb me afgevraagd hoe de WK-cyclus kan worden ingericht, waarbij iedere wereldtopper een reële kans heeft om eerst maar eens uitdager en later uiteindelijk wereldkampioen te worden, maar die cyclus ook een stuk overzichtelijker wordt. Daarbij denk ik aan twee verschillende opzetten.
Opzet 1
Hierin vindt iedere twee jaar in de even jaren (2024, 2026, 2028 et cetera) aan het eind van het jaar (pandemieën buiten beschouwing gelaten) een match om de wereldtitel plaats tussen de regerend wereldkampioen en een uitdager die is voortgekomen uit het kandidatentoernooi. Min of meer zoals het nu is, maar de huidige kwalificatieprocedure voor het kandidatentoernooi verdient beter.
Uitgangspunt blijft een kandidatentoernooi in de vorm van een dubbelrondige achtkamp. De eerste hiervoor gekwalificeerde is dan de runner-up van de vorige cyclus, dus de verliezer van de laatste WK-match. Vervolgens kwalificeren de overige zeven kandidaten zich middels drie verschillende formats, te weten de World Cup (knock-out), de Grand Prix (round robin) en de Grand Swiss (open).
Het lijkt redelijk dat het format met de kleinste toevalsfactor de meeste kandidaten levert. De editie van 2022 van de Grand Prix (en.wikipedia.org/wiki/FIDE_Grand_Prix_2022) lijkt mij uitermate geschikt. Drie toernooien, elk beginnend met vier groepen van vier spelers die een dubbelrondige round robin afwerken. De vier groepswinnaars gaan naar de halve finale en de twee winnaars daarvan spelen in de finale tegen elkaar om de toernooiwinst. Elke speler speelt twee van de drie toernooien en na drie toernooien wordt de eindstand opgemaakt.
Bij het knock out-systeem, wat bijvoorbeeld in de World Cup wordt toegepast, is de toevalsfactor een stuk groter. De loting wordt weliswaar gekoppeld aan de ranking/rating, maar van de spelers die niet in jouw helft van het schema zitten, ontmoet je er hoogstens eentje, en wel in de finale! Ook kan je onderweg wat geluk hebben als in jouw helft van het schema sterke spelers vroegtijdig uitgeschakeld worden. Tot slot zijn minimatches met een rapid/blitz tiebreak niet bij uitstek het middel om de sterkste spelers boven te laten drijven.
In de (open) toernooien waar het Zwitsers systeem wordt toegepast, zoals het Grand Swiss, is de toevalsfactor nóg groter. Zelfs bij een toernooi met een groot aantal ronden kan een meevaller in de laatste ronde(n) grote verrassingen in de eindstand opleveren.
Als de FIDE de kwalificatietoernooien organiseert in de volgorde World Cup (voorjaar), Grand Prix (zomer) Grand Swiss (najaar), dan levert de World Cup met de twee finalisten twee kandidaten. Deze worden net als de titelhouder en de runner up uitgesloten van de Grand Prix. De Grand Prix levert vier kandidaten, namelijk de top vier van de eindstand. Rest nog één plek in het kandidatentoernooi, en die is voor de eerste in de eindstand van de Grand Swiss van alle deelnemers die nog niet voor het kandidatentoernooi waren gekwalificeerd. Dus reeds gekwalificeerden kunnen gerust aan de Grand Swiss meedoen, maar spelen niet mee voor de strijd om de laatste kwalificatieplek voor het kandidatentoernooi.
Tot zover weinig nieuws. De Grand Prix levert meer kwalificatieplekken dan momenteel, en dat gaat ten koste van kwalificatie volgens rating (blijft tot het einde toe een janboel) en wild cards (bleek voorheen een kwestie van willekeur). Dit jaar is de Grand Prix vervangen door een kalender vol met toernooien die punten opleveren, waarbij je nauwelijks tegen kan houden dat tegen het einde van het jaar toernooien worden toegevoegd om spelers een extra/laatste kans te bieden punten te verdienen en op te schuiven. Niemand kan bezwaar hebben tegen het bieden van kansen, maar wel tegen de wijze waarop je aan je punten kan komen.
Opzet 2
In opzet 2 heeft de uiteindelijke titelstrijd twee verschillende formats die om en om worden toegepast, namelijk een WK-match en een WK-toernooi. In de jaren van de Olympische Zomerspelen (2024, 2028, 2032 et cetera) is er een WK-match. In de jaren van de Olympische Winterspelen (2026, 2030, 2034 et cetera) is er een WK-toernooi. Iets soortgelijks is eerder geopperd door een van de vaste Schaaksite-bijdragers in de discussie, volgens mij Eric César van ’t Hof, die het kende uit de damwereld. Altijd lastig om namen te noemen als je niet geheel zeker van je zaak bent, dus op voorhand mijn excuses als ik me hier in de persoon heb vergist.
