Recensie: The English Opening – Jerzy Konikowski & Uwe Bekemann
Zoals u ongetwijfeld weet, heeft Schaaksite een aparte boekenrubriek waarbij we ernaar streven om elke vrijdag(ochtend) een recensie te plaatsen van een (actueel) boek dat de recensent grotendeels zelf mag uitzoeken. We onderhouden contacten met diverse uitgeverijen in binnen- en buitenland. De helaas al overleden schaakjournalist, Johan Hut, heeft deze rubriek opgestart en na een paar jaar heeft hij de coördinatie aan mij overgedragen. In de loop van de tijd hebben de nodige recensenten zich aan deze rubriek gecommitteerd om na verloop van tijd weer af te haken. In de levens van mensen verandert er natuurlijk wel eens wat. Op het moment van schrijven beschikken we over negen recensenten, waardoor elke reviewer in principe eens in de negen weken aan de beurt is, dat wij volgens een schema laten verlopen. Elke auteur wordt geacht zelf zijn/haar artikel zelfstandig op Schaaksite (dat met WordPress werkt) te plaatsen. De benodigde informatie hiervoor treft u aan onder onze gebruikershandleiding. Mocht u belangstelling hebben om aan te haken in ons recensentenkorps, kunt u een mail sturen naar ons redactieadres waarin u ons één of meerdere voorbeeld en toont van boekbespreking die u al eens geschreven heeft. Tijdens de zomer en de Kerstdagen lassen we een pauze in. Nu net na de zomer ben ik als coördinator van deze rubriek degene die aftrapt met een onlangs verschenen boek.
Op mijn bureau liggen al een tijdje lang een paar boeken te wachten om besproken te worden. Hoewel ik aan het begin van deze zomer officieel met pensioen ben gegaan, zou je denken dat ik genoeg tijd zou hebben om eens lekker te grasduinen in al die mooie schaakboeken. Niets is minder waar. Van het verhaal dat pensionado’s in een gat vallen, heb ik nog weinig gemerkt, het lijkt erop dat het drukker is dan ooit, hetgeen natuurlijk ook niet waar is… Heel toevallig is het boek dat ik hieronder wil bespreken precies op mijn verjaardag (de dag dat mijn pensioen inging) verstuurd, dus dan schreeuwt het erom te worden besproken. In de serie “Openings” van uitgeverij JBV Chess Books is GM Karsten Müller, die ook veel voor deze uitgeverij schrijft, er verantwoordelijk voor om dit boek – met zijn complimenten – mijn kant op te laten komen!
De auteurs: Jerzy Konikowski en Uwe Bekemann
Voordat ik inhoudelijk inga op dit boek, leek me goed om even te weten wie de auteurs zijn. Het zijn allebei heren op leeftijd (zoals ikzelf 😉) die schaken als hun passie hebben. Konikowski is een Pools/Duitse FM en komt nog op de Fide-ratinglijst voor. Van Bekemann heb ik weinig kunnen vinden, dan wel dat hij een correspondentiespeler is en – voor zover dat klopt – daarin de titel van internationaal meester (CCM=Correspondence Chess Master) heeft behaald.
Inhoud
Het boek behandelt in twee grote gedeelten de belangrijkste mogelijkheden na 1.c4 e5 (zie diagram 1) en de meest voorkomende varianten na 1.c4 Pf6 (zie diagram 2). De auteurs schrijven in hun voorwoord dat ze van plan waren de Engelse opening in zijn geheel in één boek te coveren, maar nadat zij waren begonnen met 1.c4 c5 (de symmetrische varianten) zagen ze al snel in dat er minimaal twee boeken nodig waren om de essentiële varianten en ideeën voor het voetlicht te brengen. Die varianten zijn dus in Volume 1 opgenomen. De bedenkingen die ik doorgaans ook heb bij openingsboeken, worden gedeeld door deze twee auteurs. De gemiddelde clubschaker kan al snel overdonderd worden door de hoeveelheid varianten, maar Konikowski en Bekemann gaan verder met hun motto: ‘read – understand – play’. Ofwel: ‘lees – begrijp – speel’, hetgeen vooral bedoeld is voor de minder ervaren schaker, zoals zij er zelf bij zeggen. Het boek is overigens vanuit het perspectief voor zowel de witspeler als voor de zwartspeler opgezet.
Diagram 1
Diagram 2
Beide gedeelten in de boek worden ingeleid met een introductie waarin de auteurs in een kort tijdbestek uit de doeken doen welke varianten zij gaan behandelen. Ik tel 18 pagina’s voor de introductie van 1.c4 e5 waar gekozen is voor een onderverdeling op diverse niveaus. Ik zie geen verwijzing naar de pagina’s waar de diverse varianten behandeld worden, maar die kunnen eenvoudig opgezocht worden in de inhoudspagina. Het valt me op dat er bij vrijwel elke zet aardig wat verbale uitleg wordt gegeven en dat klinkt mij (met mijn eigen opening serie “Begrijp wat je doet”) als muziek in de oren. Als ik variant naspeel en lees wat er staat, denk ik dat elke minder geoefende schaker een beeld krijgt van de problematiek binnen de diverse systemen. De auteurs waken er ook voor om doublures te vermijden. Juist in de Engelse opening zijn er veel zetverwisselingen die leiden tot stellingen die in andere varianten behandeld worden, of zelfs andere openingen, zoals het Konings-Indisch. Niet zelden zal een zwartspeler zich van die opening bedienen als hij dat ook tegen 1.d4 op zijn repertoire heeft staan.
Binnen het Engels is het zelfs mogelijk om na 1.c4 e5 2.Pc3 Pc6 3.g3
Diagram 3
verder te gaan met een keer …f7-f5 om dan het paard achter de f-pion te ontwikkelen. In het Konings-Indisch zien we dat zwart eerst …Pg8-f6 speelt, en dan bijvoorbeeld later …Pf6-e8, gevolgd door …f7-f5 waarna het paard meestal weer terug moet naar f6. Het scheelt dus twee zetten als hij dus eerst zijn f-pion naar voren kan spelen en daar leent de Engelse opening zich soms voor. Het viel mij overigens niet helemaal mee om deze opzet in het boek terug te vinden – ook al omdat zwart ervoor kan kiezen eerst nuttige zetten zoals …g7-g6, …Lf8-g7 enzovoort te spelen, alvorens hij met de f-pion naar voren gaat. Dat is enerzijds ook één van de moeilijkheden op deze opening onder de knie te krijgen, anderzijds ook het mooie ervan vanwege de flexibiliteit die beide spelers hebben.
Diagram 4

Vlastimil Hort (foto Frans Peeters)
Omdat ik hiernaar op zoek was, kwam ik een kleine “typo” tegen. Op p. 31 staat er achter B) de zet 43…g6. Dat leek me voor een openingsboek nogal een hoog zetnummer, hier zal ongetwijfeld 3…g6 bedoeld zijn 😊.
Wat heel goed gedaan is, is dat aan het eind van elk hoofdstuk dat een variant behandelt een samenvatting is gemaakt van de meest essentiële ideeën. Het grote uitroepteken voor het grijze kadertje zorgt ervoor dat de lezer deze conclusies niet kán missen!
Omdat ik in de jaren ’80 een tijdlang 1.c4 heb gespeeld en ik er een voorkeur voor had om het Siciliaans in de voorhand te spelen (en dan niet met g2-g3 maar met e2-e3) was ik benieuwd hoe de stand van zaken in de theorie er anno 2025 voorstaat.
Dat was dus na de zetten 1.c4 e5 2.Pc3 Pf6 3.Pf3 Pc6 4.e3 (zie diagram 5)
Diagram 5
Het was eind jaren ’70 dat ik begon dit systeem te spelen en het leidde er zelfs toe dat ik als complete outsider een zeer sterke grootmeester (wie kent Vlastimil Hort niet?) op remise wist te houden. Daar heb ik een licht anekdotisch verhaal over geschreven: Een eerste wapenfeit.