De cyclus die afsluit met een match tussen titelhouder en uitdager is vrijwel gelijk aan wat hierboven in opzet 1 is beschreven. In het kandidatentoernooi zit één verschil, waar ik later op terug kom.
In de WK-cyclus die eindigt met een toernooi om de WK-titel heb ik een dubbelrondige achtkamp op het oog, die zowel het kandidatentoernooi als de WK-match vervangt. In dit titeltoernooi zijn de wereldkampioen en de runner-up uit de WK-match van de vorige cyclus als eerste gekwalificeerd. Dan zijn er nog zes plekken te vergeven, en niet zeven, zoals bij het kandidatentoernooi in opzet 1. Dat plekje minder gaat ten koste van de Grand Prix, waar niet de top 4, maar de top 3 zich kwalificeert.
De winnaar van dit toernooi is dus de (al dan niet nieuwe) wereldkampioen. Die heeft zich daarmee meteen geplaatst voor de WK-match van de volgende cyclus en ziet via de kwalificaties en het kandidatentoernooi zijn uitdager tegemoet. Er is nu echter geen runner-up uit een WK-match, het verschil met opzet 1. In plaats van daarvan wordt de nummer twee uit het WK-toernooi de eerste die voor het kandidatentoernooi is geplaatst. Daarbij voegen zich dan weer twee spelers uit de World Cup, vier spelers uit de Grand Prix en één speler uit de Grand Swiss.
There you have it! Een WK-cyclus waarbij de kwalificatie voor een kandidatentoernooi of voor een WK-toernooi zich beperkt tot drie door de FIDE zelf georganiseerde events, elk met hun eigen format: een knock out toernooi (World Cup), een round robin toernooi (Grand Prix) en een open toernooi (Grand Swiss). Ongetwijfeld valt ook hier wel het een en ander over te mopperen. Ikzelf zou nog wel een verfijning willen in het WK-toernooi, waarvoor zowel de winnaar (wereldkampioen) als de verliezer (runner up) van de voorafgaande WK-match zich op voorhand kwalificeren. Voor beide hetzelfde privilege, waardoor de kampioen wel wat mager bedeeld lijkt. Ook in het WK-toernooi is de nummer twee wat rijkelijk bedeeld met een rechtstreekse kwalificatie voor het kandidatentoernooi in de volgende cyclus.
Het zij zo. Het voornaamste doel was dat de wijze van kwalificeren vast ligt, zonder achterdeuren die op elk gewenst en ongewenst moment open waaien.
Het klopt dat ik het systeem uit de damwereld hier wel eens heb geopperd. De dammers hebben zelfs jaarlijks een WK, afwisselend dus als tweekamp of toernooi. Alleen de echte grote kampioenen lukt het om meerdere jaren achtereen wereldkampioen te blijven, waarbij ze dus ieder jaar een WK-match of een WK-toernooi moeten winnen. Dat aspect spreekt mij aan.
Een schaakwereldkampioen heeft het relatief eenvoudiger als hij eenmaal de hoogste troon heeft bereikt. Hij kan daar rustig afwachten hoe de kandidaten elkaar afmatten. En hij hoeft dan slechts niet te verliezen van de winnaar van het kandidatentoernooi. Het was Carlsen die zich juist beklaagde over dit systeem, omdat hij als regerend wereldkampioen niet mee mocht doen aan een voor hem interessant toernooi, namelijk het kandidatentoernooi!
Dank voor uw reactie. Een jaarlijks WK zou nog mooier zijn, maar dan moeten we wel iets comprimeren in de structuur. Ik zat te denken aan een WK-match in de even jaren en een WK-toernooi in de oneven jaren, waarbij de match wordt gespeeld tussen de winnaar (en dus titelhouder) en de nummer twee (runner-up) van het toernooi van het jaar ervoor. Het is ook niet gek om beide al een plek te geven in het toernooi dat daar weer op volgt. Daar komen dan nog zes spelers bij.
In beide formats heb je geen kandidatentoernooi meer nodig, maar je moet wel ergens in de kalender de drie kwalificatiemogelijkheden weten te plaatsen. Alles in het oneven jaar en dan in november het toernooi wordt wel erg druk. Misschien zou een Grand Prix cyclus in Q2 van het even jaar (daarvoor!) kunnen, omdat beide combattanten van de match die gerust kunnen skippen. De Olympiade kan dan in Q3 (juli/augustus) en de WK-match in november. Het oneven jaar erop in Q2 de World Cup, in Q3 de Grand Swiss en in november het WK-toernooi!