Met dit resultaat op zak, wist ik me – opnieuw als outsider – onverwachts te kwalificeren voor het Nederlands Kampioenschap in Leeuwarden. Zat ik daar ineens in een 14-kamp tegen de top van Nederland (waaronder Jan Timman, Jan Hein Donner, Europees Kampioen John van der Wiel) te spelen. Gewapend met mijn remise tegen Hort, speelde ik het systeem vol vertrouwen tegen Jan Timman, die in deze tijd al op weg was om de nummer twee van de wereld te worden. Hij maakte helaas gehakt van mijn speelwijze. Ook daarover schreef ik dit schaakverhaal: Paarden met het hoofd naar achter.
Een zet die in die tijd twee uitroeptekens kreeg is de verbluffende zet 7.Dc2-f5!! (van Keene, voor zover ik me dat kan herinneren – zie diagram 5) die ik destijds meermalen op het bord heb gekregen.
Diagram 6
Ooit was in de gelegenheid om hiermee in een competitiepartij – in eendrachtige samenwerking met mijn sympathieke tegenstander – een prachtig kunstwerk mee te produceren. Want zegt u zelf: onderstaand diagram is esthetisch gezien tot fantastisch om dat op het bord te hebben? Hoe dat ging kunt u lezen in Afscheid van pure schoonheid.
Diagram 7 (Partijstelling uit Grooten – Nobbe, Oss 1979)
Dan nog even naar het tweede gedeelte van het boek waarin ik mijn aandacht meteen richtte op een variant die ook momenteel in de belangstelling van topspelers staat: 1.c4 Pf6 2.Pc3 e6 3.e4.
Diagram 8
Zwart heeft hier 3…c5 en 3…d5 (het Flohr/Mikenas systeem) als meest gespeelde voortzettingen tot zijn beschikking. In het eerste geval is wit min of meer gedwongen om een pion te offeren en daarvoor krijgt hij het loperpaar na: 4.e5 Pg8 5.Pf3 Pc6 6.d4 cxd4 7.Pxd4 Pxe5 8.Pbd5 a6 9.Pd6+ Lxd6 10.Dxd6. De auteurs geven verder als hoofdvariant: 10…f6 11.Le3
Diagram 9
11… Pe7 12.Lb6 Pf5 13.Lxd8 Pxd6 14.Lc7 Ke7! 15.c5 Pe8 16.Lb6 d5 17.cxd6+ Pxd6 met gelijke kansen.
Diagram 10
In het tweede geval wordt na 4.e5 het beste antwoord van zwart met 4…d4! uitvoerig besproken.
Diagram 11
Conclusies
Dit tweede deel in de serie Openings heeft een aardige opzet, speciaal bedoeld voor (gevorderde) clubschakers waarbij de hoeveelheid varianten niet zo overheersend is als in de meeste openingsboeken. Er is bewust gekozen om elke zet die tot de mainstream theorie behoort van uitleg te voorzien zodat de naspelende lezer op weg wordt geholpen om de stelling te begrijpen. Het motto (‘lees – begrijp – speel’) is niet voor niets zo gekozen. Elke variant is voorzien van een korte samenvatting waarin de belangrijkste punten naar voren worden gebracht. Ik denk dat ook toernooitijgers wat aan dit boek zullen hebben, maar zij zullen zich wellicht verder moeten wapenen met updates in hun database en de hulp van engines mogen inroepen om elk oordeel nog eens keer te bekijken. Vooralsnog denk ik dat de auteurs zich op beide gebieden al heel bekwaam hebben onderscheiden. Een aanrader!
- Auteurs: Jerzy Konikowski & Uwe Bekemann
- Publicatie: 2025
- Aantal pagina’s: 190
- Uitgever: Joachim Beyer Verlag (JBV Chess Books)
- ISBN: 979-3-95920-947-2
- Sample pages
- Prijs: € 25,95
- Bestellen
Voorlopig moet ik mij beperken tot de.wikipedia.org/wiki/Uwe_Bekemann
Ik wil eigenlijk heel veel meer kwijt.
Over de 6de zet van Wit in 365chess.com/game.php?gid=337771 staat in Königsgambit… …richtig gespielt van 2012 en 2022 door dezelfde twee veelschrijvers dat Wit zonder risico op voordeel kan spelen!